(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
In haar verslag van 16 november 2004 stelt de parlementaire onderzoekscommissie met het oog op het vaststellen van de precieze omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele betrokkenheid daarbij van Belgische politici dat « belangrijke officiële archieven, waaronder dat van het staatshoofd, dreigen verloren te gaan indien er niet wordt ingegrepen. Tevens laten de huidige middelen zowel op technisch vlak als op het gebied van personeelsbezetting niet toe om een archief, die naam waardig, bij te houden ».
De commissie stelde in haar aanbevelingen aan de regering voor :
alle nodige initiatieven te ontwikkelen om de archieven van de verschillende federale Rijksinstanties, en inzonderheid die van het staatshoofd, via een passende toewijzing van personele en financiële middelen, op te sporen, te inventariseren, te structureren en veilig te stellen;
de wettelijke verplichtingen terzake te evalueren en zo nodig aan te passen ten einde uitvoering te geven aan het streven om het archiefpatrimoniun van de Staat te bewaren;
de regels inzake toegang tot documenten die onder de overheid vallen te herdefiniëren.
Wat werd door de federale regering intussen ondernomen om aan deze aanbevelingen tegemoet te komen ? Welke maatregelen zal de geachte minister nemen om deze aanbevelingen in beleidsdaden om te zetten ?
Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op zijn vraag te vinden.
De vaststellingen van de parlementaire onderzoekscommissie inzake de bewaring en toegankelijkheid van hedendaagse archieven zijn het gevolg van bepaalde beschikkingen in de archiefwet van 24 juni 1955. Deze bepaalt immers dat de in de wet opgesomde openbare overheden pas na 100 jaar verplicht zijn om hun archieven aan het Rijksarchief over te dragen. Het eveneens in de wet opgenomen verbod om overheidsarchieven te vernietigen zonder uitdrukkelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris blijft, bij gebrek aan controlemiddelen en sancties, vaak noodgedwongen dode letter.
Bovendien blijven twee belangrijke actoren, met name het staatshoofd en zijn ministers, buiten de actieradius van voornoemde wet. In de huidige wettelijke context heeft het Rijksarchief dus geen enkele bevoegdheid ten aanzien van de archieven gevormd door het staatshoofd. Het Rijksarchief staat eveneens bijzonder zwak om bewaring van de zogenaamde kabinetsarchieven van federale ministers af te dwingen.
Hoewel de archieven van het staatshoofd en van de federale ministers in feite als particuliere archieven worden beschouwd, vormen ze niettemin een voorwerp van voortdurende zorg vanwege het Rijksarchief. De archieven van het staatshoofd worden bewaard in het Archief van het Koninklijke Paleis, een afdeling van het Algemeen Rijksarchief, die wordt beheerd door een afdelingshoofd. Archieven van ministers en andere toonaangevende staatslui worden bewaard op het Algemeen Rijksarchief en in de Rijksarchieven in de provinciën. Bij het einde van elke legislatuur doet het Rijksarchief grote inspanningen om deze kabinetsarchieven naar zijn bewaarplaatsen te laten overbrengen. In het verleden werden deze pogingen niet altijd met succes bekroond. Bepaalde ministers gaven er de voorkeur aan om de archieven van hun kabinet in bewaring te geven bij particuliere documentatie- en archiefcentra. Een aantal ging, bij gebrek aan wettelijke beschermingsmiddelen, zelfs reddeloos verloren.
Ik heb de intentie om een sluitende structurele oplossing te bieden voor de problemen die door de parlementaire onderzoekscommissie werden gesignaleerd. Een nieuw ontwerp van federale archiefwet dat eerlang aan de Kamer zal worden voorgelegd moet voorkomen dat in de toekomst nog archieven die voor de geschiedenis van het land essentiële informatie bevatten, verloren gaan of ontoegankelijk blijven. In het ontwerp van archiefwet dienen volgende kernproblemen te worden geregeld : de uitbreiding van de onder de wet vallende overheidsorganen, de ingrijpende verkorting van de overdrachtstermijn van honderd naar dertig of twintig jaar, en zelfs korter voor digitale bestanden, en de vergaande versoepeling van de toegang tot overheidsarchieven.
De opgesomde wettelijke beschikkingen moeten een stevige waarborg vormen voor de blijvende bewaring van dit onderdeel van het historisch erfgoed. Zij moeten echter worden ondersteund door het nieuwe personeelsbeleid dat eerlang in de federale wetenschappelijke instellingen operationeel zal worden. De grotere autonomie van de instellingen inzake personeelsbeheer moet er borg voor staan dat in de toekomst meer gespecialiseerd personeel kan worden ingezet voor prospectie, acquisitie, ontsluiting, beschikbaarstelling en wetenschappelijke exploitatie van de meest recente archieven.
Ook via technologische middelen zal getracht worden belangrijke archieven beter bereikbaar te maken voor onderzoek. Het project om grote historische bronnenreeksen te digitaliseren moet daar in hoge mate toe bijdragen. Zoals u weet heeft de Ministerraad van 30 april 2004 voor het digitaliseringsplan van het federaal patrimonium de toewijzing goedgekeurd, gedurende een periode van tien jaar en vanaf 2005, van 4,3 miljoen euro per jaar binnen de begroting van het federaal wetenschapsbeleid (project informatiemaatschappij) en van 3,05 miljoen euro per jaar in de schoot van de federale wetenschappelijke instellingen.
Door een betere wettelijke omkadering, door de verbetering van de personeelsbezetting in de afdelingen die hedendaagse archieven beheren en door de massale digitalisering zal het Rijksarchief beter kunnen beantwoorden aan de exponentieel stijgende vraag naar informatie vanwege wetenschappelijk onderzoekers, overheden en burgers.