3-386/3

3-386/3

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

26 MEI 2004


Wetsvoorstel betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen voor hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein


AMENDEMENTEN


Nr. 4 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1º Minister : de minister die bevoegd is voor middenstand;

2º Rijksinstituut : het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;

3º Hoge Raad : de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen;

4º werken : infrastructuurwerken uitgevoerd op het openbaar domein;

5º bouwheer : een overheid, een publiekrechterlijke rechtspersoon of een nutsbedrijf dat de opdracht tot de werken heeft gegeven;

6º onderneming : de onderneming die voldoet aan de definitie van een KMO zoals bepaald in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;

7º zelfstandige : de zelfstandigen en de helpers in de zin van het koninklijk besluit nr. 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen die werkzaam zijn in de onderneming en door de hinder ten gevolge van werken inkomens derven;

8º hinder : de toestand als gevolg van de werken die de toegang tot de inrichting van de onderneming waarin de zelfstandige werkzaam is belemmert, verhindert of ernstig bemoeilijkt;

9º vaste kosten : de Koning bepaalt de posten uit klasse 6 in bijlage 1, artikel 1, hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel, zoals gewijzigd bij artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 november 1987, bij artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 december 1991 en bij artikel 8, § 3, van het koninklijk besluit van 3 december 1993, en bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996, die als vaste kosten moeten worden aanzien. »

Verantwoording

Middelgrote ondernemingen kunnen op dezelfde manier worden benadeeld als micro-ondernemingen bedoeld in artikel 1, punt 5, van de bijlage bij de aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen. Werken kunnen eveneens tot ernstige financiële problemen en eventueel tot het faillissement van deze onderneming leiden.

Nr. 5 VAN DE HEER RAMOUDT

(Subsidiair amendement op amendement nr. 2)

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ § 1. De bouwheer brengt het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de werken plaatsvinden per aangetekend schrijven op de hoogte van de werken. Het college van burgemeester en schepenen oordeelt over het hinderlijk karakter van deze werken en brengt de bouwheer binnen de 5 werkdagen op de hoogte van haar beslissing. Bij het uitblijven van deze beslissing worden de werken geacht hinder te veroorzaken.

In voorkomend geval attesteert het college van burgemeester en schepenen dat er redenen zijn om de inrichting van de onderneming gedurende de periode of een gedeelte van de periode van de hinder te sluiten.

Hierop brengt de bouwheer, ten laatste één maand voor de aanvang van de werken, de verantwoordelijke van de onderneming, per aangetekend schrijven op de hoogte van de werken. De bouwheer voegt hierbij een attest ­ in tweevoud ­ met de vermelding van de aanvangsdatum, de vermoedelijke duur van de werken en de bevestiging dat de werken al dan niet hinder zullen veroorzaken die recht geeft op een vergoeding.

Indien de bouwheer de gemeentelijke overheid is brengt het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de werken plaatsvinden, na het nemen van de gunningbeslissing en de beoordeling met betrekking tot het al dan niet hinderlijk karakter van de werken, ten laatste één maand voor de aanvang van de werken, de verantwoordelijke van de onderneming, per aangetekend schrijven op de hoogte van de werken. De bouwheer voegt hierbij een attest ­ in tweevoud ­ met de vermelding van de aanvangsdatum, de vermoedelijke duur van de werken en de bevestiging dat de werken al dan niet hinder zullen veroorzaken die recht geeft op een vergoeding.

In voorkomend geval attesteert het college van burgemeester en schepenen dat er redenen zijn om de inrichting van de onderneming gedurende de periode of een gedeelte van de periode van de hinder te sluiten.

De bouwheer brengt tevens de verantwoordelijke van de onderneming op de hoogte van de mogelijkheid om een vergoeding te bekomen voor de in de inrichting van de onderneming werkzame zelfstandigen.

§ 2. Tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen met betrekking tot het al dan niet hinderlijk karakter van de werken, kan volgens door de Koning bepaalde regels, binnen een maand, beroep worden ingesteld bij de minister.

Indien de minister geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden, wordt het beroep geacht gegrond te zijn en wordt de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van rechtswege vernietigd.

§ 3. De werken kunnen slechts aanvatten één maand nadat verantwoordelijke van elke onderneming die hinder zou kunnen ondervinden op de hoogte werd gebracht, behoudens in geval van overmacht of gegronde reden. »

Verantwoording

Zelfstandigen moeten binnen een aanvaardbare termijn op de hoogte worden gebracht van de op til staande werken teneinde gepaste, schadebeperkende maatregelen te kunnen nemen. Winkeliers moeten de gelegenheid hebben om onder meer de klanten te verwittigen, de verkoop op een andere manier of andere plaats te organiseren, ...

Het wetsvoorstel legt de bevoegdheid, om de betrokken verantwoordelijken van de onderneming op de hoogte te stellen, bij de aannemers. Gezien het feit dat aannemers de « uitvoerders » van de werken in kwestie zijn, en zij dus niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor eventuele wijzigingen in het werkschema opgelegd door de verantwoordelijken, is het opportuun de meldingsplicht bij de bouwheer van de werken te leggen. De aannemer is inderdaad het best geplaatst te bepalen wanneer de werken kunnen aanvangen, dit echter enkel met betrekking tot de technische kant van de zaak. De administratieve, juridische, ... aangelegenheden zijn echter een zaak van de bouwheer. De aankondiging van de effectieve aanvangsdatum van de werken dient bijgevolg de bevoegdheid van de bouwheer te zijn.

Het college van burgemeester en schepenen oordeelt over het hinderlijk karakter van werken. Daar met betrekking tot het gunnen van overheidsopdrachten de beslissingsbevoegdheid bij het college van burgemeester en schepenen ligt is de procedure, wanneer de bouwheer de gemeentelijke overheid is, logischerwijs een stap korter.

Het attest moet de aanvangsdatum van de werken preciseren, de vermoedelijke duur evenals de bevestiging dat de werken al dan niet hinder zullen veroorzaken die recht geeft op een vergoeding. Het attest moet in tweevoud worden verzonden. Één exemplaar dient als bewijsstuk voor de zelfstandige in kwestie; het tweede exemplaar dient de zelfstandige over te maken aan de RSVZ teneinde een vergoeding te bekomen.

De zelfstandige ondernemer beschikt over een beroepsmogelijkheid bij de betrokken minister teneinde de weigering aan een toezicht te onderwerpen.

Nr. 6 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 5

Paragraaf 1 doen vervallen.

Verantwoording

Zelfstandigen in bijberoep kunnen in dezelfde mate worden getroffen. Hun inkomen kan door de werken eveneens in ruime mate worden gehypothekeerd.

Nr. 7 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 7

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 7. ­ § 1. Voor het bekomen van een voorlopige vergoeding dient de zelfstandige een aanvraag in bij de RSVZ aan de hand van een formulier waarvan het model door de Koning wordt opgesteld. Het document maakt melding van de vaste kosten gemaakt tijdens het boekjaar voorafgaand aan de hinder.

§ 2. De zelfstandige voegt bij de aanvraag één exemplaar van het attest verstrekt door de bouwheer waarin wordt bevestigd dat er werken plaatsvinden, plaatsvonden of zullen plaatsvinden die hinder veroorzaken.

§ 3. De zelfstandige dient het aanvraagformulier in voor, tijdens of na de werken, maar in elk geval voor het einde van het fiscaal jaar tijdens welke de inrichting van de onderneming hinder ondervindt. »

Verantwoording

De procedure teneinde een compensatievergoeding te bekomen moet eenvoudig en duidelijk zijn. Bovendien moet elke vorm van misbruik worden vermeden. De vaste kosten, als basis voor de vergoeding, laten via de officiële boekhouding, een onmiddellijke en objectieve controle toe. De vergoeding kan op die manier worden uitbetaald zonder een lange, gerechtelijke noch administratieve procedure. Ook de eindafrekening kan relatief snel worden afgerond.

De zelfstandige maakt één exemplaar van het document ­ afgeleverd door de bouwheer ­ dat de aanvangsdatum, de vermoedelijke duur evenals de bevestiging van het hinderlijk karakter van de werken attesteert over aan het Rijksinstituut. Het RSVZ beschikt over alle controlemogelijkheden teneinde de correctheid van het attest na te gaan.

Nr. 8 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 9

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 9. ­ § 1. Het Compensatiefonds keert na het bekomen van de toestemming van het RSVZ aan de zelfstandigen op maandelijkse basis een vergoeding uit die overeenkomt met een door de Koning, na het advies van de Hoge Raad, bepaald percentage van de gemiddelde dagelijkse vaste kost verbonden aan de uitoefening van de zelfstandige activiteit.

Indien de oprichtingsdatum van de onderneming valt binnen het vorige boekjaar dan wordt hem een bedrag toegekend dat gelijk is aan het minimum in het stelsel van de werkloosheid voor werknemers in dezelfde sociale situatie.

§ 2. De eerste uitkering gebeurt voor de 10e van de maand volgend op die tijdens welke het RSVZ de toestemming verleent.

Werd de aanvraag ingediend voor de aanvang van de werken, dan gebeurt de eerste uitkering voor de 10e van de maand volgend op de maand tijdens dewelke de werken hinder veroorzaken.

§ 3. Deze voorlopige inkomenscompensatievergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de maand waarin deze wet van kracht wordt. »

Verantwoording

De vaste kosten als basis voor de vergoeding aan zelfstandigen die hinder ondervinden ten gevolge van werken op het openbaar domein, laat een snelle afhandeling van de procedure toe. Het gebruik van de vaste kosten laat een directe controle, via de boekhouding, toe en maakt op die manier een directe en eenvoudige afhandeling van een dossier mogelijk.

Aan zelfstandigen van beginnende ondernemingen die bijgevolg de geboekte vaste kosten van het vergelijkingsjaar, zijnde het voorgaande boekjaar, niet kunnen voorleggen, wordt een bedrag toegekend dat gelijk is aan het minimum in het stelsel van de werkloosheid voor werknemers in dezelfde sociale situatie. Dit om enige parallel te trekken tussen de verschillende statuten van alle bevolkingsgroepen in onze samenleving.

Nr. 9 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 10

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 10. ­ Binnen de vijf werkdagen nadat de hinder is geëindigd brengt de zelfstandige de RSVZ hiervan per aangetekend schrijven op de hoogte, op straffe van terugstorting van het totaal van de toegekende vergoeding, verhoogd met de wettelijke interest en onverminderd de straffen door de Koning bepaald.

De verklaring wordt opgesteld aan de hand van een formulier waarvan het model door de Koning wordt opgesteld. »

Verantwoording

Om bewijsproblemen te vermijden dient het RSVZ op de hoogte te worden gesteld van het einde van de werken door middel van een aangetekend schrijven. De sanctie verbonden aan de niet-naleving van deze bepaling maakt de bevestiging van het einde van de werken door het college van burgemeester en schepenen overbodig.

Nr. 10 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 11

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 11. ­ § 1. Voor het bepalen van het bedrag van de definitieve vergoeding wordt het verschil berekend tussen de gemiddelde dagelijkse vaste kost verbonden aan de uitoefening van zelfstandige activiteit van het boekjaar dat het jaar waarin de hinder plaatsvond voorafgaat en de gemiddelde dagelijkse vaste kost verbonden aan de uitoefening van zelfstandige activiteit van het boekjaar waarin de hinder plaatsvond.

§ 2. De gemiddelde dagelijkse vaste kost verbonden aan de uitoefening van zelfstandige activiteit wordt berekend als volgt :

1º De vaste kosten geboekt tijdens het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de hinder plaatsvond worden gedeeld door het aantal werkdagen per jaar zoals bepaald door de Koning na advies van de Hoge Raad;

2º De vaste kosten geboekt tijdens het boekjaar waarin de hinder plaatsvond worden gedeeld door het in punt 1º bepaalde getal;

3º Het onder 2º verkregen bedrag wordt in mindering gebracht van het door toepassing van de bewerking vermeld onder 1º verkregen bedrag.

§ 3. Het totale bedrag van de vergoeding wordt bepaald als volgt :

1º Het bedrag berekend overeenkomstig § 2, 3º, kan door de Koning na advies van de Hoge Raad worden begrensd;

2º Het bedrag berekend overeenkomstig § 2, 3º, desgevallend begrensd zoals vermeld in het 1º, kan worden vermenigvuldigd met een door de Koning, na advies van de Hoge Raad, vastgesteld percentage dat kan variëren volgens de gezinstoestand van de zelfstandige;

3º Het bedrag berekend overeenkomstig § 2, 3º, desgevallend begrensd zoals vermeld in het 1º vermenigvuldigd met het in het 2º vermelde percentage, wordt vermenigvuldigd met het aantal werkdagen gedurende dewelke hinder plaatsvond.

§ 4. In alle gevallen mogen de berekeningswijzen er niet toe leiden dat de zelfstandige een minder gunstige regeling zou genieten dan tijdelijk werkloze werknemers. »

Verantwoording

De berekening van de definitieve inkomensvergoeding geschiedt door de vergelijking van de gemiddelde dagelijkse vaste kost geboekt tijdens het boekjaar voorafgaand aan de hinder en de gemiddelde dagelijkse vaste kost geboekt gedurende het jaar tijdens dewelke de hinder plaatshad.

De uitkering wordt begrensd door de Koning na advies van de Hoge Raad. Om enige parallel en het model van de tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen in het werknemersstelsel te behouden, wordt de maximumvergoeding voor gezinshoofden en alleenstaanden vastgelegd op 41,9 euro per dag. De maximumvergoeding voor samenwonenden wordt vastgelegd op 38,68 euro per dag.

Nr. 11 VAN DE HEER RAMOUDT

Art. 12

In § 1 worden de woorden « artikel 10, § 3, 3º » vervangen door de woorden « artikel 11, § 3, 3º ».

Verantwoording

De verrekening gebeurt op basis van het bedrag verkregen in artikel 11, § 3, 3º.

Didier RAMOUDT.

Nr. 12 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 2

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Het 5º vervangen als volgt :

« 5º bouwheer : een aanbestedende overheid zoals bedoeld in artikel 4, §§1 en 2, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; »

B) Het 9º vervangen als volgt :

« 9º hinder : de toestand als gevolg van werken die de toegang tot de inrichting van de onderneming waarin de zelfstandige werkzaam in die mate belemmert, verhindert of ernstig bemoeilijkt dat het geopend laten van de onderneming vanuit operationeel oogpunt gedurende minstens 14 kalenderdagen niet zinvol is; »

C) Het 10º vervangen als volgt :

« 10º beroepsinkomsten : de belastbare inkomsten zoals bedoeld in artikel 23, §1, 1º, 2º en 4º, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992. »

Verantwoording

A) In de wet betreffende de overheidsopdrachten wordt duidelijk geformuleerd welke rechtspersonen als « aanbestedende overheid » in het kader van openbare werken worden bedoeld. Met het oog op uniforme definiëring van begrippen in onze rechtsorde verkiezen wij ten slotte naar deze wet te verwijzen.

B) In eerste instantie zal een inkomenscompensatievergoeding slechts uitgekeerd worden aan zelfstandige kleinhandelaars die zich als gevolg van de hinder veroorzaakt door openbare werken gedwongen zien de zaak voor de duur van de hinder te sluiten.

Teneinde de leesbaarheid van de tekst van de wet te optimaliseren nemen wij dit gegeven op in de definitie van hinder. Wanneer elders in de wet de term « hinder » wordt gebruikt, omvat dit meteen het gegeven dat het hinder is die er voor zorgt dat het niet langer zinvol is om de zaak geopend te houden.

Teneinde administratieve overlast door aanvragen tot vergoeding voor hinder van beperkte duur te vermijden, wordt voorzien dat de hinder minstens 14 kalenderdagen dient aan te houden.

C) De notie beroepsinkomsten wordt in de tekst van de wet aangewend in de zin dat er geen inkomenscompensatievergoeding wordt uitgekeerd indien de betrokken zelfstandige over andere beroepsinkomsten beschikt. De inkomenscompensatievergoeding is immers bedoeld als een sociale maatregel voor de zogenaamde « kleine zelfstandige » die volledig afhankelijk is van het inkomen voortkomend uit de activiteiten van zijn onderneming die gezien de openbare werken tijdelijk dient stopgezet te worden. In het initiële voorstel ging het louter om inkomsten uit een zelfstandige activiteit. Het lijkt logisch dat een zelfstandige in bijberoep die ook als loontrekkende over een beroepsinkomen beschikt, evenmin recht heeft op de inkomenscompensatievergoeding. Hetzelfde geldt voor winsten en baten.

Nr. 13 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ Het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente op wiens grondgebied de werken zullen plaatsvinden brengt ten laatste twee weken voor de aanvang van de werken op het grondgebied de verantwoordelijke van de onderneming schriftelijk op de hoogte van werken die voor de onderneming hinder kan veroorzaken en van de mogelijkheid om bij sluiting van de onderneming als gevolg van deze hinder een inkomenscompensatievergoeding te bekomen voor alle in de inrichting van de onderneming werkzame zelfstandigen.

De werken kunnen slechts aanvatten twee weken nadat de verantwoordelijke van elke onderneming die hinder zou kunnen ondervinden op de hoogte werd gebracht, behoudens in geval van overmacht of gegronde reden. »

Verantwoording

Een termijn van twee weken is billijker en biedt de kleinhandelaar meer ruimte om voorzorgen te nemen.

Ook lijkt het ten slotte meer aangewezen om deze taak aan de gemeentebesturen in plaats van aan de aannemers toe te vertrouwen.

Nr. 14 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 5

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) In § 1 tussen het woord « inkomenscompensatievergoeding » en de woorden « voor zover hij », de woorden « gedurende de periode van de hinder » invoegen;

B) Paragraaf 2 doen vervallen.

Verantwoording

A) Uiteraard is de zelfstandige slechts gerechtigd een inkomenscompensatievergoeding te ontvangen gedurende de periode van de hinder. Het lijkt ons aangewezen dit expliciet te vermelden;

B) In eerste instantie zal een inkomenscompensatievergoeding slechts uitgekeerd worden aan zelfstandige kleinhandelaars die zich als gevolg van de hinder veroorzaakt door openbare werken gedwongen zien de zaak voor de duur van de hinder te sluiten. In deze filosofie kan het niet dat er in een noodinrichting wordt voorzien, terwijl de zelfstandige toch een inkomenscompensatievergoeding zou ontvangen. De maatregel is in deze stand van het dossier een tegemoetkoming voor personen die zich in een uitzichtloze situatie bevinden.

Nr. 15 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 10

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) In § 1, eerste lid, tussen het woord « hiervan » en de woorden « op de hoogte », de woorden « in een verklaring » invoegen;

B) In § 1, eerste lid, tussen de woorden « onverminderd de » en het woord « straffen » de woorden « de in artikel 14 bepaalde » invoegen;

C) In fine van § 1, eerste lid, de woorden « door de Koning bepaald » vervangen door de woorden « op de overtreding van de bepalingen van deze wet gesteld »;

D) In § 1, het derde lid vervangen als volgt :

« Het Rijksinstituut kan het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente op wiens grondgebied de inrichting van de onderneming waarin hij werkzaam is gevestigd is verzoeken de verklaring te bevestigen. »;

E) In § 1, vierde lid, de woorden « het bedoelde attest uitreikt » vervangen door de woorden « zijn verklaring bevestigt. »;

F) Paragraaf 1 aanvullen met de volgende nieuwe leden, luidende :

« Tegen de weigering van het Rijksinstituut om de verklaring te bevestigen kan, volgens door de Koning bepaalde regels, binnen een maand beroep worden ingesteld bij de minister.

Indien de minister geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden, wordt de verklaring geacht te zijn bevestigd. »

Verantwoording

A) Voor de duidelijkheid van de tekst wordt het begrip « de verklaring », waarvan sprake is in het tweede lid, ook hier vermeld.

B) Strafbepalingen dienen door de wetgever te worden voorzien. Deze worden opgenomen in een nieuw artikel 14.

C) Teneinde de administratieve last voor de zelfstandige te minimaliseren is het bij twijfel over de echtheid van de verklaring aan het Rijksinstituut om een bevestiging te vragen aan het gemeentebestuur.

D) Het gaat om een bevestiging van de verklaring van de zelfstandige ten behoeve van de administratie. De administratie dient hier geen attest uit te reiken. Voor de zelfstandige te goeder trouw is het indienen van de verklaring voldoende.

E) Deze bepalingen voorzien in een beroepsprocedure voor de zelfstandige tegen de beslissingen van de administratie.

Nr. 16 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 10bis (nieuw)

Een nieuw artikel 10bis invoegen, luidende :

« Art. 10bis. ­ Vanaf de dag waarop de in artikel 7, § 1, bedoelde aanvraag bij de sociale verzekeringskas werd ingediend tot aan de dag waarop de in artikel 10, § 1, bedoelde verklaring aan het Rijksinstituut werd overgemaakt is de toegang tot de onderneming voor de klanten, alsmede de rechtstreekse verkoop aan de verbruiker en de thuisbezorging verboden. »

Verantwoording

Met het oog op het formuleren van de strafbepalingen wordt een parallel getrokken met de wetgeving op de sluitingstijden van 24 juli 1973. Het is evident dat wanneer er sprake is van hinder die ertoe leidt dat de vestiging gesloten dient te worden, er niet kan toegestaan worden dat er toch nog handel wordt gedreven.

Nr. 17 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 13

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 13. ­ § 1. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie zijn de gerechtelijke agenten bij de parketten, de federale en lokale politie alsmede de door de Koning hiertoe aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen van deze wet op te sporen en vast te stellen.

De ambtenaren maken proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift wordt binnen dertig dagen bij aangetekende brief aan de overtreder gestuurd.

§ 2. In de uitoefening van hun ambt mogen de in § 1 genoemde ambtenaren :

1º tijdens de voor de onderneming in operationele omstandigheden gangbare openings- of werkuren binnentreden in de inrichtingen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;

2º alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;

3º tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de onder punt 2 opgesomde documenten, noodzakelijk voor bewijs van een inbreuk of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen;

4º indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk, in de bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter in de politierechtbank; de bezoeken in de bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden.

§ 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 genoemde ambtenaren bijstand van de federale politie of lokale politie vorderen.

§ 4. De gemachtigde ambtenaren oefenen de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur. »

Nr. 18 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 13bis (nieuw)

Een nieuw artikel 13bis invoegen, luidende :

« Art. 13bis. ­ § 1. De overtreding van de verbodsbepalingen voorzien in deze wet worden bestraft met geldboete van 250 tot 10 000 euro.

Bij herhaling worden deze straffen gebracht op een boete van 500 tot 20 000 euro.

§ 2. De rechtbank kan bovendien de sluiting bevelen van een inrichting die in overtreding is met de verbodsbepalingen van deze wet.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in deze wet.

§ 3. De hiertoe door de minister aangestelde ambtenaren kunnen, na inzage van de processen-verbaal waarin een overtreding tegen de verbodsbepalingen van deze wet wordt vastgesteld en die opgemaakt zijn door de in artikel 13, § 1, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.

De Koning stelt de tarieven alsook de wijze van betaling en inning vast.

§ 4. Na kennisneming van de processen-verbaal opgemaakt op grond van artikel 13, § 1, kan het openbaar ministerie bevel geven beslag te leggen op de producten die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.

Wanneer zij, ingevolge de hun door artikel 13, § 1, toegekende bevoegdheden, een inbreuk vaststellen, kunnen de aangewezen ambtenaren overgaan tot het bewarend beslag op de producten die het voorwerp van de inbreuk uitmaken. Dit beslag moet, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, door het openbaar ministerie bevestigd worden binnen een termijn van acht dagen.

De persoon bij wie beslag op de producten wordt gelegd, kan als gerechtelijk bewaarder van deze producten aangesteld worden.

Het beslag wordt van rechtswege opgeheven door het vonnis dat een einde maakt aan de vervolging, zodra dit in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak of door betaling van de som bedoeld in § 3.

Het openbaar ministerie kan het beslag dat het bevolen of bevestigd heeft, opheffen als de overtreder ervan afziet de producten aan te bieden in de omstandigheden die tot vervolging aanleiding hebben gegeven; deze verzaking houdt generlei erkenning van de gegrondheid van die vervolging in. »

Verantwoording

Aangezien de regeling enigzins vergelijkbaar is met de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening wordt voor het bepalen van de controle en de straffen de parallel met deze wet doorgetrokken.

Nr. 19 VAN DE HEREN DEDECKER EN CALUWÉ

Art. 14

Dit artikel aanvullen als volgt : « maar ten laatste op 1 januari 2005. »

Verantwoording

Dit artikel moet in een uiterste datum van inwerkingtreding voorzien, zoniet zou de wet als dusdanig niet uitgevoerd kunnen worden.

Jean-Marie DEDECKER.
Ludwig CALUWÉ.

Nr. 20 VAN DE HEER COLLAS

Art. 2

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Het 2º vervangen als volgt :

« 2º Participatiefonds : de krachtens artikel 73 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen opgerichte openbare instelling; »;

B) Het 8º doen vervallen.

Verantwoording

A) Het Participatiefonds is een meer aangewezen en bestaand instrument onder de bevoegdheid van de minister van Middenstand;

B) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden.

Nr. 21 VAN DE HEER COLLAS

Art. 3

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) De paragrafen 1, 2, 3, 5 en 6 doen vervallen.

B) Paragraaf 4 vervangen als volgt :

« § 4. De inkomenscompensatievergoeding wordt in eerste orde gefinancierd door een door de Koning vastgesteld percentage geheven op de door de aanbestedende overheden ingehouden borgtochten wegens het niet-nakomen van de verplichtingen van de aannemer en voor zover noodzakelijk op enige andere door de Koning bepaalde wijze.

De Koning regelt de wijze waarop deze middelen aan het Participatiefonds ter beschikking worden gesteld. »

Verantwoording

A) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen waarin sprake is van een compensatiefonds, verwijderd te worden;

B) Aannemers zijn krachtens de Algemene Aannemingsvoorwaarden (1) in beginsel gehouden tot het plaatsen van een borgstelling (heden 5 % van de oorspronkelijke aannemingssom), hetzij door storting in speciën, via publieke fondsen of gezamenlijke waarborg, hetzij door middel van het aanbieden van een bankwaarborg aan de aanbestedende overheid. Teneinde de last voor de aannemers die zich houden aan hun contractuele verplichtingen niet te verzwaren, wordt de vergoeding in de eerste plaats gefinancierd door het afromen van de borgen die worden ingehouden wegens wanprestaties. Het zijn immers doorgaans situaties zoals de overschrijding van de voorziene duur van de werken, die de zelfstandige kleinhandelaars in grote problemen brengen. Deze regel houdt meteen een extra prikkel in voor aannemers om zich aan het opgelegde tijdschema te houden. Zou deze financieringswijze onvoldoende blijken voor het uitkeren van de inkomenscompensatievergoedingen, dan kan de Koning in andere financieringswijzen voorzien.

Nr. 22 VAN DE HEER COLLAS

Art. 6

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Dit artikel hernummeren tot artikel 7;

B) Tussen de woorden « van hinder » en de woorden « wanneer de werken tot gevolg hebben dat » de woorden « en het College van burgemeester en schepenen is gehouden de attesten af te leveren » invoegen;

C) Na de woorden « wanneer de werken tot gevolg hebben dat » de woorden « gedurende ten minste veertien kalenderdagen : » toevoegen.

Verantwoording

A) De volgorde, eerst artikel 7 oud en pas dan artikel 6 oud, is logischer in de opbouw van de wet;

B) In artikel 7 oud is er sprake van het afgeven van attesten door het gemeentebestuur die de hinder bevestigen. Als er sprake is van onweerlegbare vermoedens, dan is het logisch dat het gemeentebestuur de attesten moet afgeven. De attesten zijn immers noodzakelijk voor het behandelen van het dossier door het Participatiefonds;

C) Om enerzijds misbruik en anderzijds administratieve overlast te voorkomen wordt als voorwaarde gesteld dat de hinder minstens twee weken duurt. De inkomenscompensatievergoeding zal wel worden uitgekeerd voor alle dagen waarop er hinder bestaat, dus vanaf de eerste dag (zie verder).

Nr. 23 VAN DE HEER COLLAS

Art. 7

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Artikel 7 hernummeren tot artikel 6;

B) In § 1 het woord « voorlopige » doen vervallen;

C) In § 1 de woorden « sociale verzekeringskas » vervangen door het woord « Participatiefonds »;

D) In § 2 in de zinsnede « voor, tijdens of na », het woord « voor » doen vervallen;

E) Paragraaf 2 aanvullen met een nieuw lid, luidende :

« De aanvraag geldt voor de gehele duur van de hinder. »;

F) In § 3, eerste lid, de woorden « werken plaatsvinden, plaatsvonden of zullen plaatsvinden die hinder veroorzaken » vervangen door de woorden « sprake is van hinder »;

G) In § 3, vijfde lid, de woorden « 24 uur » vervangen door de woorden « vijf werkdagen »;

H) In § 3, zesde lid, de woorden « sociale verzekeringskas » vervangen door het woord « Participatiefonds »;

I) In § 3, zesde lid, de woorden « van het Rijksinstituut » doen vervallen;.

J) Paragraaf 4 doen vervallen en § 5 hernummeren tot § 4;

K) In § 5, die § 4 wordt, het woord « Rijksinstituut » telkens vervangen door het woord « Participatiefonds »;

L) In § 5, die § 4 wordt, het eerste lid vervangen als volgt :

« § 4. Het Participatiefonds onderzoekt het dossier en keurt de aanvraag binnen vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag en de in § 3, eerste of laatste lid bedoelde attesten goed of af. »

Verantwoording

A) De volgorde, eerst artikel 7 oud en pas dan artikel 6 oud, is logischer in de opbouw van de wet;

B) Het gaat volgens de amendementen van de heer Collas om een forfaitaire uitkering, van dezelfde omvang voor alle kleinhandelaars. De uitgekeerde bedragen zijn, voor zover aan de voorwaarden is voldaan en geen overtredingen worden vastgesteld, verworven. Er is dus geen sprake meer van een voorlopige, maar nog slechts van een definitieve vergoeding;

C) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden;

D) De aanvraag kan voor de administratieve eenvoud en de werkbaarheid van de maatregel slechts tijdens of na de hinder worden ingediend;

E) Het is mogelijk dat de hinder zich uitstrekt over twee (of meer) fiscale jaren. Met het oog op administratieve eenvoud is het voldoende dat de zelfstandige één aanvraag indient en niet één aanvraag per fiscaal jaar;

F) Gezien de definitie van hinder in artikel 2, 9º, volstaat het te verwijzen naar « hinder »;

G) Een periode van 24 uur is ongetwijfeld te kort, zeker voor kleinere gemeenten;

H) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden;

I) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar het Rijksinstituut, verwijderd te worden;

J) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden;

K) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar het Rijksinstituut, verwijderd te worden;

L) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar het Rijksinstituut, verwijderd te worden.

Nr. 24 VAN DE HEER COLLAS

Art. 8

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Er kan reeds vrijstelling van betaling van sociale bijdragen worden gevraagd. De aanvraag wordt onderzocht door de Commissie voor de vrijstelling van bijdragen (artikel 22, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen).

Nr. 25 VAN DE HEER COLLAS

Art. 9

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Artikel 9 hernummeren tot artikel 8;

B) In § 1, eerste lid, het woord « Compensatiefonds » vervangen door het woord « Participatiefonds »;

C) In hetzelfde lid de woorden « toestemming van het Rijksinstituut aan de zelfstandige op maandelijkse basis de voorlopige » vervangen door de woorden « goedkeuring, maandelijks de »;

D) In § 1 tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid invoegen, luidende :

« Voor de berekening van de inkomenscompensatievergoeding worden de dagen in acht genomen te rekenen vanaf de dag waarop, volgens de attesten bedoeld in artikel 6, § 3, eerste of laatste lid, er van hinder sprake was. »;

E) In § 1 het derde lid, dat het vierde lid wordt, doen vervallen;

F) In § 2, eerste lid, het woord « voorlopige » doen vervallen.

Verantwoording

A) Gezien de schrapping van artikel 8;

B) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen waarin sprake is van een compensatiefonds, verwijderd te worden;

C) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar het Rijksinstituut, verwijderd te worden;

D) Na het onderzoek en goedkeuring wordt een inkomenscompensatievergoeding toegekend voor al de dagen gedurende welke de onderneming hinder ondervond die leidt tot tijdelijke sluiting;

E) De aanvraag kan voor de administratieve eenvoud en de werkbaarheid van de maatregel slechts tijdens of na de hinder worden ingediend;

F) Het gaat volgens de amendementen van de heer Collas om een forfaitaire uitkering, van dezelfde omvang voor alle kleinhandelaars. De uitgekeerde bedragen zijn, voor zover aan de voorwaarden is voldaan en geen overtredingen worden vastgesteld, verworven. Er is dus geen sprake meer van een voorlopige, maar nog slechts van een definitieve vergoeding.

Nr. 26 VAN DE HEER COLLAS

Art. 10

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Artikel 10 hernummeren tot artikel 9;

B) Paragraaf 2 doen vervallen;

C) In het eerste lid de woorden « de sociale verzekeringskas » vervangen door de woorden « het Participatiefonds »;

D) In het eerste lid het woord « voorlopige » doen vervallen;

E) In het vierde lid het woord « Rijksinstituut » vervangen door het woord « Participatiefonds »;

Verantwoording

A) Gezien de schrapping van artikel 8;

B) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar het Rijksinstituut of de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden;

C) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden;

D) Het gaat volgens de amendementen van de heer Collas om een forfaitaire uitkering, van dezelfde omvang voor alle kleinhandelaars. De uitgekeerde bedragen zijn, voor zover aan de voorwaarden is voldaan en geen overtredingen worden vastgesteld, verworven. Er is dus geen sprake meer van een voorlopige, maar nog slechts van een definitieve vergoeding;

E) Aangezien zal worden gewerkt met de bestaande instelling, zijnde het Participatiefonds, dienen de bepalingen die verwijzen naar het Rijksinstituut of de sociale verzekeringskas, verwijderd te worden.

Nr. 27 VAN DE HEER COLLAS

Art. 11

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Aangezien er zal worden gewerkt met een forfaitaire vergoeding, dient er geen regeling te worden uitgewerkt voor het berekenen van een definitieve vergoeding.

Nr. 28 VAN DE HEER COLLAS

Art. 12

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 27.

Berni COLLAS.

Nr. 29 VAN DE HEER CALUWÉ

(Subamendement op amendement nr. 21 van de heer Collas)

Art. 3

De voorgestelde paragraaf 4 vervangen als volgt :

« § 4. ­ Het Participatiefonds kan de effectief uitbetaalde inkomstencompensatievergoedingen terugvorderen van de bouwheer van het werk. »

Verantwoording

De door de regering voorgestelde regeling met een heffing op de ingehouden borgtochten voldoet niet.

De borgstellingen zorgen op het terrein voor heel wat juridische conflicten tussen de aanbestedende overheden en aannemers.

Vaak betreffen de discussies rond het niet-nakomen van verplichtingen ook eerder technische specificaties die geen verband houden met de duur van de hinder voor de zelfstandigen, of is er sprake van het niet vrijgeven van borgstellingen in afwachting van de beslechting van juridische disputen.

Het bijkomend bezwaren van de borgstelling via de heffing, zal bovendien de prijzen van de borgstellingen verder verhogen en economische activiteit in deze sector bemoeilijken. Het betalingsgedrag vanwege de aanbestedende overheid is nu reeds in vele gevallen problematisch voor de betrokken aannemers.

Teneinde de verantwoordelijkheid van de bouwheer bij de coördinatie van de werken en dus het inperken van de hinder wel maximaal te laten spelen, is het aan te bevelen de compensatie ten laste van de bouwheer te laten. Deze heeft er bij dergelijk systeem alle belang bij de hinder maximaal in te perken.

Om een snelle betaling aan de zelfstandige in kwestie te garanderen, kan de vergoeding voorgefinancierd worden door het Participatiefonds. Na betaling kan het fonds de vorderingen recupereren bij de betreffende aanbestedende overheden.

Ludwig CALUWÉ.

Nr. 30 VAN DE HEER THISSEN

Art. 9

Het eerste lid van § 1 van dit artikel aanvullen als volgt :

« Die vergoeding mag niet lager zijn dan het minimumbedrag van het leefloon, berekend op maandelijkse basis, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. »

Verantwoording

De vergoeding moet ervoor zorgen dat de begunstigde ten minste het erkende minimumbedrag ontvangt om in zijn noodzakelijke bestaansmiddelen te voorzien.

Nr. 31 VAN DE HEER THISSEN

Art. 10

In § 1 van dit artikel, het eerste lid vervangen als volgt :

« Binnen vijf werkdagen nadat de hinder is geëindigd brengt de bouwheer het Participatiefonds en de zelfstandigen bedoeld in artikel 6 op de hoogte van de datum waarop de hinder is geëindigd. »

Verantwoording

Om de zaak te vereenvoudigen, is het aangewezen het informatieprobleem zo eenvoudig en zo rechtstreeks mogelijk te regelen.

René THISSEN.

Nr. 32 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 9

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Paragraaf 1, eerste lid, aanvullen als volgt :

« maar waarvan de berekeningsbasis niet lager kan zijn dan 53 euro per kalenderdag »;

B) In § 1, tweede lid, het woord « Rijksinstituut » vervangen door het woord « Participatiefonds ».

Verantwoording

A) De hoogte van de vergoeding moet vergelijkbaar zijn met het bedrag dat een werknemer die tijdelijk werkloos is geniet. Het bedrag is uiteraard een brutobedrag dat belastbaar is en waarop ­ tenzij vrijstelling is verleend ­ sociale bijdragen zullen berekend worden.

B) Het gaat hier om een technische aanpassing.

Nr. 33 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 10

In § 1, eerste lid, het woord « Koning » vervangen door het woord « wet ».

Verantwoording

Deze wet bepaalt de straffen, niet de uitvoerende macht.

Nr. 34 VAN DE HEER DEDECKER

(Subamendement op amendement nr. 31 van de heer Thissen)

Art. 10

In het voorgestelde artikel 10, § 1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) In het eerste lid, tussen de woorden « de bouwheer » en de woorden « het Participatiefonds » de woorden « of de verantwoordelijke van de onderneming in een verklaring waarvan het model wordt opgesteld door de Koning » invoegen;

B) Het eerste lid aanvullen met een nieuw tweede en derde lid, luidende :

« Betwist de verantwoordelijke van de onderneming de datum van het einde van de hinder zoals verklaard door de bouwheer, dan kan hij het participatiefonds verzoeken om een gemachtigd ambtenaar de toestand te laten onderzoeken en in voorkomend geval de bouwheer de opdracht te geven in een nieuwe verklaring een latere datum te formuleren.

Vanaf de in het eerste lid bedoelde datum, tot op het ogenblik dat de gemachtigd ambtenaar een beslissing heeft getroffen wordt de toekenning van de inkomenscompensatievergoeding geschorst. »;

C) Het tweede, derde en vierde lid doen vervallen.

Verantwoording

A) Het gaat om een beoordeling die verschillend kan zijn in hoofde van de bouwheer of van de verantwoordelijke van de onderneming. Deze laatste kan eventueel eerder de onderneming willen openen. Deze vrijheid moet hem uiteraard gelaten worden.

B) Zelfde verantwoording als in de eerste zin van verantwoording A.

C) Volgens de logica van het amendement hebben deze leden geen zin meer.

Nr. 35 VAN DE HEER DEDECKER

(Subamendement op amendement nr. 16 van de heren Dedecker en Caluwé)

Art. 10bis

In het voorgestelde artikel 10bis de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) De woorden « de sociale verzekeringskas » vervangen door de woorden « het Participatiefonds »;

B) Het woord « Rijksinstituut » vervangen door het woord « Participatiefonds ».

Verantwoording

A) Dit schrijft het amendement in de logica van de amendementen van de heer Collas in.

B) Dit schrijft het amendement in de logica van de amendementen van de heer Collas in.

Jean-Marie DEDECKER.

(1) Artikel 5, § 1, eerste lid, tweede zin, van de Algemene Aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken, opgenomen als bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken.