3-742/6

3-742/6

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

22 JUNI 2004


Ontwerp van programmawet

(Artikelen 61 en 62, 91 tot 98 en 109 tot 111)


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW FATMA PEHLIVAN


INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-1138/1).

Het werd op 10 juni 2004 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 83 stemmen tegen 5 bij 2 onthoudingen.

Het werd op 11 juni 2004 overgezonden aan de Senaat en op 15 juni 2004 geëvoceerd.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 22 juni 2004.

De naar de commissie verwezen artikelen van het wetsontwerp zijn : de artikelen 61 en 62, de artikelen 91-98 en de artikelen 109-111.

I. BESPREKING

A. Artikelen 61 en 62

De artikelen 61 en 62 hebben betrekking op maatregelen inzake de veiligheid bij de spoorwegen. Deze aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en overheidsbedrijven, behoren, gaven in de commissie geen aanleiding tot bespreking.

B. Artikelen 91 tot en met 96

1. Inleidende uiteenzetting door de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

De artikelen 91 tot en met 96 bevatten de volgende vier aangelegenheden :

­ oprichting van een fonds ten behoeve van de centra van de dringende oproepen :

Artikel 91 voert een beslissing uit van de Ministerraad van 30 en 31 maart 2004 om centra voor dringende oproepen met neutraal personeel op te richten.

Daartoe wordt een bijzonder fonds opgericht : het Bijzonder Fonds voor de geïntegreerde centra van de dringende oproepen.

De oprichting van dit fonds gebeurt in artikel 91, § 1, met verwijzing naar de wettelijke basis die geldt voor de oprichting van een dergelijk fonds.

Artikel 91, § 2, definieert onder welke rubriek het fonds wordt ondergebracht. In een tweede gedeelte van deze paragraaf worden enerzijds de inkomsten van het fonds gedefinieerd, en anderzijds de uitgaven van het fonds bepaald.

In artikel 91, § 3, wordt bepaald dat de Koning een beheersstructuur voor het fonds zal oprichten. Deze beheersstructuur garandeert dat de disciplines van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid in aanmerking worden genomen binnen de krijtlijnen van de bevoegdheden die voor elk departement wettelijk zijn voorzien.

­ oprichting van een staatsdienst met afzonderlijk beheer :

Er wordt een Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht voor het beheer van de identiteitskaarten en van het Rijksregister van de natuurlijke personen. De uitvoeringsbepalingen zullen worden vastgelegd in een koninklijk besluit.

­ wijzigingen van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen :

· de handgeschreven handtekening van de houder en van de gemeentelijke ambtenaar komt niet voor op de chip van de elektronische identiteitskaart. In de wijzigingswet van 25 maart 2003 was verkeerdelijk opgenomen dat de handtekening ook elektronisch leesbaar zou zijn. Uit het nieuwe artikel 6, § 2, van de wet van 19 juli 1991 blijkt echter duidelijk dat de handtekening van de houder en van de gemeentelijke ambtenaar alleen met het blote oog zichtbaar zal zijn;

· de tweede wijziging beoogt de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (bestuur Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht) op te nemen in de uitzonderingen op de regel dat de houder van de kaart recht op kennisname heeft van alle overheden, instellingen en personen die gedurende de laatste zes maanden zijn gegevens bij het bevolkingsregister of het Rijksregister van de natuurlijke personen hebben geraadpleegd of bijgewerkt;

­ wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen :

Artikel 96 van het wetsontwerp wijzigt de wet van 8 augustus 1983 over het Rijksregister. De federale minister en de gewestelijke ministers tot wier bevoegdheid het leefmilieu behoort, evenals het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, krijgen toegang tot gegevens over vreemdelingen die zijn ingeschreven in het wachtregister.

2. Algemene bespreking

a. Vragen/opmerkingen van een lid

Mevrouw Thijs wenst, met betrekking tot artikel 96 van het wetsontwerp, te vernemen waarvoor de ministers van leefmilieu de gegevens uit het wachtregister zullen mogen gebruiken.

Tevens is zij van oordeel dat de bepaling dat alleen de medewerkers van de dienst Observatorium voor Migraties van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding gemachtigd zullen worden om deze gegevens in te zien, niet alleen in de memorie van toelichting, maar ook in de tekst van de wet als dusdanig moet worden opgenomen.

b. Antwoorden van de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

De vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken verduidelijkt dat de federale en regionale ministers slechts toegang hebben tot de gegevens over vreemdelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven, in het kader van de terugbetaling van de retributies die geheven worden krachtens de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.

Vervolgens benadrukt hij dat de toegang van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding tot deze gegevens beperkt is tot de medewerkers van de dienst Observatorium voor migraties. Dit Observatorium zal deze gegevens slechts kunnen aanwenden in het kader van de bewaking van de grondrechten van de vreemdelingen, het informeren van de overheid over de aard en de grootte van de migratiestromen en het stimuleren van de bestrijding van de mensenhandel. Vanzelfsprekend gebeurt dit alles onder het toezicht van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Ten slotte wijst de minister erop dat er bij de raadpleging van de in het ontworpen artikel 96 bedoelde gegevens geen onderscheid wordt gemaakt tussen vastbenoemde en contractuele ambtenaren. Dit onderscheid is volgens de minister niet belangrijk voor zover betrokkene de wet naar behoren uitvoert. In dit kader verwijst hij bovendien naar de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid waar ook met gevoelige gegevens gewerkt wordt en waar dit onderscheid niet bestaat.

c. Repliek

Mevrouw Thijs blijft erbij dat de verklaring van de minister in de memorie van toelichting met betrekking tot de beperking van de toegang van het Centrum voor gelijke kansen en voor racismebestrijding tot de medewerkers van de dienst « Observatorium voor Migraties », beter in de wettekst zelf wordt opgenomen.

C. Artikelen 97 en 98 en 109 tot en met 111

De artikelen 97 en 98 en 109 tot en met 111 behoren tot de bevoegdheid van mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen.

De artikelen 97 en 98 strekken ertoe de hervorming van de modemisering van het openbaar ambt voort te zetten : zo wordt het mogelijk gemaakt de ambtenaren die een graad van rang 16 of 17 bekleden, in de nieuwe loopbaan van niveau A op te nemen.

De artikelen 109 tot en met 111 hebben betrekking op de maatschappelijke integratie en beogen de bevoegdheidsregels inzake maatschappelijke hulp voor illegalen te verduidelijken en bijgevolg het bevoegdheidspakket van het Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil) meer coherent te maken.

Geen van deze bepalingen gaven in de commissie aanleiding tot bespreking.

II. STEMMING OVER HET GEHEEL

Het geheel van de naar de commissie verwezen artikelen, werd aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Fatma PEHLIVAN. Ludwig VANDENHOVE.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers
overgezonden ontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 51 - 1138/029)