3-762/1 | 3-762/1 |
17 JUNI 2004
De Vlaamse overheid stelt jaarlijks ongeveer 1 100 overtredingen vast op het decreet medisch verantwoorde sportbeoefening. Het betreft vaak inbreuken die ook strafrechtelijk vervolgbaar zijn volgens de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, hierna drugswet genoemd.
In principe riskeren sportbeoefenaars in bezit van verboden producten niet enkel een disciplinaire sanctie, maar ook een straf. De strafrechtelijke afhandeling blijft echter in veel gevallen achterwege. Nochtans gaat het hier minstens om bezit van producten die verboden zijn zowel door het dopingdecreet als door de drugswet. Een duidelijke link tussen decreetgeving en strafwet ontbreekt echter. Dit heeft een aantal zeer nadelige gevolgen : de sportbeoefenaar riskeert enkel een disciplinaire sanctie en er is weinig of geen vat op de bevoorraders en producenten van verboden producten, vermits in een eerste fase enkel de sportbeoefenaar wordt geviseerd terwijl het ganse circuit rond hem uit beeld blijft.
De drugswet voorziet evenwel in een specifieke verklikkingsclausule. Artikel 6 van deze wet stipuleert :
« Van de correctionele straffen bepaald bij de artikelen 2bis, 2quater en 3, blijven vrij de schuldigen die, vóór de vervolging, aan de overheid de identiteit van de daders van de bij die artikelen omschreven misdrijven of, indien de daders niet bekend zijn, het bestaan van die misdrijven hebben onthuld.
In dezelfde gevallen worden de bij diezelfde artikelen gestelde criminele straffen verminderd in de bij artikel 414, tweede en derde lid, van het Strafwetboek bepaalde mate.
De in de artikelen 2bis, 2quater en 3 gestelde correctionele straffen worden verminderd in de mate bepaald bij artikel 414, vierde lid, van het Strafwetboek, ten aanzien van de schuldigen die na het begin van de vervolging de identiteit van onbekend gebleven daders aan de overheid hebben onthuld. »
Concreet vergt een kwijtschelding of vermindering van de straf dat de schuldige aan de overheid de identiteit van de daders of het bestaan van misdrijven onthult. Deze onthulling moet van die aard zijn dat ze de overheid in staat stelt vervolging in te stellen. Dit betekent dat de onthulling volledig, oprecht en nieuw is.
De verklikkingsclausule is echter niet van toepassing op degenen die een overtreding hebben gepleegd op artikel 2 van de drugswet. Het betreft hier het bewaren en afleveren van giftstoffen, ontsmettingsstoffen of antiseptica of de invoer, uitvoer, de vervaardiging, het vervoer, het bezit, de verkoop, het te koop stellen en het aanschaffen van deze producten. Dit wetsvoorstel wil de mogelijkheid tot kwijtschelding uitbreiden naar de overtredingen opgesomd in artikel 2 van de drugswet. Op die manier kunnen sportbeoefenaars worden vrijgesteld van een straf indien ze bepaalde feiten aan het licht brengen en de identiteit van de betrokkenen prijsgeven.
Jacques GERMEAUX. Patrik VANKRUNKELSVEN. Marc WILMOTS. Annemie VAN de CASTEELE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 6 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, laatst gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, wordt aangevuld met de volgende leden :
« Van de straffen bepaald in artikel 2 van deze wet blijven vrij de schuldigen die inbreuken hebben gepleegd op het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening en het decreet van de Franse Gemeenschap van 26 april 1999 décret organisant le sport en communauté française en die voorafgaand aan de vervolging aan de overheid de identiteit van de daders van de bij artikel 2 betrokken misdrijven of, indien de daders niet bekend zijn, het bestaan van die misdrijven hebben onthuld.
De rechter kan een vermindering van de straffen bepaald in artikel 2 toestaan, indien hij van oordeel is dat de schuldige tijdens het gerechtelijk onderzoek heeft bijgedragen tot het onthullen van misdrijven, bedoeld in het eerste lid van dit artikel. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.
12 mei 2004.
Jacques GERMEAUX. Patrik VANKRUNKELSVEN. Marc WILMOTS. Annemie VAN de CASTEELE. |