3-678/1

3-678/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

11 MEI 2004


Voorstel van resolutie betreffende de kosteloosheid van de handelingen die de RVA werkzoekenden kan opleggen in het kader van het regeringsbeleid inzake de activering van het zoekgedrag

(Ingediend door mevrouw Christiane Vienne en de heer Jean Cornil)


TOELICHTING


Het voorgenomen beleid van de federale regering inzake de activering van het zoekgedrag van werkzoekenden hervormt de regelgeving inzake werkloosheid grondig.

Werkzoekenden moeten nog meer dan vroeger actief naar werk zoeken.

Om het recht op werkloosheidsuitkeringen te behouden, moeten ze tegenover het controleorgaan, de RVA, kunnen bewijzen dat ze voldoende inspanningen leveren om een baan te vinden.

In dat verband worden gesprekken georganiseerd tussen de werkzoekenden en de RVA.

Het eerste gesprek heeft tot doel de balans op te maken van de inspanningen die ze zich hebben getroost om aan werk te komen, rekening houdend met de toestand op de arbeidsmarkt in de regio waar ze wonen, met hun leeftijd, met hun sociale en hun gezinssituatie, hun opleidingsniveau, hun verplaatsingsmogelijkheden en eventuele aspecten die tot discriminatie kunnen leiden.

Na afloop van dat gesprek bepaalt de RVA of de werkzoekenden spontaan hard genoeg naar een baan hebben gezocht.

Als blijkt dat de betrokkenen inderdaad willen toetreden tot de arbeidsmarkt, zal het tweede gesprek met de RVA op zijn vroegst zestien maanden later plaatsvinden.

Wijst het eerste gesprek evenwel uit dat de ondernomen pogingen maar ondermaats zijn, dan krijgen de werkzoekenden te horen dat ze zeilen moet bijzetten.

De RVA sluit dan een tweevoudig akkoord met hen :

­ De werkzoekenden krijgen te horen dat ze vier maanden later opnieuw zullen worden opgeroepen om hun zoekgedrag toe te lichten;

­ Van de werkzoekenden wordt verwacht dat ze een duidelijke verbintenis aangaan, die in een overeenkomst wordt vastgesteld en die concreet verduidelijkt welke inspanningen ze minimaal te leveren hebben in de loop van de vier volgende maanden op basis van een lijst van mogelijke initiatieven. Daarbij wordt rekening gehouden met hun specifieke situatie alsook met de bestaande criteria inzake passend werk.

Tijdens het tweede gesprek beoordeelt de RVA hoe de werkzoekenden de verbintenis die ze tijdens het eerste gesprek zijn aangegaan, hebben uitgevoerd.

Als de beoordeling negatief uitvalt, volgt een beperkte intrekking van het recht op werkloosheidsuitkeringen en wordt een nieuw, vergelijkbaar akkoord met de werkzoekenden gesloten.

Christiane VIENNE.
Jean CORNIL.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


Artikel 1

De Senaat,

A. overwegende dat de verhoogde inspanningen, die de RVA van de werkzoekenden verwacht in het kader van de nieuwe, door de Regering aangekondigde maatregelen voor de activering van het zoekgedrag, niet te verwaarlozen kosten meebrengen;

B. overwegende dat de RVA tijdens de periode van vier maanden vóór het tweede gesprek de werkzoekenden verplicht om op een aantal werkaanbiedingen te antwoorden en spontane sollicitaties te versturen, en minstens twee regionale en één plaatselijk dagblad te raadplegen;

C. overwegende dat de RVA de werkzoekenden vraagt om kopieën te maken van de sollicitatiebrieven om te bewijzen dat ze de gevraagde inspanningen wel degelijk hebben geleverd;

D. overwegende dat het actief zoeken naar werk ook andere hoge kosten met zich meebrengt, zoals de verplaatsingskosten voor de sollicitatiegesprekken, de kosten van postzegels of aangetekend verzonden sollicitatiebrieven, de administratiekosten voor het optreden van de gemeentediensten (voor eensluidend verklaarde kopie, bewijs van nationaliteit en bewijs van goed zedelijk gedrag ...), telefoonkosten enz.;

E. overwegende dat dergelijke kosten aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor werkzoekenden die toch al een beperkt inkomen hebben;

F. overwegende dat het daarom wenselijk is om een forfaitaire som van honderd euro toe te kennen aan de werkzoekenden teneinde hen financieel te helpen om de bijkomende verplichtingen uit te voeren die hen worden opgelegd tijdens de testperiode van vier maanden vóór het tweede gesprek;

G. overwegende dat samenwonende werkzoekenden met een werkloosheidsuitkering van meer dan vijfhonderd euro een redelijke uitkering krijgen en bovendien hun kosten delen met iemand anders;

H. overwegende dat de financiële gevolgen van de door de RVA opgelegde inspanningen daarom minder zwaar op hen wegen;

vraagt de Regering

1. dat als de RVA, na het eerste gesprek met werkzoekenden die deel uitmaken van de op te roepen doelgroep, meent dat zij zich niet voldoende ingespannen hebben om werk te vinden en hen daarom verplicht om actiever naar werk te zoeken tijdens de volgende vier maanden, aan die werkzoekenden tijdens die periode door de RVA een som van honderd euro wordt toegekend om hen financieel te helpen om de hen opgelegde bijkomende inspanningen te leveren;

2. die maatregel toe te passen op werkzoekenden die werkloosheidsuitkeringen krijgen als alleenstaande of als gezinshoofd;

3. die maatregel niet toe te passen op werkzoekenden die werkloosheidsuitkeringen krijgen als samenwonende tenzij de werkloosheidsuitkering minder dan vijfhonderd euro bedraagt.

12 maart 2004.

Christiane VIENNE.
Jean CORNIL.