Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 3-12

ZITTING 2003-2004

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-606 van de heer Dedecker d.d. 13 januari 2004 (N.) :
Handelstransacties. ­ Betalingsachterstand. ­ Europese richtlijn 2000/35/EG en wet van 2 augustus 2002. ­ Gevolgen.

Uit een recent onderzoek blijkt dat de Belgische debiteuren hun rekeningen gemiddeld met 16,3 dagen vertraging betalen. De gemiddelde achterstand van debiteuren die ingaan op kortingen verleend om betalingsachterstand te vermijden bedraagt nauwelijks minder, namelijk 15,7 dagen.

Op Europees niveau blijkt dat één op de vier gevallen van insolventie te wijten is aan betalingsachterstand.

Daardoor gaan elk jaar 450 000 arbeidsplaatsen verloren.

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie hebben om deze reden op 29 juni 2000 de richtlijn betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties goedgekeurd. Deze richtlijn 2000/35/EG werd in het Belgisch recht omgezet door de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties en is dus nu reeds meer dan een jaar in werking getreden.

1. Hoeveel geschillen werden er sinds de inwerkingtreding met eis tot toepassing van de wet van 2 augustus 2002 voor de rechtbanken gebracht ?

2. Kan men stellen dat de richtlijn in de praktijk een verbetering heeft teweeggebracht voor de positie van de crediteuren ?

3. In hoeveel gevallen werd de wettelijk bepaalde interest aan de crediteur toegekend ?

4. In hoeveel gevallen kon de crediteur een schadevergoeding bekomen voor :

­ gerechtskosten;

­ invorderingskosten ? In hoeveel gevallen werden advocatenkosten hierin begrepen ?

5. In hoeveel gevallen en onder welke omstandigheden werd het recht van eigendomsvoorbehoud erkend ? Voor welke aard van goederen ?

Antwoord : In aansluiting op het antwoord dat ik u een paar weken geleden overmaakte, kan ik u op basis van de door de gerechtelijke overheden verstrekte gegevens, het volgende melden.

1. Wat het aantal geschillen betreft dat voor de rechtbanken worden gebracht, is het niet mogelijk om daar een exact cijfer op te plakken. In de rechtbanken wordt informatie met betrekking tot de aard van de ingestelde vorderingen niet op systematische en gedetailleerde wijze opgeslagen of bijgehouden.

Uit de indicaties die door de gerechtelijke overheden verschaft werden, blijkt dat er tot op heden niet massaal een beroep gedaan wordt op de wet van 2 augustus 2002. Daarenboven zijn er grote verschillen van rechtbank tot rechtbank. Er zijn rechtbanken waar er sedert de inwerkingtreding van de wet van 2 augustus 2002 slechts in enkele zaken op die wet beroep gedaan werd, terwijl er in andere rechtbanken toch reeds enkele tientallen zaken werden aanhangig gemaakt.

2. Aangezien er bijna nooit een beroep is gedaan op deze wet, is het moeilijk om zich uit te spreken over het effect ervan. Daar waar er wel een beroep op gedaan wordt, zijn de meningen verdeeld. Enerzijds wordt er de aandacht op gevestigd dat de factuurvoorwaarden meestal veel voordeliger zijn dan de regeling die is opgenomen in de wet van 2 augustus 2002. Anderzijds is het wel zo dat de crediteur op de wettelijke regeling kan terugvallen wanneer hij conventioneel of via factuurvoorwaarden niet in nalatigheidintresten of in een schadebeding voorzag.

3. Met betrekking tot dit punt is er geen concreet cijfermateriaal beschikbaar. Uit de inlichtingen die mij verschaft worden kan men afleiden dat in de overgrote meerderheid van de gevallen de wettelijk bepaalde interest werd toegekend.

4. Wat het bekomen van schadevergoeding betreft, tekenen er zich twee strekkingen af.

Er zijn rechtbanken die een schadevergoeding voor gerechtskosten toekennen. Elders past men met betrekking tot dit punt gewoon de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek toe.

Uit de informatie die met betrekking tot dit punt werd verstrekt, kan men afleiden dat slechts een enkele rechtbank de kosten van de advocaat, die echter niet courant worden opgeëist, toekent als onderdeel van de invorderingskosten.

5. In toepassing van de wet van 2 augustus 2002 werd geen aanspraak gemaakt op het recht van eigendomsvoorbehoud. Deze wet bevat trouwens geen enkele bepaling dienaangaande. Als er aanspraak gemaakt wordt op het recht van eigendomsvoorbehoud dan gebeurt dit op basis van de bepalingen van de faillissementswet.