3-624/1

3-624/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

2 APRIL 2004


Wetsvoorstel tot wijziging artikel 4 van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen

(Ingediend door de heer Jean-Marie Dedecker)


TOELICHTING


Onze feestdagen vormen hoofdzakelijk de herinnering aan katholieke gebeurtenissen. In de samenleving rijzen steeds vaker vragen om nieuwe betaalde feestdagen in te voeren, onder meer op dagen waarop leden van andere cultuurgemeenschappen één of andere religieuze activiteit wensen te vieren. Recentelijk klonk de roep tot invoering van een feestdag naar aanleiding van de internationale vrouwendag; er gaan ook stemmen op om katholieke feestdagen te vervangen door bijvoorbeeld het Islamitisch Offerfeest en Suikerfeest of het Joodse Jom Kippoer. Gelet op de maatschappelijke evolutie kan men tal van andere eisen verwachten vanuit diverse sociologische geledingen. Uiteraard is er ook de verzuchting van de Vlaamse Gemeenschap om 11 juli als wettelijke en betaalde feestdag te erkennen.

Om begrijpelijke redenen staan de werkgevers zeer weigerachtig tegen de invoering van bijkomende feestdagen, tenzij die zouden gecompenseerd worden door het schrappen van een andere betaalde feestdag.

De huidige sociaal-economische situatie is te precair : het kan niet de bedoeling zijn de loonkost voor de werkgevers nog te verhogen. De studiedienst van UNIZO berekende dat een extra feestdag ­ zoals 11 juli voor Vlaanderen ­ de Vlaamse werkgevers tussen de 20 miljoen en de 25 miljoen euro zou kosten. Volgens het VBO betekent één extra verlofdag voor de Belgische bedrijven een verloren loonkost van 350 miljoen euro.

Nochtans is de vraag naar regionale feestdagen, in Vlaanderen en in Wallonië, zeer legitiem. De gewesten zijn volwaardige staatkundige entiteiten. Ook in andere Europese landen kennen regio's eigen feestdagen. In Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Portugal zijn er feestdagen die in bepaalde regio's wel en in andere niet gelden.

Sommige politieke partijen en bewegingen uiten dan weer de wens andere dagen als betaalde feestdag in aanmerking te nemen.

Het laat zich ook aanzien dat er zich met de invoering van de Europese Grondwet een feestdag van de Unie aandient.

Het kan ­ zeker in deze tijden ­ niet de bedoeling zijn om een inflatie aan feestdagen toe te laten. Anderzijds zijn er legitieme vragen voor regionale feestdagen en is de katholieke kalender aan modernisering toe. Hoe dan ook dient het aantal betaalde feestdagen beperkt te worden tot de huidige tien. De verdeling van de dagen moet het voorwerp vormen van parlementair debat, zodat zij mee kan evolueren met de tijd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 4 van de wet betreffende de feestdagen luidt als volgt :

« De werknemer mag tijdens tien feestdagen per jaar niet tewerkgesteld worden.

De Koning kan het aantal feestdagen verhogen.

Hij bepaalt de data van die feestdagen hetzij door algemene bepalingen, hetzij door bijzondere bepalingen voor sommige bedrijfstakken of categorieën van werknemers. »

Dit wetsvoorstel wil het mogelijk maken dat de Koning voor elk gewest verschillende feestdagen kan vastleggen.

Jean-Marie DEDECKER.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 4 van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. het tweede lid wordt opgeheven;

B. in het derde lid wordt het woord « Hij » vervangen door de woorden « De Koning » en worden tussen de woorden « feestdagen » en « hetzij » de woorden « voor elk gewest » ingevoegd.

Art. 3

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

6 maart 2004.

Jean-Marie DEDECKER.