Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 3-10

ZITTING 2003-2004

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-605 van de heer Dedecker d.d. 13 januari 2004 (N.) :
Jeugdrechtbanken. ­ Beslissingen om een zaak te verwijzen naar het openbaar ministerie met het oog op vervolging voor het gerecht bevoegd krachtens het gemeen recht.

Artikel 38 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming bepaalt dat indien de persoon die wegens een als misdrijf gekwalificeerd feit voor de jeugdrechtbank is gebracht, op het tijdstip van het feit ouder dan zestien jaar was en de jeugdrechtbank een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding niet geschikt acht, zij de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen kan geven en ze naar het openbaar ministerie kan verwijzen, met het oog op vervolging voor het gerecht bevoegd krachtens het gemeen recht als daartoe grond bestaat.

Graag kreeg ik van de geachte minister een antwoord op de volgende vragen :

1. In hoeveel gevallen werd deze beslissing door de jeugdrechtbank genomen voor de jaren 1999 tot en met 2003 ?

Kunnen deze cijfers uitgesplitst worden per rechtsgebied ?

2. In hoeveel van deze gevallen heeft het openbaar ministerie de zaak verwezen naar de bevoegde rechtbank ?

Kunnen deze cijfers uitgesplitst worden per rechtsgebied ?

3. Hoeveel in kracht van gewijsde gegane veroordelingen volgden er op de behandeling van de zaak voor de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep ?

Kunnen deze cijfers ­ wat betreft de hoofdstraf ­ uitgesplitst worden per strafrechtelijke bepaling op basis waarvan de veroordeling is gebaseerd ?

Kunnen deze cijfers tevens uitgesplitst worden per rechtsgebied ?

Antwoord : Ingevolge het akkoord van de Ministerraad van 16 mei 2002, wenste de minister van Justitie zich op de hoogte te stellen van de precieze omvang van de toepassing van de procedure tot uithandengeving. Daartoe wendde de minister zich tot de adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid. De dienst voor het Strafrechtelijk Beleid voerde in samenwerking met het departement Criminologie van het Nationaal Instituut voor criminologie en criminalistiek, een enquête uit bij de 27 griffies over de periode 1999-2001.

Op dit moment beschikken we niet over relevante cijfers voor de periode 2002-2003. De informatisering van de jeugdrechtbanken in België is bijna voltooid, maar specifieke gegevens kunnen momenteel onmogelijk uit een computerbestand gedistilleerd worden. Bovendien laat het korte tijdsbestek om uw vraag te beantwoorden niet toe een nieuwe vraag tot de jeugdgriffies te richten.

In wat volgt wordt een schets van het onderzoek gegeven alsook een analyse van de meest essentiële cijfergegevens. De tabellen vindt u in bijlage (1).

Analyse van de tabellen

1. In de eerste tabel vindt u de gegevens, verzameld bij de griffies van de jeugdrechtbanken, over het aantal uithandengevingen per jaar, voor de drie jaren die in beschouwing werden genomen. Verder wordt het al dan niet definitieve karakter van de beslissing erin vermeld, alsook bepaalde karakteristieken over de « uithandengegeven » jongeren.

­ Totale cijfers beslissingen tot uithandengeving :

Beschouwde jaren Totaal
1999 106
2000 134
2001 135
1999-2001 375

Het totaal aantal beslissingen tot uithandengeving is dus verhoogd met 24,6 % voor het geheel van de arrondissementen in België en in de jaren 1999 en 2000. Dit is voornamelijk het resultaat van het hoger aantal beslissingen tot uithandengeving in de arrondissementen Brussel (1999 : 50 / 2000 : 67), Mechelen (1999 : 3 / 2000 : 14) en Doornik (1999 : 11 / 2000 : 17). Daarentegen is er geen significante verhoging te merken in de jaren 2000 en 2001. Er kan dus absoluut niet besloten worden tot een lineaire verhoging van het aantal beslissingen tot uithandengeving.

­ Degressief klassement per arrondissement en per ressort :

Arrondissement Totaal uithandengevingen
1999, 2000, 2001
Brussel 182
Bergen 38
Doornik 29
Antwerpen 28
Mechelen 23
Charleroi 20
Luik 14
Hasselt 9
Tongeren 4
Verviers, Dinant, Nijvel, Kortrijk en Dendermonde 3
Turnhout, Leuven, Gent, Hoei, Neufchâteau 2
Brugge, Veurne, Namen 1
Ieper, Oudenaarde, Aarlen, Eupen, Marche-en-Famenne 0

­ Degressief klassement, na hergroepering per ressort van de hoven van beroep :

Ressort hof van beroep Totaal uithandengevingen
1999, 2000, 2001
Brussel 187
Bergen 87
Antwerpen 66
Luik 25
Gent 10
Totaal 375

In percentage geven deze cijfers :

Brussel : 49 %;

Bergen : 23 %;

Antwerpen : 18 %;

Luik : 7 %;

Gent : 3 %.

­ Karakteristieken van de « uithandengegeven » jongeren :

Leeftijd :

Categorie Aantal Percentage
18 143 42 %
17 125 36 %
19 53 15,3 %
16 19 5,5 %
20 7 2 %
Totaal 347 100 %

Geslacht :

Het overgrote deel van de « uithandengegeven » minderjarigen is mannelijk (slechts 12 beslissingen, waarvan 8 werden uitgesproken in het arrondissement Brussel in 2001, betreffen minderjarigen meisjes).

Taal :

84 % betreft minderjarigen die geregistreerd zijn als Franstalig; 16 % betreft minderjarigen die geregistreerd werden als Nederlandstalig.

Als men daarentegen de cijfers van Brussel buiten beschouwing laat, betreft 70 % van de beslissingen Franstalige minderjarigen en 30 % van de beslissingen Nederlandstalige minderjarigen.

2. Een tweede tabel geeft op haar beurt de beslissingen van de jeugdrechtbank op basis van artikel 37, § 2, van de wet van 1965, ten aanzien van minderjarige delinquenten. Zo bericht deze enerzijds over het totale aantal beslissingen, per jaar en per rechtsgebied, en anderzijds over het aantal voorlopige maatregelen en maatregelen ten gronde.

3. De derde tabel geeft voor 16 van de 27 rechtscolleges een verband van evenredigheid tussen het totale aantal vonnissen tot uithandengeving per rechtsgebied en het aantal beslissingen en vonnissen op basis van artikel 37, § 2, van de wet van 1965.

Artikel 37, § 2, van de wet van 1965 somt de maatregelen op die de jeugdrechtbanken kunnen uitspreken, voorlopig of ten gronde, ten aanzien van minderjarige delinquenten, met name berisping, gewone ondertoezichtstelling, ondertoezichtstelling onder voorwaarden, plaatsing privé en plaatsing in een openbare instelling.

De berekening van de verhouding tussen het aantal beslissingen tot uithandengeving en het aantal beslissingen die een van de overige maatregelen opleggen, moet ons in staat stellen de omvang van het gebruik of de noodzaak van de procedure te evalueren.

Het gemiddelde van het percentage van de beslissingen tot uithandengeving voor de jaren 1999, 2000, 2001 ­ voor de 11 arrondissementen die ons hun cijfers hebben doorgegeven :

­ in verhouding tot het totaal aantal beslissingen (voorlopige en ten gronde samen) van jeugdrechters op basis van artikel 37, § 2, is 0,96 %;

­ enkel in verhouding tot het aantal maatregelen ten gronde die dergelijke maatregelen treffen, is 2,36 %.

Dit verschil is logisch aangezien de noemer kleiner is in de tweede berekening. Toch legt het de tendens in sommige arrondissementen bloot (met name Nijvel, Mechelen, Gent en Dinant) om eerder voorlopige maatregelen dan maatregelen ten gronde op te leggen.

Verhouding tot het geheel van de beslissingen « artikel 37, § 2 »

Arrondissement Gemiddelde voor de jaren
1999-2001 (in %)
Doornik 4,07 %
Mechelen 2,54 %
Hasselt 1,72 %
Hoei 1,24 %
Brussel 1,19 %
Dinant 0,79 %
Luik 0,45 %
Turnhout 0,43 %
Verviers 0,39 %
Nijvel 0,32 %
Namen 0,19 %
Gent 0,14 %
Tongeren 0,13 %
Marche-en-Famenne, Eupen, Aarlen 0 %

Verhouding tot het aantal maatregelen ten gronde « artikel 37, § 2 »

Arrondissement Gemiddelde voor de jaren
1999-2001 (in %)
Mechelen 22,12 %
Doornik 7,99 %
Namen 5,56 %
Hoei 5,41 %
Dinant 3,53 %
Hasselt 3,04 %
Nijvel 2,61 %
Brussel 2,44 %
Luik 2,41 %
Verviers 1,33 %
Turnhout 0,87 %
Gent 0,66 %
Tongeren 0,24 %
Marche-en-Famenne, Eupen, Aarlen 0 %

Er blijken grote verschillen te zijn wanneer men deze gemiddelden arrondissement per arrondissement analyseert.

Deze rangschikking brengt grondige wijzigingen teweeg in het degressief klassement op basis van de absolute cijfers van de uithandengevingen. De wijziging is vooral zichtbaar voor het arrondissement Brussel, dat, wat het absoluut cijfer betreft, duidelijk koploper is, terwijl het slechts op de vijfde plaats staat wanneer we dit cijfer samen met de andere maatregelen van artikel 37, § 2, bekijken, en slechts op de achtste plaats wanneer het absolute cijfer in verhouding wordt gezien ten opzichte van de maatregelen ten gronde op basis van dit artikel in dit arrondissement.

4. De vierde tabel is een overzicht van het totale aantal uitgesproken arresten tot uithandengeving, per rechtsgebied van hof van beroep en voor elk jaar. Verder vindt u er ook het aantal arresten in terug die de vonnissen tot uithandengeving bevestigen die in eerste aanleg werden uitgesproken of een andere beslissing dan een uithandengeving uitgesproken in eerste aanleg, ongedaan maken.

5. De vijfde tabel geeft het aantal uitgesproken arresten weer die een vonnis tot uithandengeving in eerste aanleg nietig verklaren per rechtsgebied van hof van beroep en voor elk jaar, alsook het type van de overige maatregelen uitgesproken door deze arresten die een vonnis tot uithandengeving ongedaan maken.

Totaal aantal arresten geveld tegen vonnissen tot uithandengeving :

In het totaal, dit is voor alle arrondissementen en voor de drie jaren samen, hebben de hoven van beroep zich uitgesproken over 57 beroepen tegen beslissingen van uithandengeving in eerste aanleg.

39 van deze arresten (68,5 %) bevestigen de beslissing tot uithandengeving in eerste aanleg. 18 van deze arresten (31,5 %) verbreken deze beslissing en beslissen tot :

­ in 6 gevallen (33 %) een berisping;

­ in 4 gevallen (22,2 %) een ondertoezichtstelling onder voorwaarde van het vervullen van een dienstverlening van educatieve of filantropische aard;

­ in 4 gevallen (22,2 %) een plaatsing in een openbare instelling;

­ in 3 gevallen (16,7 %) een plaatsing privé;

­ in 1 geval (5,5 %) een gewone ondertoezichtstelling.

Totaal aantal arresten tot uithandengeving :

In het totaal hebben de hoven van beroep voor de drie jaren samen 56 arresten tot uithandengeving geveld (19 in 1999, 19 in 2000 en 18 in 2001), waarvan de meerderheid (39 op 56, hetzij 70 %) vonnissen tot uithandengeving in eerste aanleg gewezen, bevestigen.

Enkel de hoven van beroep van Antwerpen (12) en Brussel (5) hebben, gedurende de drie jaren, arresten van uithandengeving geveld, die een beslissing van een ander type, in eerste aanleg gewezen, verbreken. Op dit gebied zijn de cijfers voor Antwerpen (12 arresten) overigens aanzienlijk hoger dan voor Brussel (5 arresten).

Degressief klassement per hof van beroep :

Hof van beroep Totaal aantal uithandengevingen
1999, 2000, 2001
Brussel 30
Antwerpen 17
Bergen 7
Luik 1
Gent 1
Totaal 56

Gegeven de beperkingen die in de tweede paragraaf worden geschetst, beschikt men op dit moment niet over de nodige cijfergegevens om een antwoord te formuleren op de tweede en de derde vraag.