3-27/5

3-27/5

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

4 MAART 2004


Wetsvoorstel houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht


ADVIES VAN HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR DE DAMES VIENNE EN NYSSENS


INHOUD

  1. Inleiding
  2. Ontwerp van het advies : artikel 57 van het wetsvoorstel
  3. Inleidende uiteenzetting van mevrouw Onkelinx, minister van Justitie
  4. Hoorzittingen
    1. Hoorzittingen met de vertegenwoordisters van het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding en van het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen
      1. Uiteenzetting van mevrouw Fatima Hanine, vertegenwoordigster van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestijding
      2. Uiteenzetting van de dames N. Babazia, J. Perneel en K. Aznag, vertegenwoordigsters van het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen
      3. Gedachtewisseling
    2. Hoorzittingen met de vertegenwoordigsters van Plateforme Répudiation en van de Cercle européen de la communauté marocaine et des amis du Maroc
      1. Uiteenzetting van mevrouw Hafida Bachir, vertegenwoordigster van het Plateforme Répudiation
      2. Uiteenzetting van mevrouw Véronique Lefrancq, vertegenwoordigster van de Cercle européen de la communauté marocaine et des amis du Maroc
      3. Gedachtewisseling
    3. Hoorzittingen met de vertegenwoordigsters van de Conseil des femmes francophones de Belgique
      1. Uiteenzetting van mevrouw Magdeleine Willame-Boonen, voorzitster van de CFFB
      2. Uiteenzetting van mevrouw Khadija El Hajjaji, lid van de Commission des femmes maghrébines du CFFB
      3. Gedachtewisseling
  5. Advies
  6. Stemmingen

I. INLEIDING

Op vraag van verschillende leden heeft het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen besloten een advies uit te brengen voor de commissie voor de Justitie over artikel 57 van het wetsvoorstel. Deze bepaling regelt de gevolgen in België van een buitenlandse ontbinding van het huwelijk gegrond op de wil van de man.

Het Adviescomité heeft zijn vergaderingen van 28 januari, 11 en 18 februari, en 2, 4 maart 2004 gewijd aan het opstellen van dit advies.

Het Adviescomité heeft verschillende hoorzittingen gehouden alvorens een standpunt in te nemen. Vertegenwoordigsters van de volgende organisaties werden gehoord :

­ het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;

­ het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen;

­ Plateforme Répudiation;

­ de Cercle européen de la communauté marocaine et des amis du Maroc;

­ de Conseil des femmes francophones de Belgique;

­ de Commission des femmes maghrébines du Conseil des femmes francophones de Belgique.

Het Adviescomité heeft een advies uitgebracht tijdens de vergadering van 4 maart 2004.

II. ONDERWERP VAN HET ADVIES : ARTIKEL 57 VAN HET WETSVOORSTEL

Artikel 57 van het wetsvoorstel luidt als volgt :

« § 1. Een in het buitenland opgestelde akte die de wilsverklaring van de man om het huwelijk te ontbinden vaststelt zonder dat de vrouw een zelfde recht had, kan slechts in België worden erkend met toepassing van artikel 22 indien zij gehomologeerd werd door een rechter in de Staat waar zij tot stand kwam.

§ 2. De buitenlandse rechterlijke beslissing wordt in België niet erkend indien, benevens het bestaan van een weigeringsgrond voorzien in artikel 25 :

1º de vrouw niet de mogelijkheid werd geboden bij de homologatie aanwezig te zijn;

2º als de vrouw wel de mogelijkheid werd geboden om aanwezing te zijn of als zij aanwezig was bij de homologatie, zij op dat tijdstip niet op ondubbelzinnige wijze en zonder enige dwang de ontbinding heeft aanvaard;

3º een van de echtgenoten op het tijdstip van de homologatie zijn gewone verblijfplaats had in België; of

4º een van de echtgenoten op het tijdstip van de homologatie Belg was; de rechter kan evenwel deze voorwaarde uitsluiten indien de zaak op dat tijdstip geen andere betekenisvolle band met België vertoonde.

De erkenning kan eveneens worden geweigerd indien die vorm van huwelijksontbinding niet kan worden erkend in de Staat van de gewone verblijfplaats of van de nationaliteit van een van de echtgenoten, op grond van die verblijfplaats of van die nationaliteit. »

Op dit artikel werden verscheidene amendementen ingediend, te weten amendement nr. 6 van de heren Willems en Coveliers, amendement nr. 41 van de dames Lizin en Bousakla, amendement nr. 47 van mevrouw de T' Serclaes, amendement nr. 56 van de regering en amendement nr. 64 van de dames de Bethune, De Schamphelaere en Thijs.

III. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW ONKELINX, MINISTER VAN JUSTITIE

De verstoting is een delicate kwestie. Het standpunt van mevrouw Onkelinx, minister van Justitie, steunt zowel op principes als op de wil om een oplossing te vinden voor complexe situaties. De minister heeft onder andere een afvaardiging ontvangen van het Plateforme Répudiation dat een veertigtal verenigingen omvat die de strijd tegen de verstoting aanbinden, om te horen met welke menselijke en juridische moeilijkheden verstoten vrouwen geconfronteerd worden.

De erkenning van de verstoting is niet iets onbekends in onze rechtsorde. Krachtens een vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie erkennen de hoven en rechtbanken de rechtsgevolgen van de verstoting onder een aantal voorwaaden, die minder streng zijn dan die van ontwerpartikel 57. Die rechtspraak houdt bijvoorbeeld geen rekening met de verblijfplaats van de echtgenoten.

Artikel 57 is ingegeven door het beginsel van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en door de zorg om de zwakste partner te beschermen. Bovendien past het de regel toe dat eenieder die op het Belgische grondgebied verblijft, zich aan de Belgische wetten dient te onderwerpen. Er mag immers geen sprake zijn van « verstotingstoerisme » : personen die in België verblijven mogen van hun vakantie in het buitenland geen gebruik maken om de Belgische echtscheidingsregels te omzeilen. Een ontbinding van het huwelijk volgens andere regels wordt in België niet erkend.

Overeenkomstig het bovenvermelde gelijkheidsbeginsel wordt de verstoting in België niet erkend. Het gevaar bestaat echter dat vrouwen tweemaal het slachtoffer worden. Een voorbeeld : een vrouw is in Marokko geboren en getrouwd met een Marokkaan, wordt nadien door hem verstoten en wenst zich jaren later in België te vestigen en er met een Belg te trouwen. Kan men die vrouw verplichten, als dat al mogelijk zou zijn, een eis tot echtscheiding in België in te dienen ?

Om te voorkomen dat mensen tweemaal het slachtoffer worden, erkent artikel 57 sommige gevolgen van de verstoting onder zeer strenge voorwaarden :

1. Men moet zich ervan vergewissen dat de verstoting gehomologeerd is door een openbare autoriteit;

2. Er kan geen sprake zijn van verstoting wanneer de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten een land is dat de verstoting niet kent;

3. De vrouw moet de ontbinding van haar huwelijk ondubbelzinnig en zonder dwang aanvaard hebben.

De derde voorwaarde wordt geacht vervuld te zijn als de vrouw zelf een rechtsvordering instelt, bijvoorbeeld om onderhoudsgeld te krijgen of stappen onderneemt om te hertrouwen. Als het initiatief van de man uitgaat, moet de rechter zich ervan vergewissen dat de vrouw het aanvaard heeft. Dat betekent niet dat de man aan de wil van de vrouw onderworpen is, maar veeleer dat het bilaterale karakter van de relatie in de eerste plaats komt.

Een tweede mogelijkheid kan overwogen worden, namelijk de invoering van een versnelde echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten, waarbij dat feit de verstoting is.

Deze oplossing is echter niet altijd mogelijk. De Belgische rechtbanken zijn niet bevoegd om een echtscheiding uit te spreken tussen personen die geen enkele band met België hebben. Als men die bevoegdheid zou aanvaarden, zou men ook moeten aanvaarden dat Belgen in het buitenland zouden kunnen gaan scheiden volgens de wetten van een land waarmee zij geen enkele band hebben.

Ten slotte vestigt de minister de aandacht op een bijkomende moeilijkheid. De oplossing van het internationaal privaatrecht zal ook afhangen van de totstandkoming van bilaterale akkoorden over de rechtsgevolgen van handelingen betreffende de staat en de bekwaamheid van personen die in België verricht zijn. Als België de erkenning weigert van iedere vorm van verstoting die heeft plaatsgehad in een moslimland, tussen personen die in dat land wonen, de nationaliteit ervan bezitten en op dat ogenblik geen enkele band met België hebben, is het weinig waarschijnlijk dat dat land een akkoord zal willen sluiten dat het verplicht om een in België uitgesproken echtscheiding van personen die van dat land afkomstig zijn, te erkennen.

IV. HOORZITTINGEN

1. Hoorzittingen met vertegenwoordigsters van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en van het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen

1.1. Uiteenzetting van mevrouw Fatima Hanine, vertegenwoordigster van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding

Het Centrum is bekend met het probleem van de vestoting : sedert zijn oprichting heeft het immers al meerdere vragen gekregen van vrouwen die het slachtoffer waren van verstoting. Er zijn een aantal typische situaties te onderscheiden :

a) De ambtenaren van de burgerlijke stand treden in de praktijk niet allemaal eenvormig op, sommigen aanvaarden de verstoting over te schrijven, anderen weigeren dat. Op die manier is het dan mogelijk dat een van beide echtgenoten nog gehuwd is voor de Belgische wet en de andere echtgenoot niet meer.

b) Sommige rechtbanken weigeren stelselmatig de verstotingsakte te erkennen omdat zij die strijdig achten met de openbare orde krachtens het principe van gelijkheid tussen man en vrouw (principieel standpunt); anderen controleren de homologatieprocedure bepaald in het Marokkaanse wetboek van burgerlijke rechtspleging in het licht van de eerbiediging van de rechten van de verdediging (pragmatisch standpunt).

c) Een vrouw die niet al te jong meer is of een vrouw van de eerste generatie die in het kader van gezinshereniging naar hier is gekomen met haar echtgenoot en wier kinderen meerderjarig zijn geworden, wordt plots verstoten wanneer zij met haar echtgenoot naar Marokko terugkeert. Zij blijft dan achter zonder financiële middelen, zonder alimentatie en zonder dat zij aanspraak kan maken op de goederen die in Marokko zijn aangekocht met de inkomsten uit hun migratie.

Het Centrum veroordeelt de verstoting (1). In onze rechtsstaat kan het Centrum de verstoting niet aanvaarden aangezien de rechten van de verdediging en het beginsel van gelijkheid tussen man en vrouw erdoor wordt geschonden.

Artikel 57 biedt meerdere voordelen. Rechtbanken en ambtenaren van de burgerlijke stand kunnen beschikken over duidelijke regels zodat zij meer eenvormig zullen handelen. Een van de belangrijkste aspecten is het criterium van gewone verblijfplaats. Met andere woorden, de regel van conflictenrecht verwijst niet langer naar de nationaliteit van de betrokken personen, maar naar de wet van hun gewone verblijfplaats. Dat heeft een belangrijk gevolg voor de migrantes, die niet langer in België voor een voldongen feit komen te staan, maar die hun rechten kunnen laten gelden krachtens de Belgische wet. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op koppels van dezelfde nationaliteit.

De rechter wenst duidelijk de vrouw te beschermen en meer rechtszekerheid te bieden. De rechtbanken hoeven zich niet langer te buigen over het buitenlands recht of de exceptie van openbare orde aan te voeren.

De enige opmerking van het Centrum is dat er geen bepaling is over Europese landen waar een erkenning nog wel mogelijk is, zoals bijvoorbeeld Frankrijk.

Geen enkele verstoting erkennen, ligt moeilijk. Dat zou betekenen dat een vrouw die in Marokko woont en haar echtgenoot, wier huwelijk is ontbonden door een vestoting overeenkomstig hun nationale wet, aan nieuwe discriminaties worden blootgesteld. In ons land zou de vrouw bijvoorbeeld niet kunnen hertrouwen aangezien dat als bigamie zou worden beschouwd en zouden er problemen rijzen met eventuele afstamming.

1.2. Uiteenzetting door de dames N. Babazia, J. Perneel et K. Aznag, vertegenwoordigsters van het Steunpunt Allochtone meisjes en vrouwen

Het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen is operationeel sinds november 1999 als erkend gelijkekanseninitiatief, gericht naar allochtone meisjes en vrouwen in Vlaanderen en Brussel.

Het Steunpunt heeft als kerntaak het onderbouwen van het emancipatie- en participatieproces van allochtone meisjes en vrouwen door a) in te spelen op specifieke noden en behoeften en b) het zichtbaar maken van deze groep binnen een multiculturele samenleving. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar de allochtone meisjes- en vrouwenverenigingen.

De complexe en fragiele juridische positie van allochtone vrouwen leidt nog steeds tot schrijnende situaties. Deze problemen (verstoting, gedwongen huwelijk, ...) komen in hoofdzaak voort uit de dubbele nationaliteit, die de meeste Marokkaanse vrouwen in België hebben. De Marokkaanse overheid beschouwt deze groep nog steeds als Marokkaanse onderdanen, ongeacht hun woonplaats. Dit impliceert dat deze vrouwen vallen onder de Marokkaanse familiewetgeving (Moudawana) van zodra zij op het Marokkaans grondgebied zijn. Er bestaan heel wat misbruiken, maar ook misvattingen die gedeeltelijk kunnen ondervangen worden indien de vrouwen op de hoogte zijn van de correcte informatie en procedures, waarbij vooral preventieve tips cruciaal kunnen zijn voor de toekomstmogelijkheden van de meisjes.

In het nieuwe internationaal privaatrecht moeten er duidelijke richtlijnen komen met betrekking tot onder andere verstoting. Het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen is voorstander van een domiciliëringswetgeving (wetgeving van de plaats waar men verblijft. Voor allochtone vrouwen die resideren in België, ongeacht hun nationaliteit, is dit dus de Belgische wetgeving).

Er heerst nog steeds heel wat onduidelijkheid over de al dan niet erkenning van Marokkaanse verstotingsakten door de Belgische instanties. In principe zou een verstotingsakte enkel maar erkend kunnen worden indien het gaat om twee mensen die enkel de Marokkaanse nationaliteit bezitten en de rechten van verdediging van de vrouw gerespecteerd werden. In de praktijk blijkt dat hieromtrent geen éénduidigheid heerst. Door toepassing van een domiciliëringswetgeving, is sowieso de Belgische wetgeving van toepassing en zijn de problemen met betrekking tot erkenning van Marokkaanse echtscheidings- of verstotingsvonnissen van de baan; er is dan immers enkel maar een Belgische rechter bevoegd. Marokkaanse vrouwen die in België verblijven met al dan niet de dubbele nationaliteit zijn ook Belgische onderdanen en moeten dus ook als dusdanig door de Belgische wetgeving beschermd worden.

Er is ook nood aan wettelijke samenwerking tussen Marokko en België, namelijk bilaterale akkoorden en multilaterale akkoorden die effectief goedgekeurd en die geratificeerd worden.

Tot vandaag worden de persoonlijke verhoudingen tussen « vreemdelingen » nog deels geregeld door buitenlandse familiestelsels. Voor België is de meest voorkomende situatie die van de Marokkaanse vrouwen en mannen. Dit impliceert dat bij geschillen tussen beide echtegenoten ook rekening dient gehouden te worden met het islamitisch familierecht. Zo kan het zijn dat iemand voor de Belgische wet gescheiden is, maar aangezien Marokko deze echtscheiding niet erkend, dient er in Marokko een nieuwe procedure gestart te worden. Dit kost tijd, geld en menselijk leed.

Dit zou vermeden kunnen worden door bilaterale en multilaterale overeenkomsten (die ook beantwoorden aan de eisen van de CEDAW, het Verdrag van Den Haag, het Verdrag inzake de rechten van het kind) waarin duidelijke afspraken komen wanneer België en Marokko elkaars vonnissen al dan niet erkennen. Met de domiciliëringswetgeving in het achterhoofd, komt het er dan op neer dat een Marokkaanse rechter niet bevoegd kan zijn voor alle zaken in verband met de familiewetgeving voor wat betreft Marokkaanse burgers die in België resideren.

1.3. Gedachtewisseling

Mevrouw Nyssens heeft vragen bij de inhoud van het nieuwe Marokkaanse wetboek van familierecht. Daarin blijft de verstoting behouden maar worden er strenge voorwaarden aan die verstoting verbonden met name de toestemming van een rechtbank. Is tijdens de procedure echter ook de aanvaarding door de vrouw een vereiste ?

Opdat de verstoting in België kan worden erkend, vereist artikel 57 van het wetsvoorstel dat de vrouw voor de rechter is verschenen en de verstoting heeft aanvaard. Is dat geen strikt vormelijke voorwaarde als de vrouw in werkelijkheid geen keuze heeft ?

Het ontwerp van Wetboek van internationaal privaatrecht wijdt voorts een apart hoofdstuk aan de onderhoudsverplichting (artikel 73 en volgende), waarbij het de bedoeling is een duidelijk onderscheid te maken tussen de erkenning van de ontbinding van een huwelijk die in het buitenland is uitgesproken, en de gevolgen van die ontbinding. Staat dat onderscheid niet haaks op de belangen van de vrouw die de gevolgen van de verstoting erkend wenst te zien om een onderhoudsuitsuitkering te krijgen ?

Mevrouw Hanine meldt dat het familierecht in Marokko niet zo verregaand hervormd is geweest als eerst gedacht. De wet bepaalt voortaan dat de vrouw voor de rechtbank moet verschijnen en dat de rechter de verstoting moet homologeren. De verstoting blijft echter wel het exclusieve voorrecht van de echtgenoot en de vrouw zal eigenlijk verplicht worden de verstoting te aanvaarden, ook al gaat zij niet akkoord.

Een van de grote verwezenlijkingen van de hervorming is de invoering van de scheiding door onderlinge toestemming. De vrouw kan makkelijk de echtscheiding aanvragen omdat de bewijsmiddelen zijn verruimd.

Momenteel worden in België erg weinig verstotingen erkend. Rechters kunnen een exceptie van openbare orde aanvoeren om die erkenning te weigeren.

De heer Willems meent dat de verstoting als instituut in onze rechtsorde niet kan worden erkend. Als de verstoten vrouw soms in een « hinkende » situatie verzeild raakt, komt dat misschien doordat de Belgische wetgeving niet aan die specifieke gevallen is aangepast.

Mevrouw Hanine is genuanceerder. Als het Belgisch recht het instituut verstoting niet erkent voor personen die op het ogenblik van de verstoting onder de rechtsorde van een land vielen dat het instituut wel kent, wordt het recht van dat land geschonden. Zij haalt als voorbeeld een Marokkaans koppel aan, dat in Marokko woont. De vrouw wordt verstoten door haar man. Tien jaar later ontmoet zij een Belg en wenst zij zich met hem in België te vestigen. Mag geen enkel effect van de verstoting, die heeft plaatsgehad naar Maghrebijns recht, erkend worden ?

Mevrouw Onkelinx, minister van Justitie, verklaart dat er geen sprake is van erkenning van de verstoting maar dat verstoten vrouwen wel beschermd moeten worden door op hen regels toe te passen die onze waarden erkennen. In het licht daarvan sluit artikel 57 de erkenning uit als de vrouw in België verblijft. In dat geval geldt de « normale » echtscheidingsprocedure.

De vraag ligt nog moeilijker als het koppel een vreemde nationaliteit heeft en verblijft in een land dat de verstoting toepast. Moet in het voorbeeld dat mevrouw Hanine heeft aangehaald, de vrouw verplicht worden een dure echtscheidingsprocedure op te starten omdat ons land de verstoting niet erkent ? De vrouw mag zeker geen slachtoffer in het kwadraat worden.

Artikel 57 wenst de situatie te verduidelijken maar de voorwaarden die het invoert, kunnen nog worden verfijnd.

Wat denkt het Centrum van de voorwaarde dat de vrouw de verstoting moet aanvaarden ? Volgens het voorgestelde artikel 57 kan de verstoting louter erkend worden als de vrouw « de mogelijkheid werd geboden om aanwezig te zijn » en als zij de ontbinding « op ondubbelzinnige wijze en zonder enige dwang » heeft aanvaard. Als de vrouw echter een oproepingsbrief van de rechtbank krijgt, zal het meestal de man zijn die de brief opent. Het risico bestaat dan dat hij de vrouw daar niet over inlicht.

Mevrouw Hanine antwoordt dat zulks een louter vormelijke voorwaarde is aangezien de vrouw toch geen andere keuze heeft dan de ontbinding te aanvaarden. Een dergelijke voorwaarde opleggen zou betekenen dat de verstoting nauw verwant is aan de echtscheiding door onderlinge toestemming, maar dat is bijna nooit het geval.

De erkenning van het Marokkaanse recht in België en andersom, moet ook met bilaterale akkoorden worden geregeld. Op die manier kunnen de partijen beter beschermd worden.

De minister van Justitie antwoordt dat België en Marokko vanaf 1979 akkoorden hebben gesloten over de burgerlijke stand en uittreksels uit geboorteakten. In de jaren '80 werden nog drie overeenkomsten getekend, die echter niet geratificeerd werden. Een van die verdragen maakte het mogelijk Marokkaanse akten van verstoting in België te onderwerpen aan een exequatur.

Mevrouw Vienne merkt op dat er steeds over Marokko wordt gesproken maar dat verstoting ook in andere landen met islamitisch recht bestaat. Artikel 57 heeft een universele draagwijdte.

De minister van Justitie geeft toe dat het sluiten van bilaterale verdragen met een bepaald land en het opstellen van regels van internationaal privaatrecht verschillende zaken zijn. Om een algemene regel op te stellen mag men zich niet baseren op de relaties met een bepaald land.

2. Hoorzittingen met vertegenwoordigers van het Plateforme Répudiation en van de Cercle européen de la communauté marocaine et des amis du Maroc

2.1. Uiteenzetting van mevrouw Hafida Bachir, vertegenwoordigster van het Plateforme Répudiation

Het Plateforme Répudiation groepeert een veertigtal verenigingen. Het secretariaat en de coördinatie worden waargenomen door Vie féminine.

Mevrouw Bachir legt uit dat Vie Féminine zich een vijftiental jaren geleden is beginnen te interesseren voor het probleem van de verstoting via vrouwen die zich ingeschreven hadden voor alfabetiseringscursussen en workshops die de vereniging organiseert. Sommige vrouwen werden tijdens de vakantie in Marokko verstoten en anderen hadden schrik om er op vakantie te gaan.

Men is de zaak juridisch beginnen te onderzoeken. Er is een solidariteitsnetwerk tot stand gekomen zodat vrouwen die het slachtoffer zijn van verstoting Vie féminine kunnen waarschuwen, zelfs vanuit afgelegen gebieden in Marokko.

De werkelijkheid is heel hard : verstoten vrouwen worden in Marokko soms van hun papieren beroofd en men ziet ze nooit meer terug in België.

Begin jaren negentig werden Belgisch-Marokkaanse akkoorden gesloten, waarvan een bepaling de verstoting als een vorm van huwelijksontbinding erkende. Die akkoorden zijn nooit bekrachtigd. Vie féminine heeft toen besloten zich tegen de verstoting te verzetten, omdat zij die praktijk als een onaanvaardbare vorm van huwelijksontbinding beschouwt.

Op vraag van Vie féminine werd de weigering om de verstoting als een geldige vorm van echtscheiding te erkennen, opgenomen in het Belgische eisenpakket voor de Wereldvrouwenmars 2000. Deze eis werd overgenomen door alle andere verenigingen die bij de Mars betrokken waren.

Na de Wereldmars wenste Vie féminine op een meer structurele manier actie te voeren tegen de erkenning van de verstoting. Zo werd op 29 juni 2001 officieel het Plateforme Répudiation opgericht, bestaande uit vrouwenverenigingen en andere verenigingen die in deze strijd hun solidariteit willen betuigen. Kort daarvoor werd een wetsvoorstel van Anne-Marie Lizin c.s. goedgekeurd, dat de vermelding van de verstoting op de identiteitskaart afschafte (wet van 12 augustus 2000 tot wijziging van artikel 2, eerste lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen).

Over artikel 57 van het voorstel van IPR-wetboek wil het Plateforme Répudiation in een sereen klimaat een advies uitbrengen. De resultaten van vijftien jaar strijd mogen niet zomaar verknoeid worden.

Het Plateforme zal zijn standpunt begin maart officieel bekendmaken, rekening houdend met de volgende argumenten :

­ artikel 57 mag niet uit de context van het internationaal privaatrecht gehaald worden. Deze bepaling vereist een diepgaand juridisch onderzoek;

­ de bepaling moet bekeken worden in het licht van het principe van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, maar ook van de concrete toestand waarin vrouwen zich bevinden. Sommige slachtoffers van verstoting zitten tussen twee stoelen omdat de verstoting hier niet erkend is. Die realiteit mag niet uit het oog worden verloren;

­ het focussen op het probleem van de verstoting kan nadelig zijn voor de vrouwen die er het slachtoffer van zijn. De kwestie moet in de algemenere context van de verdediging van de rechten van de vrouw geplaatst worden.

Het Plateforme is dus stellig gekant tegen de verstoting als een eenzijdige daad en als het exclusieve recht van de echtgenoot. Zijn standpunt met betrekking tot het voorgestelde artikel 57 zal echter zowel ingegeven zijn door het beginsel van de gelijkheid van vrouwen en mannen als door de overweging dat deze bepaling aan vrouwen een grotere autonomie kan geven.

Hoewel het debat hier in België gevoerd wordt, moet opgemerkt worden dat ook de vrouwenverenigingen in Marokko de verstoting beschouwen als een onaanvaardbare praktijk die in iedere wetgeving geweerd moet worden.

Het voorgestelde artikel 57 houdt een aantal grendels in, zoals de voorwaarde van de gewone verblijfplaats in België. Zonder zich uit te spreken over de opportuniteit van die voorwaarden, kan men zich afvragen hoe het begrip gewone verblijfplaats geïnterpreteerd moet worden. Marokkaanse gezinnen behouden zeer strakke banden met Marokko. Het komt vaak voor dat de eerste generatie Marokkaanse immigranten, die nu met pensioen is, de helft van het jaar doorbrengt in haar land van herkomst. Het is dus belangrijk dat het begrip gewone verblijfplaats in het IPR-wetboek nader omschreven wordt.

Men zal moeten letten op de richtlijnen die men aan de gemeentebesturen zal geven voor de overschrijving van de verstoting in de registers van de burgerlijke stand omdat het voor de vrouw zeer vernederend is om de verstoting op een officiële akte vermeld te zien staan. Het ontbreken van het woord « verstoting » in artikel 57 is in ieder geval een goede zaak.

2.2. Uiteenzetting van mevrouw Véronique Lefrancq, vertegenwoordigster van de Cercle européen de la communauté marocaine et des amis du Maroc

De Cercle européen de la communauté marocaine et des amis du Maroc is niet in heel Europa ingeplant, maar onderneemt acties in heel Europa met afdelingen uit Frankrijk, Nederland en België.

Het Marokkaanse familierecht is onlangs grondig hervormd. Deze evolutie van het recht in een moslimland is een belangrijk feit. Belangrijke wijzigingen zijn de erkenning van de verantwoordelijkheid van beide echtgenoten in een gezin, de verhoging van de huwbare leeftijd van meisjes van 15 tot 18 jaar, de zeer strenge beperkingen van polygamie die bijna onmogelijk wordt, het recht van de vrouw om de echtscheiding aan te vragen ...

De mondelinge verstoting is niet langer mogelijk. Voortaan moet een rechtbank zich daarover uitspreken, waardoor ze de facto een gerechtelijk geregelde echtscheiding wordt. Die procedure houdt een voorafgaande regeling van de rechten van de vrouw en de kinderen in.

De term « verstoting » wordt weliswaar behouden, maar hoewel hij voor ons een zeer negatieve connotatie blijft hebben, moet men beseffen wat hij nu in de praktijk nog betekent. Neemt men een standpunt in over het voorgestelde artikel 57, dan moet men ook rekening houden met de werkelijke toestand van de vrouw, zonder dat men zich blind staart op het woord « verstoting ».

2.3. Gedachtewisseling

De heer Destexhe vraagt de spreeksters of zij vinden dat men de strekking van artikel 57 moet volgen, namelijk het niet-erkennen van de verstoting wanneer een van de echtgenoten Belg is of in België verblijft, dan wel het standpunt van mevrouw Lizin, die wil dat iedere vorm van verstoting verboden moet zijn en dus in geen geval in België erkend kan worden.

Als men voor de eerste oplossing kiest, is het criterium van de gewone verblijfplaats dan niet te restrictief ? Bestaan er geen gevallen waarin de vrouw er baat bij heeft dat haar verstoting erkend wordt, ook al woont zij in België ?

Mevrouw de T' Serclaes herinnert eraan dat de tekst van het wetsvoorstel houdende het wetboek van IPR opgesteld is door universiteitsprofessoren en dat de criteria van artikel 57 dezelfde zijn als die welke in de huidige rechtspraak van het Hof van Cassatie gehanteerd worden.

Mevrouw Willems meldt dat de VLD-fractie inzake de verstoting het principieel standpunt heeft ingenomen dat een verstoting in het buitenland nooit op de een of de andere manier in België erkend kan worden. In de commissie voor de Justitie werd een amendement in die zin ingediend (amendement nr. 6 van de heren Willems et Coveliers, stuk Senaat, nr. 3-27/3).

Het lid vraagt zich af wat België belet de verstoting te behandelen in het raam van een echtscheidingsprocedure, wat aanleiding zal geven tot een vonnis op tegenspraak na een procedure waarbij de rechten van elk der partijen in acht zullen zijn genomen.

Mevrouw Nyssens herinnert eraan dat verstoting, wat men er ook moge van denken, in bepaalde landen een vorm van ontbinding van het huwelijk is. Het is duidelijk dat België in zijn internationaal privaatrecht niet alle gevolgen kan negeren van de ontbinding van het huwelijk volgens de vormen en gebruiken van een vreemd land.

Het probleem met verstoting is dat ze eenzijdig is. Bijgevolg legt artikel 57 de aanvaarding door de vrouw op. Maar hoe kan een vrouw een akte aanvaarden die in het Noord-Afrikaanse recht per definitie een eenzijdige akte is ?

Hoe kan men vervolgens in België gevolgen toeschrijven aan de verstoting voor de vrouwen die daar belang bij hebben ? Is het denkbaar de verstoting in België te behandelen als een grond voor een versnelde echtscheidingsprocedure ?

Mevrouw Bousakla meent dat verstoting een vernedering is voor alle vrouwen en ze ziet niet in hoe men een eenzijdige akte, afkomstig van de man, in een echtscheiding kan omzetten. Als alternatief voor die mogelijkheid, stelt ze voor ervan uit te gaan dat al wie in België woont de Belgische wetten moet gehoorzamen en de mannen te straffen die de wetten van hun land van herkomst gebruiken om het Belgische recht te ontduiken.

Wanneer men de ontbinding van het huwelijk toch erkent, is het duidelijk dat de man met zijn tweede echtgenote naar België zal komen op grond van het beginsel van de gezinshereniging, wat heel pijnlijk zal zijn voor de eerste echtgenote, die reeds de verstoting heeft moeten ondergaan.

Dit wijst erop dat artikel 57 belangrijke praktische gevolgen heeft, en dat een diepgaand, objectief onderzoek nodig is. Het lid blijft in elk geval het beginsel van de verstoting verwerpen en blijft voor een alternatieve oplossing pleiten.

Mevrouw de T' Serclaes meldt dat de commissie voor de Justitie aan het wetsvoorstel houdende het wetboek van IPR werkt met de hulp van vier universiteitsprofessoren die de tekst hebben uitgeschreven en die grote specialisten ter zake zijn. Het is overigens niet de bedoeling een nieuwe wetgeving uit te vinden, maar de huidige wetgeving en rechtspraak in een wetboek samen te brengen.

Bovendien merkt het lid op dat het debat alleen nog over de Marokkaanse vrouwen gaat. Het is een feit dat de Marokkaanse bevolking in België omvangrijk is, maar er zijn nog landen die de rechtsfiguur van de verstoting kennen en hun gezinsrecht is niet noodzakelijk even modern als het Marokkaanse recht. Men mag niet uit het oog verliezen dat artikel 57 van het wetboek van IPR universeel moet kunnen worden toegepast.

Ook mevrouw De Roeck meent dat het adviescomité zich van de context van het Marokkaanse recht moet kunnen losmaken om een advies te geven. Het mag zeker niet zover komen dat men artikel 57 van het wetsvoorstel wijzigt in een richting die gunstig is voor de situatie van de Marokkaanse vrouwen, maar die problemen veroorzaakt voor vrouwen van andere nationaliteiten.

Mevrouw Van de Casteele geeft toe dat ze geen jurist is, en zeker geen specialist in gezinsrecht. Het feit blijft dat de erkenning van de verstoting een symbolisch geladen probleem is en het is jammer dat alle schijnwerpers op die problematiek gericht blijven. De VLD heeft een amendement ingediend dat vergelijkbaar is met dat van mevrouw Lizin (amendement nr. 6, stuk Senaat, nr. 3-27/3), om de erkenning van het begrip verstoting in de Belgische rechtsorde te verbieden, ook zoals ze in voorliggend artikel 57 is opgenomen. Tegelijk moeten we echter het initiatief nemen om een vereenvoudigde procedure in te stellen waardoor de vrouw die door verstoting op grond van een vreemde wetgeving getroffen wordt, op de verstotingsakte kan steunen om vlot de echtscheiding te verkrijgen.

Mevrouw Nyssens wil weten of vandaag nog veel vrouwen met de dubbele nationaliteit verstoten worden zonder het zelf te weten, door verstekprocedures. Neemt het verschijnsel af of niet ?

Mevrouw Lefrancq zal antwoorden op basis van haar kennis van het Marokkaanse recht, maar uiteraard erkent ze dat het debat moet worden opengetrokken.

In het nieuwe Marokkaanse gezinsrecht moet de verstoting door een rechtbank worden gehomologeerd. De mondelinge verstoting, zonder medeweten van de vrouw, is niet langer mogelijk. De vrouw wordt opgeroepen om voor de rechter te verschijnen. De rechter poogt de partijen te verzoenen en indien dit niet lukt, regelt hij de problemen van het onderhoudsgeld, het hoederecht over de kinderen, enz. Bovendien moet de vrouw de woonplaats niet meer verlaten.

Het optreden van de rechtbank is van fundamenteel belang : verstoting blijft weliswaar een eenzijdige akte van de man, maar uiteindelijk verschilt de situatie nog weinig van een echtscheidingsprocedure die in België door een man wordt ingeleid. Het woord « verstoting » schokt ons, omdat we het in het licht van onze eigen waarden en gebruiken beschouwen. Men moet het in zijn context zien, in het licht van een andere religie en een ander recht.

Is het de rechtsfiguur van de verstoting of het gebruikte vocabularium waarmee men problemen heeft ? Indien het om het vocabularium gaat, dient men te weten dat het begrip verstoting niet meer die bijbetekenis heeft die het vroeger had. Het is een vorm van snelle en gemakkelijke ontbinding van het huwelijk. Sommige vrouwen vragen hun man erom.

Mevrouw Bachir wijst erop dat Plateforme Répudiation vooral begaan is met de kwetsbaarste vrouwen, die echt het slachtoffer van verstoting dreigen te worden. Ze wordt niet geconfronteerd met vrouwen die in staat zijn zelf de verstoting aan hun man te vragen.

Ze is het niet eens met vorige spreekster en meent dat verstoting een ontoelaatbare eenzijdige akte is. De kern van het probleem is dat het principe van de verstoting moet worden verworpen, terwijl men er bepaalde positieve gevolgen van erkent, zodat de vrouwen de kans krijgen zich uit de slag te trekken voor het onderhoudsgeld, het hoederecht over de kinderen, de mogelijkheid te hertrouwen, enz. Die gevolgen zijn gekoppeld aan het inschrijven van de verstotingsakte in de registers van de burgerlijke stand, wat op een symbolische erkenning van de verstoting neerkomt en dat verwerpt het Plateforme.

Het is juist dat het Marokkaanse recht veranderd is, maar het wordt niet noodzakelijk toegepast, zeker in afgelegen dorpjes niet. De wetgever botst op eeuwenoude patriarchale praktijken. Verstoting blijft dus schering en inslag, zelfs voor vrouwen die in België of elders hebben gewoond.

Mevrouw Lefrancq meent dat het aantal verstoten vrouwen in België duidelijk afneemt.

Mevrouw Bachir werpt op dat in Marokko 81 % van de ontbindingen van huwelijken door middel van verstoting gebeuren. Zolang verstoting is toegestaan, zal ze worden toegepast.

De term « verstoting » bestaat niet in het Marokkaanse recht : men heeft het over « talak », dat wil zeggen echtscheiding. Het is door de gewijzigde mentaliteit ten opzichte van democratische principes zoals het beginsel van gelijkheid van man en vrouw, dat men zich bewust wordt van het onduldbare van de akte, omdat ze eenzijdig is.

De heer Destexhe onthoudt van de uiteenzetting van mevrouw Bachir dat de voorkeur moet worden gegeven aan de aanpak van het amendement van mevrouw Lizin of van de VLD, dat veel duidelijker is dan het voorgestelde artikel 57 inzake het beginsel van het verbod van verstoting. Wanneer men echter pragmatisch wil zijn, ziet het lid twee mogelijkheden : de eerste is het scheppen van een specifieke, versnelde echtscheidingsprocedure voor verstoten vrouwen ­ indien dat mogelijk is; de tweede mogelijkheid is een verbod op de erkenning van de verstoting « tenzij de erkenning ervan in het belang van de vrouw is ».

Het lid wenst ook meer uitleg te krijgen over het verschil tussen de « talak » en de « khôl ».

Mevrouw Bousakla bevestigt de verklaringen van mevrouw Bachir over de ongewijzigde mentaliteit. In 2003 heeft ze zelf kennis genomen van dossiers over vrouwen afkomstig uit Noord-Marokkaanse dorpen, die in België wonen en die in Marokko verstoten waren zonder daarvan op de hoogte te zijn gebracht, hoewel de wet dat oplegt. Het is voldoende dat de man voor de rechtbank verschijnt met een gesluierde vrouw die hij voor zijn echtgenote laat doorgaan. Er is geen enkele waarborg voor de wijze waarop de vrouwenrechten op het Marokkaanse platteland in acht worden genomen.

Anderzijds kan het lid niet geloven dat vrouwen spontaan vragen verstoten te worden. Indien dergelijke gevallen bestaan, gaat het om wanhopige vrouwen die geen enkel alternatief hebben.

Mevrouw Lefrancq repliceert daarop dat de inhoud van de wet en de toepassing ervan twee verschillende zaken zijn. Het feit dat de wet in afgelegen dorpen niet correct wordt toegepast doet geen afbreuk aan het feit dat het statuut van de vrouw in het Marokkaanse recht werkelijk verbeterd is.

Zoals reeds gezegd bestaat het woord « verstoting » niet in het Marokkaanse recht. Men heeft het over « talak », dat wil zeggen echtscheiding. Terwijl de vrouw vóór de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek van gezinsrecht niet het recht had de echtscheiding te vragen. Wanneer ze haar man vroeg te mogen scheiden, vroeg ze hem dus eigenlijk haar te verstoten, maar die verstoting heeft niet die pejoratieve betekenis die wij daar in België aan geven.

Wanneer gezegd wordt dat de verstoting goed is voor 80 % van de huwelijksontbindingen, weten we daarmee nog niet of het om de wil van de man of van de vrouw gaat. In de Marokkaanse cultuur zal het initiatief bij een echtscheiding weliswaar vaker van de man komen, maar dat is een ander debat.

Het doel van dit debat is de rechten van de vrouw in België te beschermen en niet het Marokkaanse recht te veranderen.

Mevrouw Bachir legt uit dat talak voor de eenzijdige echtscheiding staat, terwijl khôl het kopen van de echtscheiding is. Uiteraard impliceert de khôl dat de vrouw voldoende financiële middelen heeft, wat zelden het geval is voor de vrouwen die in België geïmmigreerd zijn. Daarnaast is er nog de klassieke echtscheiding, met inachtneming van de rechten van beide partijen, maar kennelijk doen heel weinig paren daar een beroep op.

De heer Willems onderstreept dat hij niet gekant is tegen het feit op zich dat er een vorm van eenzijdige ontbinding van het huwelijk bestaat in een andere rechtscultuur, maar dat hij er wel problemen mee heeft dat dit voorrecht slechts voor één der partijen bestaat. Wie in België komt, valt onder de rechten en plichten van onze rechtsorde en moet accepteren dat de akte van verstoting waarop hij zich beroept in het licht van het Belgisch recht wordt onderzocht. Daarom kan de verstoting volgens het lid slechts worden beschouwd als een feitelijk gegeven waarmee rekening moet worden gehouden in een echtscheidingsprocedure voor onze hoven en rechtbanken.

Mevrouw De Roeck vraagt zich af welke concrete gevolgen het eventuele aannemen van het VLD-amendement kan hebben voor de toestand van de verstoten vrouwen die zich op het Belgisch grondgebied bevinden.

3. Hoorzittingen met de vertegenwoordigsters van de Conseil des femmes francophones de Belgique

3.1. Uiteenzetting door mevrouw Magdeleine Willame-Boonen, voorzitster van de CFFB

De leden van de Commission des femmes maghrébines van de CFFB kennen de problematiek van de verstoting zeer goed en de commissie heeft daarover een standpunt ingenomen. Haar advies werd besproken in het bureau en in de raad van bestuur van de CCFB en op die manier is men tot het advies gekomen dat de voorzitster vandaag voorstelt. Tevens moet erop worden gewezen dat de Conseil des femmes francophones de Belgique deel uitmaakt van het Plateforme Répudiation.

Wat de problematiek van de verstoting betreft, een discriminerende praktijk die totaal in strijd is met de eerbied voor de menselijke waardigheid, dient het toekomstige wetboek van internationaal privaatrecht op heldere wijze het toepasselijk nationaal recht aan te wijzen en te bepalen onder welke voorwaarden een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse authentieke akte in België gevolg kan krijgen.

Deze vorm van discriminatie tussen de echtgenoten op basis van het geslacht moet worden weggewerkt.

De verstoting is des te meer onaanvaardbaar omdat ze de betrekkingen tussen de echtgenoten fundamenteel precair maakt. De verstoting bestrijden betekent tegelijk het huwelijk op basis van gelijkheid bevorderen.

We moeten in elk geval begaan zijn met het lot van buitenlandse vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van de eenzijdige macht van het recht van de man om de ontbinding van het huwelijk te vragen, maar er moet toch rekening worden gehouden met zeer concrete situaties.

Immers, « door de erkenning van de verstoting principieel te weigeren, louter omwille van het instituut, zouden onbillijke situaties ontstaan. Het zou, bijvoorbeeld, onredelijk zijn een islamitische vrouw die afkomstig is van en die woonde in een isalamitisch land ten tijde van de scheiding, de mogelijkheid te ontnemen de verstoting in België aan te voeren om haar status van uit de echt gescheiden vrouw aan te tonen in relatie tot een vermogensrechtelijke aangelegenheid » (stuk Senaat, nr. 3-27/1, blz. 90).

De handhaving van die manier van huwelijksontbinding maakt het mogelijk de belangen te blijven beschermen van vrouwen die afkomstig zijn uit bepaalde landen waar het huwelijk alleen door verstoting kan worden ontbonden (Soedan, Jemen, ...). Op die manier krijgen ze toegang tot hun rechten en kunnen ze vooral de afgeleide rechten van dergelijke huwelijksontbinding genieten.

Principieel elke verwijzing naar dat type van huwelijksontbinding verwerpen, zonder zich te bekommeren om de concrete en normaal te verwachten gevolgen voor belanghebbenden, komt erop neer dat men de vrouwen die geheel vrijwillig « uit de echt zijn gescheiden » straft, waardoor ze geen aanspraak kunnen maken op de positieve gevolgen van die « echtscheiding », met name op de reorganisatie van hun leven en dat van hun kinderen.

In verband met de voorwaarde dat een van de echtgenoten zijn verblijfplaats in België moet hebben (artikel 57, § 2, 3º), bestaat het risico dat wanneer soortgelijke bepaling niet in de andere Europese landen bestaat, de mannen die hun vrouw willen verstoten hun woonplaats elders in Europa (Frankrijk, ...) kiezen.

Het is allicht wenselijk hierover een gemeenschappelijk standpunt binnen de Europese Unie aan te bevelen.

België mag, in naam van de Belgische openbare orde en met het oog op de vooruitgang, slechts bilaterale overeenkomsten met Marokko (en met de andere landen die de eenzijdige ontbinding van het huwelijk toepassen) sluiten, indien die overeenkomsten het beginsel aanvaarden van de gelijkheid van man en vrouw (deze landen het gebruik van de verstotingsprocedure ontraden).

Persoonlijk vindt mevrouw Willame dat een ander interessant spoor dat van mevrouw de Bethune in haar voorstel van amendement is (amendement nr. 64, stuk Senaat, nr. 3-27/4). De eenzijdige huwelijksontbinding is in strijd met de openbare orde en met de rechten van de verdediging. In het bijzonder is de eenzijdige huwelijksontbinding in strijd met het principe van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen dat is opgenomen in de Belgische Grondwet. Het feit van de eenzijdige huwelijksontbinding zelf en de zwaarwichtige effecten ervan creëren een grond tot echtscheiding op grond van feiten, meer bepaald de grove belediging (artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek). Men zou de vrouw juridisch de mogelijkheid kunnen bieden om de Belgische rechter te verzoeken tot omzetting van de eenzijdige huwelijksontbinding in een echtscheiding op grond van bepaalde feiten, ten laste van de echtgenoot die de eenzijdige huwelijksontbinding verkregen heeft.

3.2. Uiteenzetting door mevrouw Khadija El Hajjaji, lid van de Commission des femmes maghrébines van de CFFB

Mevrouw El Hajjaji is zelf Marokkaanse en geeft consultaties in centra voor gezinsplanning. Ze weet dat geen enkele moslimvrouw voorstandster is van de verstoting. Men moet er zich echter van bewust zijn dat het woord « verstoting » in de meeste moslimlanden niet dezelfde betekenis heeft als bij ons. In de Arabische landen en in een groot deel van zwart Afrika is het vaak de enige manier om een huwelijk te ontbinden. Vrouwen die een man willen verlaten die moeilijkheden veroorzaakt, hebben vaak geen keuze; ze vragen zelf die verstoting en onderhandelen om ze te verkrijgen. De verstoting opheffen om de vrouwen te beschermen, kan hen dus in werkelijkheid bestraffen.

Er bestaan bij ons concrete gevallen van vrouwen die, om te kunnen hertrouwen, gedwongen worden om naar Marokko te vertrekken om een rechterlijke beslissing proberen te verkrijgen over de verstoting, zodat ze gemakkelijker kan worden erkend in België. Dat is heel pijnlijk en vernederend voor de vrouw, die zich voor de tweede keer moet vrijkopen.

Het is van belang dat artikel 57 zware grendels plaatst op de erkenning van de verstoting, maar dat het toch de vrouw de mogelijkheid biedt ze te verkrijgen zonder dat ze zich hoeft te vernederen.

De erkenning van de gevolgen van de verstoting zijn voor de Marokkaanse vrouw van essentieel belang. Indien de Belgische rechter enige ongelijkheid vaststelt ten opzichte van de kinderen bijvoorbeeld, kan hij de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek op de situatie toepassen. Het idee om de verstoting voor de Belgische rechtbanken om te zetten in een echtscheiding op grond van feiten, lijkt dan weer vrij moeilijk uitvoerbaar.

Tot slot herinnert spreekster eraan dat het nieuwe Marokkaanse wetboek van gezinsrecht de mondelinge verstoting, dat is de meest vernederende, niet meer kent, maar de rechtsfiguur handhaaft door ze van een rechterlijke beslissing afhankelijk te maken. Het wetboek bevat nog andere concepten die aanstootgevend zijn voor de westerse manier van denken. Interessant is in elk geval dat terwijl de Arabische versie van het wetboek al bestaat, de juristen nog aan de Franse versie werken om de vertaling van de concepten van het moslimrecht zo goed mogelijk aan te passen aan de westerse concepten en conflicten met de Europese systemen te voorkomen.

3.3. Gedachtewisseling

Mevrouw Nyssens merkt dat het nieuwe Marokkaanse gezinsrecht de vrouw in principe de mogelijkheid biedt de echtscheiding aan te vragen. Zullen er dan nog vrouwen zijn die de verstoting vragen en die zullen moeten onderhandelen om hun vrijheid te krijgen, zoals dat blijkbaar nu het geval is ?

Mevrouw El Hajjaji antwoordt dat het nieuwe wetboek ­ dat nog niet van kracht is ­ de mondelige verstoting afschaft, maar de rechtsfiguur onder bepaalde voorwaarden handhaaft, naast de rechtsfiguur van de echtscheiding. Er is niet alleen een gerechtelijke procedure voor nodig, de procureur moet ook nagaan of de vrouw regelmatig is opgeroepen. Bovendien moet de man onderhoudsgeld betalen voor zijn vrouw en kinderen en die betaling moet vóór de verstoting geregistreerd wordt.

Tevens kan de vrouw voortaan werkelijk het initiatief nemen om de echtscheiding aan te vragen, aangezien de beperkende voorwaarden (verplichting om twaalf getuigen voor te brengen die haar verklaringen bevestigen) die tot dusver bestonden, werden afgeschaft.

De vrouw heeft ook rechten die ze kan doen gelden op het tijdstip van het huwelijk, namelijk in het huwelijkscontract een monogamieclausule en bepalingen over de verstoting doen opnemen.

Verstoting blijft dus mogelijk, maar al die omstandigheden zullen de man ontraden er een beroep op te doen.

Mevrouw de Bethune begroet de positieve ontwikkeling van het Marokkaanse recht, maar het Belgische wetboek van IPR blijft niet beperkt tot de relatie met dat recht. Het lid wenst te weten in hoeveel landen de mondelinge verstoting is toegestaan. Welke rechtssystemen voorzien in een homologatie van de verstoting door de rechtbank, zoals het voorstel van artikel 57 vereist ?

Mevrouw de Bethune meent dat een zeer strak standpunt moet worden ingenomen : de erkenning van de verstoting moet worden verboden en er mag geen enkele uitzondering worden toegestaan. Dat vrouwen tweemaal rechteloos blijven moet worden voorkomen op een andere manier dan de erkenning van de verstoting onder bepaalde voorwaarden. Artikel 57 aannemen zoals het wordt voorgesteld, zal landen met moslimrecht zoals Irak, dat zijn rechtssysteem opnieuw moet opbouwen, argumenten in handen spelen voor de handhaving van dergelijke rechtsfiguren in hun juridisch arsenaal.

Mevrouw El Hajjaji heeft geen informatie over alle landen met moslimrecht, maar het is duidelijk dat onder die landen Marokko en Tunesië de meest progressieve zijn . In de andere Staten bevat het rechtssysteem ongetwijfeld meer ongelijkheid.

Mevrouw Bousakla herinnert eraan dat verstoting uit de sharia komt, de fundamentalistische wet die in bepaalde moslimlanden wordt toegepast. Daar is vanzelfsprekend in een democratisch land als België geen plaats voor. Ook al erkent het Marokkaanse recht bepaalde rechten voor de vrouw, zij blijft het slachtoffer van de verstoting en wordt vernederd. Men zal die vrouwen niet helpen, men zal geen oplossing bieden door in bepaalde gevallen een rechtsfiguur te erkennen die uit het oogpunt van hun rechten onaanvaardbaar is.

In de commissie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen van de Raad van Europa wordt dit onderwerp diepgaand besproken met 45 landen. Een delegatie van Arabische landen heeft duidelijk gevraagd de verstoting niet te erkennen.

Wanneer vrouwen soms vragen verstoten te worden, is dat precies omdat ze geen alternatief hebben. In Marokko zullen ze voortaan de mogelijkheid hebben het huwelijk op een andere wijze te beëindigen. Het lid kan daarom niet geloven dat vrouwen nog om een verstoting zullen vragen, tenzij onder dwang, wat een extra argument is om ze niet te erkennen.

De echte oplossing is de mannen die de verstoting nog toepassen, te straffen.

Mevrouw Lizin herinnert eraan dat het adviescomité de gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen verdedigt. In naam van dat principe moet de verstoting worden verboden.

Artikel 57 van het voorstel van wetboek van IPR moet zich beperken tot het bevestigen van het principe dat erkenning van de verstoting verboden is. Als dit principe eenmaal is vooropgesteld, kan de situatie van de slachtoffers van die illegale akte die de verstoting is, door een artikel of zelfs door een afzonderlijk wet worden aangepakt.

Die benadering kan men vergelijken met de wetgeving betreffende het echtelijk geweld. De wet van 24 november 1997 strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan maakt van parnergeweld een strafrechtelijk misdrijf. Hij maakt geen uitzondering voor gevallen waarin de partner bereid is zich te laten slaan ! De wet stelt een principe voorop en de slachtoffers van de schending van dat principe kunnen herstel krijgen voor de hoven en rechtbanken.

Verstoting is in heel wat landen wettelijk : Soedan, Pakistan, Afghanistan ... In andere landen, bijvoorbeeld in afgelegen streken in Algerije of in Zuid-Egypte bestaat ze de facto. Wanneer de immigratie in België uit die streken afkomstig is, zal de verstoting ook worden toegepast tegenover die vrouwen die niet eens weten dat ze rechten kunnen doen gelden. In België gaat het om heel wat gemeenschappen, waarvan de belangrijkste uiteraard de Marokkaanse is.

De juristen van de Marokkaanse delegatie die enkele weken geleden werd ontvangen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, hebben zelf aangeraden geen uitzondering op het verbod op erkenning van de verstoting toe te staan, omdat alle mannen er gebruik van zullen maken. Door allerlei vormen van pressie zullen de vrouwen ertoe worden gedwongen de verstoting te accepteren.

Ook rond de monogamieclausules dreigt er zich een ware markt te ontwikkelen. Een meisje zal meer waard zijn indien ze ervan afziet de monogamie te vragen.

Artikel 57 zoals het wordt voorgesteld is de negatie van de hele strijd voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het invoegen van een beschermende rechtsbepaling voor verstoten vrouwen is onaanvaardbaar.

Samengevat : artikel 57 moet het beginsel dat verstoting verboden is, duidelijk bevestigen. Een ander artikel moet gaan over de bescherming van de vrouwen die het slachtoffer van die illegale akte zijn.

Mevrouw de T' Serclaes stelt vast dat iedereen het erover eens is dat verstoting onaanvaardbaar is. Het probleem is de mogelijkheid te vinden voor vrouwen om de gevolgen van de verstoting erkend te krijgen wanneer ze in het Belgisch recht geen alternatief hebben, dus onder heel strakke voorwaarden. Het is logisch dat voor elke persoon die een binding met België heeft, zoals de nationaliteit of de verblijfplaats, verstoting verboden is. Die persoon moet een beroep doen op de echtscheidingsprocedure.

Er zijn echter gevallen waarvoor een andere juridische oplossing moet worden gezocht, wetende dat het om uizonderingen gaat. Krachtens artikel 42, 3º, van het wetsvoorstel houdende het wetboek van IPR kan een vrouw die in België komt nadat ze in Marokko verstoten is, reeds na twaalf maanden verblijf op het Belgisch grondgebied de echtscheiding vragen.

Mevrouw de Bethune stelt voor een driedelig advies uit te brengen. Eerst en vooral meent het adviescomité eenparig dat verstoting verboden moet worden en de erkenning ervan in beginsel dus ook.

Ten tweede is het adviescomité zich bewust van het risico voor bepaalde vrouwen dat ze tweemaal rechteloos blijven en meent het dat voor die vrouwen een jurirische oplossing moet worden gevonden.

Het voorgestelde artikel 57 alsook bepaalde amendementen lossen het probleem op door middel van uitzonderingen op het beginsel van het verbod op erkenning van de verstoting onder zeer strenge voorwaarden, dus voor een zeer beperkt aantal vrouwen.

Spreekster vindt dat een slechte strategie, vooral omdat ze slechts voor enkele gevallen toepasselijk is. De oplossing die zij voorstelt, komt erop neer de verstoten vrouwen geen uitzondering te geven, maar een recht dat voortvloeit uit hun toestand van slachtoffer.

Om dat recht hard te maken, kunnen diverse suggesties worden gedaan. De verstoting kan als een grove belediging worden beschouwd, die automatisch het recht op echtscheiding opent. Het nadeel van die formule is dat ze de vrouwen verplicht in België een echtscheidingsprocedure in te leiden, iets waarvoor ze misschien zullen terugdeinzen.

Men kan zich ook voorstellen dat er in het IPR een sui generis-procedure wordt opgenomen, op grond van een verzoekschrift van de vrouw. Die moet openstaan voor alle vrouwen die het slachtoffer zijn van verstoting, zonder de aanvaarding van de verstoting of een andere voorwaarde van artikel 57 te eisen.

Ten derde en ten slotte moet erop worden aangedrongen dat de problematiek internationaal gevolgd blijft worden. Men verwijst wat te vaak naar de positieve ontwikkeling van de moudawana in Marokko. Het adviescomité kan eventueel voorstellen dat het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een studie maakt over de ontwikkeling van de rechtssystemen rond dit punt in de landen met moslimrecht.

Mevrouw Bousakla vindt het denkspoor om een recht te doen ontstaan uit de toestand van slachtoffer interessant. Maar wanneer de vrouw het recht krijgt de echtscheiding in België te vragen en die echtscheiding in Marokko erkend wordt, verliest ze dan haar erfenisrechten in Marokko niet ?

Mevrouw El Hajjaji antwoordt dat het om verschillende zaken gaat. Wanneer de vrouw de echtscheiding verkrijgt in België, kan de scheiding in Marokko ook erkend worden, op voorwaarde dat ze in overeenstemming is met het Marokkaanse publiek recht. Dat is de kern van het probleem : men zal immers redenen vinden om de scheiding daar niet te erkennen.

Zij vermeldt overigens ook dat de vrouwen die het slachtoffer werden van verstoting in afgelegen dorpen in Marokko, Tunisië, enz. en waarvan eerder sprake was, juist vrouwen zijn die in België geïmmigreerd zijn.

Spreekster zegt fundamenteel gekant te zijn tegen het principe van de verstoting, maar in de praktijk zal de man, indien de verstoting niet erkend wordt, toch een tweede vrouw nemen in zijn land van oorsprong, waar polygamie aanvaard is.

Mevrouw Lizin zegt dat de wetgever na de verstoting het probleem van de polygamie zal aanpakken, die ook een onaanvaardbare instelling is.

Wat de verstoting betreft, mogen wij uiteraard de vrouwen niet vergeten die zich in een situatie bevinden waarvoor het Belgisch recht geen alternatief biedt. We zouden wel een oplossing kunnen bedenken waarbij de Belgische burgerlijke stand ze het statuut van uit de echt gescheiden vrouw geeft. De man die naar het land van oorsprong gaat om daar zijn vrouw te verstoten, zou vervolgens geen toegang meer krijgen tot het Belgisch grondgebied.

Mevrouw Nyssens gaat akkoord wat de symbolen betreft. Wat ons raakt, is dat er in de wet voorwaarden van openbare orde zouden worden opgenomen betreffende een instelling die wij verwerpen. Dat is echter slechts de bevestiging van een aanvaarde jurisprudentie. Misschien biedt een wijziging van de vorm een oplossing ? Is het op juridisch vlak noodzakelijk om in artikel 57, § 2, het woord « erkenning » te gebruiken ?

Ter informatie zou het lid graag vernemen of de slachtoffers van verstoting die mevrouw Hajjaji bij de gezinsplanningdienst ontvangt, meestal Marokkaans zijn, dan wel de dubbele nationaliteit hebben ?

Mevrouw El Hajjaji antwoordt dat het vooral om Marokkaanse vrouwen gaat. Zij die de Belgische nationaliteit hebben, zijn zich vaak beter bewust van hun rechten en hebben meer toegang tot informatie. Het typische profiel van de vrouw die bij haar op consult komt is een Marokkaanse die al dertig jaar in België woont en die zonder haar man op de raadpleging komt omdat zij net een brief heeft ontvangen. Wanneer de vrouw de Belgische nationaliteit heeft, aarzelt de man om haar te verstoten tijdens de vakantie, aangezien hij vreest dat zij hulp zou gaan zoeken op het Belgisch consulaat in Marokko. Dat is in elk geval de ontwikkeling van de jongste jaren.

Minister van Justitie Onkelinx verheugt zich over de brede belangstelling voor het thema van de verstoting. Het komt erop aan praktische oplossingen te vinden voor de situaties waarin een aantal vrouwen zich bevinden. Dat is het doel dat door het voorgestelde artikel 57 wordt nagestreefd. Indien de juridische verwoording hiervan verbeterd kan worden, is de minister bereid om dat via een amendement te doen.

Men zou een getrapte formule kunnen ontwerpen, waarbij eerst duidelijk wordt gesteld dat de verstoting niet wordt erkend en vervolgens bepaalde gevolgen wel worden erkend, wanneer de vrouw zich daarop wil beroepen en er hiertoe geen andere mogelijkheid bestaat in het Belgisch recht.

Het instellen van een vereenvoudigde echtscheidingsprocedure is een mogelijk nuttige oplossing voor een aantal van die vrouwen. De regering heeft trouwens een amendement in die zin ingediend (amendement nr. 56, stuk Senaat, nr. 3-27/4). De echtscheiding is echter niet mogelijk voor eenieder die zich op Belgisch grondgebied bevindt. Men kan onmogelijk een bepaling invoeren waardoor mensen die geen enkele band hebben met ons land, hier de echtscheiding kunnen aanvragen.

De regering stelt het volgende voor. Wanneer de vrouw in de mogelijkheid is het Belgisch echtscheidingsrecht in te roepen, is er geen sprake van een erkenning van de juridische gevolgen van de verstoting. Indien die mogelijkheid niet bestaat en de vrouw een aantal gevolgen in België erkend wil zien, worden die gevolgen haar op de meest eenvoudige manier toegekend, zonder dat zij verplicht wordt zich daarbij te onderwerpen aan een speciaal daartoe gecreëerde procedure.

In ieder geval moet het lot van alle vrouwen die het slachtoffer zijn van verstoting geregeld worden, zonder dit te beperken tot de vrouwen die de mogelijkheid hebben de echtscheiding in België aan te vragen.

Om de vraag van mevrouw Nyssens inzake de verwoording te beantwoorden : men erkent nooit de gevolgen van de akten die in het buitenland worden gesteld op zich, maar men constateert ze, men erkent de akte die in het buitenland is gesteld, in dit geval dus de akte van ontbinding van het huwelijk. Zo kan de akte zijn juridische gevolgen hebben.

Mevrouw Nyssens is van mening dat de beste oplossing die tot nog toe is gevonden, die is welke door de regering of door het amendement van mevrouw de T' Serclaes is voorgesteld (amendement nr. 47, stuk Senaat, nr. 3-27/3). Zijzelf is niet overtuigd van het idee van een vereenvoudigde echtscheiding, aangezien zij het niet verantwoord vindt dat het Belgisch recht gewijzigd zou worden om een probleem uit het internationaal privaatrecht op te lossen. De invoering van een vereenvoudigde procedure onder bepaalde voorwaarden zou bovendien andere vormen van discriminatie met zich meebrengen.

Mevrouw Bousakla is van oordeel dat er ook moet worden nagedacht over de manier waarop de mannen bestraft kunnen worden. Zo zou men hun een duidelijk waarschuwingssignaal kunnen geven, dat zij zich in een land bevinden waar deze praktijken niet aanvaard worden.

V. ADVIES

Op basis van de hoorzittingen en de besprekingen brengt het Adviescomité het volgende advies uit :

1. Overwegende dat de verstoting een discriminerende praktijk is die strijdig is met de eerbied voor de waardigheid van de mens en met het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen. Die rechtsfiguur, die een vorm van onderdrukking is, vormt immers een schending van de waardigheid van de vrouw. Die eenzijdige bevoegdheid van de man om de ontbinding van het huwelijk te vragen, is geheel en al discriminerend omdat ze uitsluitend op het criterium van het geslacht steunt. Ze moet dus worden afgeschaft. De verstoting is ontoelaatbaar omdat ze de relatie van het paar fundamenteel instabiel maakt. Het is dus van essentieel belang ze te bestrijden om de egalitaire aard van het huwelijk te bevorderen;

2. Overwegende niettemin dat door de erkenning van de verstoting principieel af te wijzen, louter wegens de aard van de rechtsfiguur, onbillijke situaties kunnen ontstaan. Er moet rekening worden gehouden met de concrete situatie van de vrouwen en een standpunt worden ingenomen dat niet alleen uitgaat van het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen, maar ook van de mogelijkheden tot zelfstandigheid die de bepaling aan de vrouwen zal bieden. Zoals de toelichting van het wetsvoorstel vermeldt, zou het dan ook onredelijk zijn dat bijvoorbeeld een islamitische vrouw die afkomstig is van en die woonde in een islamitisch land, in België de verstoting niet kan aanvoeren om haar status van uit de echt gescheiden vrouw aan te tonen in het kader van een vermogensrechtelijke aangelegenheid of om te hertrouwen. Wanneer men die vrouwen de erkenning van de verstoting tot op zekere hoogte ontzegt, worden ze de gevangene van hun eigen status en belanden ze in een « hinkende » juridische toestand. Terwijl hun huwelijk in hun land van herkomst ontbonden is, kunnen ze er immers geen echtscheiding verkrijgen en kunnen ze in België evenmin uit de echt scheiden, omdat de Belgische rechter geen enkele bevoegdheid heeft om de echtscheiding uit te spreken in een toestand die geen enkele aanknoping met België heeft;

3. Tevens overwegende dat het belangrijk is dat artikel 57 van het voorstel van Wetboek van universele toepassing moet worden. De handhaving van die vorm van huwelijksontbinding maakt het mogelijk de belangen te blijven beschermen van vrouwen die afkomstig zijn uit bepaalde landen waar het huwelijk alleen door verstoting kan worden ontbonden (Soedan, Jemen,...);

4. Overwegende dat in een aantal landen de verstoting de enige vorm van huwelijksontbinding is en dat in die gevallen de rechtsgevolgen voor de echtgenoten op gelijke wijze erkend moeten worden;

5. Voorts overwegende dat bilaterale en multilaterale akkoorden, bijvoorbeeld met Marokko, nog moeten worden goedgekeurd en geratificeerd door België. Die akkoorden zullen het mogelijk maken te bepalen onder welke voorwaarden België en bijvoorbeeld Marokko elkaars rechterlijke beslissingen, uitgesproken op het eigen grondgebied, zullen erkennen;

Het Adviescomité

1. meent dat de regel van de aanknoping met de verblijfplaats een goede zaak is : indien een van de echtgenoten zijn verblijfplaats heeft in een land waarvan het recht de verstoting als vorm van huwelijksontbinding niet kent of de nationaliteit heeft van een dergelijk land, zijn de regels van het Belgisch recht een van toepassing en is dus alleen echtscheiding mogelijk en in geen geval verstoting. Het is de bedoeling « verstotingstoerisme » te voorkomen;

2. meent dat het beginsel volgens hetwelk de verstoting, als eenzijdige rechtshandeling en exclusief recht van de man, niet erkend mag worden als geldige vorm van huwelijksontbinding;

3. meent echter dat, om de verstoten vrouw niet in een toestand van « dubbele rechteloosheid » te brengen, in eerste instantie het beginsel volgens hetwelk de verstoting niet wordt erkend opnieuw moet worden bevestigd en dat vervolgens moet worden bepaald onder welke beperkende voorwaarden de verstoten vrouw als slachtoffer de verstoting kan aanvoeren om bepaalde gevolgen van die vorm van huwelijksontbinding te doen gelden, gesteld dat de echtgenoten geen aanknoping met ons land hebben;

4. beveelt aan artikel 57 van het voorstel van Wetboek te herschrijven ten einde zonodig met twee afzonderlijke bepalingen een duidelijker onderscheid te maken tussen het algemene beginsel volgens hetwelk de verstoting in België niet wordt erkend en de uitzonderingen daarop, te weten de beperkende voorwaarden waaronder de verstoten vrouw als slachtoffer bepaalde gevolgen van die vorm van huwelijksontbinding kan doen gelden;

5. wenst er ook de aandacht van de regering op te vestigen dat het noodzakelijk is de lidstaten van de Europese Unie ervan te overtuigen tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over het probleem van de erkenning van de verstoting, welk standpunt ingegeven kan zijn door de oplossing die het Belgisch recht voorstaat.

VII. STEMMINGEN

Het advies is goedgekeurd bij eenparigheid van de 10 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitster,
Christiane VIENNE.
Clotilde NYSSENS.
Fatma PEHLIVAN.

(1) Voor het Centrum is verstoting iedere vorm van ontbinding van het huwelijk op intiatief van de echtgenoot waarbij de procedure het niet mogelijk maakt de rechten van de verdediging of de gelijkheid tussen echtgenoten te waarborgen.