3-300/3 | 3-300/3 |
7 JANUARI 2004
De commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft het voorliggend wetsvoorstel tijdens haar vergaderingen van 3 december 2003 en 7 januari 2004 besproken in aanwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Wanneer de dierengeneeskundige dienst, momenteel de dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een dier in beslag neemt, worden hem voor dit dier volgens de bepalingen van artikel 42 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren 4 mogelijkheden geboden. Het dier wordt
tegen waarborgsom aan de eigenaar teruggeven;
zonder verwijl gedood;
door de administratie verkocht;
toevertrouwd aan een persoon die behoorlijke opvang verzekert, aan een dierenasiel, zoo of dierenpark.
Als de dienst Dierenwelzijn kiest voor de opvang, bestaan er opnieuw twee mogelijkheden. Ofwel doet de vorige eigenaar afstand van zijn dier en kan het dier geadopteerd worden, ofwel behoudt de vorige eigenaar zijn eigendomsrechten en ontstaat er een probleem in die zin dat er geen adoptie of overdracht van het dier mogelijk is en dat diegene die het dier opvangt wel vaak alle kosten voor dat dier moet dragen. Recuperatie van de kosten blijkt immers vaak niet mogelijk.
Gezien de onmogelijkheid van adoptie wanneer het dier wordt toevertrouwd aan een derde en de praktische problemen die daaruit volgen, is het de bedoeling om via de voorliggende bepalingen de dienst Dierenwelzijn de supplementaire mogelijkheid te bieden om, voor de afloop van de juridische procedure, de volle eigendom van het dier te verlenen aan een persoon, een dierenasiel, een zoo of een dierenpark. Indien deze adoptie van het dier tegen een vergoeding gebeurt, is het de bedoeling dat deze som gebruikt wordt om de kosten van dierenorganisatie te dekken. Het saldo wordt op de griffie van de rechtbank gedeponeerd overeenkomstig het volgende lid van artikel 42, § 2, van de wet van 14 augustus 1986.
De minister stelt geen problemen te hebben met de voorgestelde bepalingen. Wel stelt hij voor om in de voorliggende bepalingen eveneens in te schrijven dat diegene aan wie het dier wordt gegeven daarmee uitdrukkelijk moet akkoord gaan. Bovendien suggereert hij dat de voorgestelde teksten rekening zouden houden met de nieuwe benaming van de dierengeneeskundige dienst met name de dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. (zie stuk Senaat, nr. 3-424/1 en volgende)
Net als andere leden steunt de heer Cornil de door mevrouw Defraigne voorgestelde bepalingen. Hij stelt daarbij volgende vragen :
Op welke dieren zijn deze bepalingen van toepassing, enkel op huisdieren of moet dit ruimer worden gezien ?
Is het de bedoeling dat de verschillende parken voorzieningen treffen om deze beesten te kunnen verwelkomen ?
Het gebruik van het woord adoptie, hoe moet dat juist worden geïnterpreteerd, welke zijn de wettelijke voorwaarden die voor adoptie noodzakelijk zijn ?
De indienster stelt met de term adoptie niet dezelfde lading te willen dekken als in het burgerlijke recht. Echter, tot nu toe heeft haar zoektocht naar een alternatieve term geen resultaat opgeleverd. Ze staat daarom open voor suggesties.
De minister verwijst naar de geest van artikel 5 van de wet 14 augustus 1986 betreffende het welzijn en de bescherming der dieren dat enkel betrekking heeft op gezelschapsdieren. Hij stelt voor om binnen dit kader te blijven. Ook de indienster ondersteunt dit voorstel.
Artikel 1
Dit artikel geeft geen aanleiding tot enige opmerking.
Artikel 2
Mevrouw Defraigne c.s. dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-300/2, amendement nr. 1), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 2 rekening te houden met de opmerking van de minister dat de organisaties en personen aan wie het dier wordt overgedragen hun instemming met deze overdracht moeten betuigen.
Mevrouw Defraigne dient eveneens het amendement (stuk Senaat, nr. 3-300/2, amendement nr. 2) in, dat ertoe strekt in de voorgestelde regeling rekening te houden met het bestaande sui generis statuut van dieren. Zij verwijst naar haar schriftelijke verantwoording.
Artikel 1 wordt zonder verdere bespreking aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.
Amendementen nrs. 1 en 2 worden aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthoudingen.
Artikel 2, aldus geamendeerd, wordt aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthoudingen.
Het geamendeerde wetsvoorstel wordt in zijn geheel aangenomen met 11 stemmen bij 1 onthouding.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur.
Door de commissie werden enkele tekstcorrecties aangebracht in het aldus geamendeerde wetsvoorstel (zie stuk Senaat, nr. 3-300/4).
De rapporteur, | De voorzitster, |
Marc WILMOTS. | Annemie VAN DE CASTEELE. |