3-448/1 | 3-448/1 |
12 JANUARI 2004
Het verschijnsel mensenhandel in het algemeen en de mensenhandel voor seksuele exploitatie in het bijzonder is een rechtstreeks gevolg van emigratiedruk, die voornamelijk veroorzaakt wordt door de ongelijke verdeling van welvaart, veiligheid en gerechtigheid.
De verankering van de prostitutie in de economische structuren en in de collectieve mentaliteit wordt weliswaar beļnvloed door de culturele context, maar de belangrijkste oorzaken van de prostitutie zijn welbekend : het zoeken naar een beter leven of het ontsnappen aan oorlog, vervolging, armoede en schendingen van de rechten van de mens. Zodra de slachtoffers, die dachten bij ons een « betere wereld » te vinden, zich op ons grondgebied bevinden, komen ze in een ware nachtmerrie terecht : hun papieren worden hen afgenomen en door het gebrek aan kennis van de taal, de cultuur en het buitenlands rechtsstelsel waarin ze zich bevinden, zijn die mensen bij uitstek de doelgroep van de mensensmokkelaars. Ze zitten in de val en bovendien zijn ze vaak het slachtoffer van hun sterke affectieve band met hun pooier, zodat ze niet anders kunnen dan zich aan zijn bevelen onderwerpen.
Het aantal landen dat bij de prostitutie betrokken is, neemt voortdurend toe; nieuwe netwerken zijn steeds meer verweven en de georganiseerde misdaad lijkt een steeds grotere rol te spelen.
De « moderne » prostitutie heeft zich sterk gediversifieerd, zowel geografisch als wat haar aard betreft. Als voorbeelden vermelden we de « verborgen » prostitutie, dat wil zeggen de prostitutie die gebruik maakt van het Internet of van het telefoonnet, de mannelijke prostitutie, die in sommige steden goed is voor 30 procent van de prostitutiepopulatie, de travestieten en transseksuelen, de toxicomanen, in bepaalde steden goed voor 50 % van de prostitutiepopulatie, de prostitutie van buitenlandse meisjes, hoofdzakelijk uit Oost-Europa, de gelegenheidsprostitutie, die moeilijk op te sporen is, de « mobiele » prostitutie en ten slotte een aantal jonge adolescenten die steeds dieper in de prostitutie verwikkeld raken (men heeft het over het verschijnsel van de « lover boys »).
Verscheidene organisaties en verenigingen zoals de NID, Espace P proberen die plaag een halt toe te roepen ...
De Belgische wetgever heeft de verwachtingen van de slachtoffers beantwoord met de bekrachtiging van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen ter bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, en met de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen. Beide wetten hadden als belangrijkste gevolg dat er aan het Strafwetboek strafbaarstellingen en verzwarende omstandigheden werden toegevoegd.
Het beschermende formalisme van bepaalde wetsbepalingen verminkt echter de inspanning die de wetgever heeft geleverd en brengt soms rechtspraak met zich die op zijn minst verrassend te noemen is, die elk juridisch humanisme loochent en koren op de molen is van wie meent dat het gerecht de slachtoffers te kort doet.
Een voorbeeld uit de recente rechtspraak herinnert ons aan die harde realiteit. Een arrest van het hof van beroep van Brussel van 19 juni 2003 vernietigt alle tenlasteleggingen tegen een persoon die door de rechtbank van eerste aanleg van Brussel veroordeeld was tot 12 jaar gevangenisstraf wegens aanzetting tot ontucht, verkrachting met geweld en bedreiging, prostitutie met als verzwarende omstandigheid dat beide slachtoffers door hun pooier in de val waren gelokt, aangezien ze zich illegaal op het grondgebied van het Rijk bevonden en wel omdat de tolk die de slachtofferverklaringen die zijn opgenomen in de processen-verbaal die de misdaden aanklagen, heeft vertaald geen beėdigd vertaler was in de zin van artikel 31, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
Dit voorstel tot wetswijziging strekt ertoe te voorkomen dat dergelijk onrecht zich herhaalt, onrecht dat alleen voortkomt uit een al te ijverige toepassing van een beschermend formalisme.
Dankzij het formalisme voorkomt men weliswaar dat het gerecht willekeurig en voortvarend wordt, maar de toepassing ervan kan soms leiden tot oplossingen die strijdig zijn met de billijkheid.
Wanneer de beklaagde om redenen onafhankelijk van zijn wil geen raadsman heeft, mag men redelijkerwijze niet van hem verwachten dat hij op de hoogte is van mogelijke wettelijke formaliteiten die niet in acht werden genomen. Wanneer daarentegen dat feit het gevolg is van de wil van de beklaagde, kan die waarborg hem niet langer worden gegeven.
Door de controle tot het niveau van de raadkamer te beperken, voorkomt men dat het niet in acht nemen van de vorm voor de feitenrechter wordt gebracht, en bijgevolg achteraf leidt tot de nietigheid van de processen-verbaal van het gerechtelijk onderzoek, zoals dat in het beschreven geval voor het hof van beroep is gebeurd.
Die wijziging strekt er ook toe te voorkomen dat dergelijke gerechtelijke regelingen zich in de toekomst herhalen en bijgevolg de vrijspraak met zich brengen van iemand waarvan de schuld als een paal boven water staat. We herinneren eraan dat in het beschreven geval de beklaagde tot twaalf jaar gevangenisstraf veroordeeld was, wat het bittere onrechtvaardigheidsgevoel bij beide slachtoffers nog groter maakt.
Het afwegen van de belangen van de beklaagde en die van het slachtoffer mag om voor de hand liggende redenen van billijkheid en goede rechtsbedeling, niet tot dergelijke gevolgen leiden. De burgers moeten immers dringend het gevoel krijgen dat recht zal geschieden en moeten dringend vertrouwen krijgen in ons gerecht, dat dient het nog herhaald niet de derde macht is zoals sommigen willen doen geloven maar één der drie machten ...
Clotilde NYSSENS. Nathalie de T' SERCLAES. Isabelle DURANT. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 31, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 3 mei 2003, wordt aangevuld als volgt :
« Behalve indien de verdachte niet wordt bijgestaan door een raadsman om redenen onafhankelijk van zijn wil, kan de nietigheid die voortvloeit uit een onregelmatigheid in verband met de hoedanigheid van beėdigd tolk niet worden aangevoerd, indien ze niet uiterlijk voor de raadkamer is voorgedragen wanneer die de rechtspleging moet regelen na de afronding van het gerechtelijk onderzoek. Ook indien in het proces-verbaal niet wordt vermeld dat de tolk beėdigd is, veroorzaakt dat geen nietigheid wanneer blijkt dat de persoon die de vertaling heeft gemaakt, die hoedanigheid werkelijk heeft. »
12 december 2003.
Clotilde NYSSENS. Nathalie de T' SERCLAES. Isabelle DURANT. |