3-412/1 | 3-412/1 |
11 DECEMBER 2003
Dit wetsvoorstel neemt, met een aangepaste toelichting, de tekst over van een voorstel dat reeds op 18 april 2002 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 50-1745/1 2001/2002).
Meer en meer steden en gemeenten doen een beroep op de mogelijkheden die de artikelen 263bis
en volgende van de nieuwe gemeentewet bieden om autonome gemeentebedrijven op te richten. Vooral op het vlak van het onroerend goed biedt deze structuur heel wat voordelen.
Wegens hun soepelere bedrijfsvoering en de mogelijkheden om PPS-structuren (publiek-private samenwerking) op te zetten, bieden autonome gemeentebedrijven steden en gemeenten de mogelijkheid om een sneller, effectiever en efficiënter grondbeleid te voeren.
De bevoegdheden van dergelijke autonome gemeentebedrijven betreffen de volgende actieterreinen.
Op het gebied van de huisvesting worden leegstand en verkrotting bestreden door krotten en woningen met beperkt wooncomfort op te kopen, te slopen en te vervangen door nieuwbouw of sociale woningbouw.
Op het gebied van de groenvoorziening worden panden en al dan niet vervuilde gronden aangekocht en/of gesloopt en gesaneerd om de gemeenten te voorzien van speelruimten, parken, bossen en fiets- en wandelassen.
Op het vlak van de economische ontwikkeling worden al dan niet vervuilde gronden verworven en gesaneerd om nieuwe lokale bedrijventerreinen aan te leggen en/of bestaande vervallen regio's te reanimeren.
Telkens gaat het om doelstellingen ter verhoging van de woon- en leefkwaliteit van achtergestelde buurten van steden en gemeenten, die wegens hun specifieke problematiek (vervuilde gronden, totaal verkommerde wijken enz) moeilijk door privaat initiatief kunnen worden aangepakt. Die projecten zijn immers wegens de hoge kostprijs (saneren, slopen, enz.) niet rendabel en moeten vaak met specifieke subsidies bijkomend worden gefinancierd.
De wet van 28 maart 1995 tot invoering van het statuut van de autonome gemeentebedrijven is echter zeer summier en heeft een aantal aspecten, waaronder de fiscale, niet geregeld.
In Vlaanderen heeft het havendecreet in een specifiek statuut voorzien voor de autonome havenbedrijven, met onteigeningsbevoegdheid, waaruit ook automatisch vrijstelling van registratierechten voortvloeit. De autonome havenbedrijven zijn door een wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting en niet aan de vennootschapsbelasting.
In Wallonië verleent de Code wallon de l'aménagement du territoire et de l'urbanisme et du patrimoine (CWATUP) onteigeningsbevoegdheid aan de autonome gemeentebedrijven, zodat zij vrijgesteld zijn van registratierechten.
De Vlaamse autonome gemeente- en provinciebedrijven zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Door dat ongunstig fiscaal regime wordt hun werking zeer sterk gehypothekeerd.
Er wordt bijgevolg gepleit voor een verbetering van het fiscaalrechtelijk statuut van de autonome gemeente- en provinciebedrijven door een aanpassing van de fiscale wetgeving aan de nieuwe rechtsfiguren « autonoom gemeentebedrijf » en « autonoom provinciebedrijf ».
De voorgestelde wetswijziging zal op budgettair vlak geen minderontvangsten tot gevolg hebben, aangezien de betrokken activiteiten vroeger door de provincies, gemeenten en steden zelf of door hun gewone bedrijven werden uitgevoerd, met toepassing van de fiscale vrijstelling die hun eigen is.
Concreet wordt in onderhavig wetsvoorstel voorgesteld om de autonome gemeentebedrijven, beheerst door de artikelen 263bis en volgende van de nieuwe gemeentewet, alsook de autonome provinciebedrijven, bedoeld in de artikelen 114quinquies en volgende van de nieuwe provinciewet, toe te voegen aan de lijst van instellingen die niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, zoals opgesomd in artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Bijgevolg wordt voorgesteld om die bedrijven te onderwerpen aan de rechtspersonenbelasting.
Er wordt voorgesteld om de wijziging in werking te laten treden vanaf het aanslagjaar 2004.
Jean-MARIE DEDECKER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) in de bepaling onder 2º vervallen de woorden « de gemeentelijke autonome havenbedrijven van Antwerpen, Oostende en Gent »;
B) het artikel wordt aangevuld als volgt :
« 12º de autonome gemeentebedrijven, bedoeld in de artikelen 263bis en volgende van de nieuwe gemeentewet;
13º de autonome provinciebedrijven, bedoeld in de artikelen 114quinquies en volgende van de nieuwe provinciewet. »
Art. 3
Deze wet is van toepassing vanaf aanslagjaar 2004.
19 november 2003.
Jean-Marie DEDECKER. |