3-391/1 | 3-391/1 |
5 DECEMBER 2003
Dit wetsvoorstel neemt, met enkele aanpassingen, de tekst over van een voorstel dat reeds op 25 juli 2000 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 50-0833/001 1999/2000).
Krachtens de bepalingen van artikel 14, 1º, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 worden van de inkomsten van onroerende goederen afgetrokken mits zij in het belastbare tijdperk zijn betaald of gedragen, de interesten uit hoofde van schulden die specifiek zijn aangegaan om die goederen te verkrijgen of te behouden, met dien verstande dat interest betreffende een schuld die voor één enkel onroerend goed is aangegaan, van het totale bedrag van de onroerende inkomsten kan worden afgetrokken.
Alleen de interesten van leningen die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen of zakelijke rechten daarop (vruchtgebruik, opstal, erfpacht), die niet voor een beroepswerkzaamheid worden gebruikt, te verkrijgen of te behouden, zijn aftrekbaar.
Het gaat dus om interesten van leningen die zijn aangegaan om :
in België of in het buitenland een onroerend goed te bouwen, te kopen of te verbouwen;
een dergelijk onroerend goed in goede staat te houden;
successierechten op onroerende goederen en desgevallend daarmee verband houdende nalatigheids-interesten te kunnen betalen.
Volgens de administratie betekent het woord « specifiek » dat het om interesten moet gaan van schulden met betrekking tot onroerende goederen waarvan de inkomsten in de aanslagbasis van de personenbelasting begrepen zijn.
Algemeen gaat het om interesten van leningen die specifiek tot doel hebben de waarde van onroerende goederen te verhogen of op een zelfde peil te houden.
Deze interesten mogen slechts worden afgetrokken voor zover zij samen niet meer bedragen dan het totaal van de geïndexeerde belastbare onroerende inkomsten.
Voor de gewone aftrek van interesten is het niet nodig dat de lening « hypothecair » is ingeschreven. Een gewone kredietopening, een persoonlijke lening, een kaskrediet, een krediet met hypothecair mandaat en een investeringskrediet komen bijvoorbeeld eveneens in aanmerking.
Krachtens de bepalingen van artikel 104, 9º, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 kunnen binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden van het totale netto-inkomen worden afgetrokken, in zover zij in het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald, de interesten van hypothecaire leningen die vanaf 1 mei 1986 zijn gesloten met een looptijd van ten minste tien jaar. Deze aftrek wordt ook wel de bijkomende interestaftrek genoemd.
Het voordeel van de bijkomende interestaftrek is dat deze niet beperkt is tot het bedrag van het onroerend inkomen, zoals dit het geval is voor de gewone interestaftrek. De resterende interest die niet gewoon aftrekbaar is omdat de onroerende inkomsten kleiner zijn, wordt afgetrokken van het totaal van de netto-belastbare inkomsten, zij het dan ook weer beperkt.
De artikelen 115 en 116 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sommen de algemene voorwaarden op voor de toepassing van de bijkomende interestaftrek :
het moet gaan om een hypothecaire lening (voor leningen gesloten voor mei 1990 geldt ook een hypothecaire volmacht);
de lening dient gesloten na 30 april 1986 met een minimumlooptijd van 10 jaar;
de lening moet aangegaan zijn om in België een woonhuis te bouwen of in nieuwe staat te verwerven. Dit moet bovendien het enige woonhuis zijn waarvan de belastingplichtige eigenaar is, wat per jaar bekeken wordt;
ofwel moet de lening aangegaan zijn om dit in België gelegen woonhuis volledig of gedeeltelijk te vernieuwen, mits in dit geval het woonhuis bij het sluiten van de leningovereenkomst sedert ten minste 20 jaar voor het eerst in gebruik is genomen. Voor leningen gesloten vanaf 1 november 1995 wordt de termijn van 20 jaar naar 15 jaar teruggebracht. Het totale bedrag van de werken inclusief BTW moet ten minste 19 800 euro bedragen (basisbedrag) en zij moeten uitgevoerd worden door een geregistreerd aannemer;
ofwel moet de lening aangegaan zijn voor aankoop van een grond, die bestemd is om er een woning op te bouwen en voor zover aan de grond en de woning één enkel kadastraal inkomen wordt toegekend;
het moet gaan om het enige woonhuis of appartement om in te wonen. Per jaar wordt beoordeeld op 31 december van het inkomstenjaar of betrokkene nog steeds eigenaar is van een enige woning. Dit betekent dat de eigenaar van die woning geen tweede woning mag bezitten, niet in België en niet in het buitenland.
Niet enkel op het ogenblik van het onderschrijven van de lening mag men geen tweede woning bezitten; deze regel geldt gedurende de hele periode waarin men recht wil hebben op de bijkomende aftrek. In het jaar waarin men aan die regel niet meer beantwoordt, verliest men het recht.
Slechts interest op een lening van een bepaalde grootte komt in aanmerking. Overtreft het ontleende kapitaal die wettelijke grens, dan wordt de bijkomende interestaftrek evenredig verminderd, aldus :
interest x grensbedrag = aftrekbaar volgens
ontleend kapitaal de eerste beperking
Het grensbedrag voor de aankoop of de bouw van een nieuwe woning bedraagt 50 000 euro, 52 000 euro, 55 000 euro, 60 000 euro of 65 000 euro en voor het vernieuwen van een woning 25 000 euro, 26 250 euro, 27 500 euro, 30 000 euro of 32 500 euro (basisbedrag) en dit naargelang de belastingplichtige geen, één, twee, drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin het leningcontract gesloten is.
De aftrek wordt gespreid over ten hoogste twaalf opeenvolgende belastbare tijdperken waarvan de inkomsten het kadastraal inkomen van de woning omvatten, tot een bedrag dat voor de eerste vijf belastbare tijdperken gelijk is aan 80 % en voor elk van de zeven volgende belastbare tijdperken gelijk is aan respectievelijk 70 %, 60 %, 50 %, 40 %, 30 %, 20 % en 10 %.
De bedoeling van voorliggend wetsvoorstel is de toepassing van de bijkomende interestaftrek niet langer afhankelijk te maken van de voorwaarde dat de belastingplichtige slechts één woning mag bezitten.
Dit wetsvoorstel heeft aldus tot gevolg dat de bijkomende interestaftrek enerzijds kan worden toegepast voor een bepaalde woning indien de belastingplichtige meerdere woningen bezit, en anderzijds ook voor meerdere woningen tegelijkertijd kan worden toegepast.
Het belangrijkste motief voor de indiening van voorliggend wetsvoorstel, is de bouwsector een fiscale stimulans toe te dienen.
Het is nochtans algemeen bekend dat de bouwsector onverbrekelijk verbonden is met het macro-economisch gebeuren. Deze sector maakt integraal deel uit van het kringloopproces van productie inkomensvorming en bestedingen. De bouwsector vormt eveneens een element in het proces van de economische groei op lange termijn en in de dynamiek tussen sparen en investeren op korte termijn.
Deze sector draagt door de aard van zijn product immers essentieel bij tot de uitbreiding en instandhouding van de kapitaalgoederenvoorraad en dus van het nationaal productiepotentieel.
De opheffing van de voorwaarde dat de belastingplichtige slechts één enkele woning in eigendom mag hebben om in aanmerking te komen voor de toepassing van de bijkomende interestaftrek, zal ongetwijfeld een aanzienlijke stimulans betekenen voor deze sector.
Jean-Marie DEDECKER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 115, 1º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, worden de woorden « om in België zijn enige woning hetzij : » vervangen door de woorden « om een in België gelegen woning hetzij : »
Art. 3
Deze wet is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2004.
19 november 2003.
Jean-Marie DEDECKER. |