3-327/1 | 3-327/1 |
12 NOVEMBER 2003
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 19 juli 2002 in de Kamer voor volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 50-1972/1 2002/2003).
Vóór het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers bestond het pensioen uit een rente uitbetaald op basis van de gestorte bijdragen die werden gekapitaliseerd. De bijdragen die voor rentevorming in aanmerking kwamen, werden gestort door middel van lijfrentezegels die op de pensioenkaarten werden gekleefd. Vanaf 1954 werden de bijdragen door de ASLK geboekt op de individuele lijfrenterekening.
Dat kapitalisatiestelsel werd op 1 januari 1968 met de inwerkingtreding van het koninklijk besluit nr. 50 definitief afgeschaft.
Elke werknemer waarvoor stortingen werden verricht heeft recht op een ouderdomsrente. Dat betekent dat gepensioneerden die respectievelijk vóór 1954 en vóór 1968 waren tewerkgesteld naast pensioenrechten in het repartitiestelsel eveneens recht hebben op een rente opgebouwd in het kapitalisatiestelsel.
Het stelsel is echter onderworpen geweest aan een aantal besparingsmaatregelen.
Voor de renten toegekend na 31 december 1967 en vóór 1 januari 1997 wordt de ouderdomsrente uitbetaald tot het nominaal dus niet-geïndexeerd bedrag ervan, zolang het pensioen niet is ingegaan. Vanaf de ingangsdatum van het rust- of overlevingspensioen wordt de rente geherwaardeerd, geïndexeerd.
Voor renten die voor het eerst zijn toegekend vanaf 1 januari 1997 kan de betaling enkel gebeuren voor zover het pensioen werkelijk is ingegaan en uitbetaald wordt.
Bovendien wordt de rente ingevolge artikel 38 van de sociale programmawet van 6 augustus 1993 (Belgische Statsblad, 9 augustus 1993) niet meer geïndexeerd voor alle pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 1994.
De beslissing tot niet-indexering van de rente met ingang vanaf 1 januari 1994 was een besparingsmaatregel (zie stuk Senaat, nr. 804-2, 1992-1993, verslag namens de commissie voor sociale Aangelegenheden, blz. 19-21) noodzakelijk in het kader van de afbouw van de enorme overheidsschuld.
De bovengenoemde rente werd gevestigd in het kader van een verplichte verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood. Dat betekent dat werknemers conform de toenmalige wetgeving verplicht sociale bijdragen betaalden met het oog op het verwerven van een pensioen in de vorm van een rente. Door een politieke beslissing werd afgestapt van het kapitalisatiestelsel en overgestapt naar een repartitiestelsel. Mede door de precaire situatie van de overheidsmiddelen in de afgelopen decennia is bespaard bij het uitkeren van deze rente. De niet-indexering is één voorbeeld hiervan. De niet-indexering heeft uiteraard tot gevolg dat mensen een rente ontvangen die de stijging van de welvaart niet volgt.
Omdat alle pensioenuitkeringen de index volgen, wordt voorgesteld het verbod van indexatie met ingang van 1 januari 1994 op te heffen en de renten die worden uitbetaald met ingang van het pensioen opnieuw te koppelen aan de index, zoals dat het geval was vóór 1 januari 1994.
Jean-Marie DEDECKER.
Luc WILLEMS. Jacques GERMEAUX. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 36, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993, vervallen de woorden « en voor zover dit daadwerkelijk en voor de eerste maal na 31 december 1967 en vóór 1 januari 1994 is ingegaan en wordt uitbetaald ».
23 oktober 2003
Jean-Marie DEDECKER.
Luc WILLEMS. Jacques GERMEAUX. |