3-293/1 | 3-293/1 |
30 OKTOBER 2003
Door toedoen van de grondwetsherziening van 11 december 1998 werd artikel 8 van de Grondwet van een derde en een vierde lid voorzien, waarbij de wetgever de mogelijkheid werd verleend om onderscheidenlijk het stemrecht te regelen voor de burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit bezitten, en om dat stemrecht uit te breiden tot de in België verblijvende niet-Europese onderdanen. Dat laatste was, krachtens de overgangsbepaling bij artikel 8 van de Grondwet, niet mogelijk vóór 1 januari 2001.
Wat het stemrecht voor de andere onderdanen van de Europese Unie betreft, dient er verwezen te worden naar artikel 19 van het EG-Verdrag krachtens welke elke burger van de Unie die verblijft in een lidstaat waarvan hij geen onderdaan is, bij gemeenteraadsverkiezingen in die staat actief en passief stemrecht geniet, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat. Dat recht verkreeg een nadere uitwerking in de richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994, en naderhand in de Nieuwe Gemeentewet en de gemeentekieswet.
Artikel 8, derde lid, van de Grondwet houdt evenwel een beperking in, met name dat het toekennen van voormeld stemrecht slechts kan geschieden overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen van België. In de huidige stand van zaken beduidt zulks dat er te dezen enkel in een regeling voor gemeentelijke verkiezingen kan worden voorzien.
De strekking van artikel 8, vierde lid, van de Grondwet toont aan dat het verlenen van stemrecht aan de in België verblijvende niet-Europese onderdanen evenzeer beperkt dient te blijven tot het gemeentelijk stemrecht, en dat de dienaangaande te concipiëren regeling niet soepeler mag zijn dan die welke geldt voor de andere EU-onderdanen.
Luidens artikel 6, § 1, VIII, 4º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen zijn de gewesten principieel bevoegd voor het regelen van de verkiezing van de provinciale, gemeentelijke en binnengemeentelijke organen.
Die bevoegdheid houdt onder meer de mogelijkheid in te bepalen wie aan zulke verkiezingen kan deelnemen. Het zou echter van een weinig coherente visie getuigen om voormelde mogelijkheid te beperken tot de Belgische onderdanen. Onderhavig voorstel beoogt dan ook de gewesten bevoegd te maken inzake de regeling van het stemrecht voor de in België verblijvende niet-Belgische onderdanen.
Jean-Marie DEDECKER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 6, § 1, VIII, 4º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen bij de bijzondere wet van 13 juli 2001, wordt de inleidende zin aangevuld als volgt :
« , en de regeling van het stemrecht van de in België verblijvende niet-Belgische Europese Unie burgers en niet-Europese Unie onderdanen. »
20 oktober 2003
Jean-Marie DEDECKER. Hugo COVELIERS. |