3-213/1 | 3-213/1 |
19 SEPTEMBER 2003
Dit wetsvoorstel wil ernstige medische ongevallen zonder medische fout schadeloosstellen. Het huidige stelsel, dat gebaseerd is op het begrip fout, is noch voor de artsen, noch voor de patiënten bevredigend. De meeste Europese landen beschikken voortaan over een dergelijke wetgeving. Een « Verzoenings- en bemiddelingscommissie » bepaalt of de klacht van de patiënt in aanmerking komt voor een vergoeding via de ziekteverzekering (indien er sprake is van een fout) dan wel via het Fonds tot vergoeding van therapeutische ongevallen. De mogelijkheid om een procedure voor de rechtbank in te stellen blijft behouden.
De regeringsverklaring stelt voor een regeling in te voeren om abnormale schade die voortvloeit uit de gezondheidszorg op te vangen. Tijdens de vorige regeerperiode had de eerste minister reeds beloofd deze doelstelling te realiseren. Dat is het doel van dit wetsvoorstel, dat, met een aantal wijzigingen en een uitgebreide toelichting, de tekst overneemt van een voorstel dat reeds op 27 februari 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1508/1 2002/2003).
1. Inleiding
De toepassing van de gebruikelijke regels van de burgerlijke aansprakelijkheid in het medische domein, blijkt noch de patiënten, noch wie werkzaam zijn in de gezondheidszorg, noch de verzekeraars voldoening te schenken.
In ons land kan schade op het gebied van de gezondheidszorg slechts vergoed worden wanneer de patiënt een causaal verband kan bewijzen tussen een fout die door de zorgverlener is begaan en de geleden schade. De aansprakelijkheid van de zorgverlener is namelijk onderworpen aan het gemene recht inzake de contractuele en de quasi-delictuele aansprakelijkheid. Daarvoor zijn de gewone rechtscolleges bevoegd.
Het blijkt moeilijk voor de patiënt om de fout te bewijzen, aangezien de arts slechts gebonden is door een inspanningsverbintenis meer bepaald op het vlak van de diagnose en de therapie, te meer omdat een vergissing niet noodzakelijkerwijze een fout vormt. Men moet immers teruggaan tot de concrete omstandigheden en rekening houden met het tijdstip en de plaats van de feiten.
De meeste artsen zijn gedekt door een verzekering voor de medische burgerlijke aansprakelijkheid, alhoewel de wet hen die niet oplegt (1). De artsen, vooral een aantal gespecialiseerde artsen, worden steeds vaker geconfronteerd met klachten en met hogere verzekeringspremies. Ook weigeren sommige verzekeraars de algehele schade te dekken, aangezien het om zeer hoge bedragen kan gaan.
Die situatie geeft aanleiding tot kritiek en beschouwingen op het gebied van het medisch recht. Er wordt al jaren gediscussieerd over het systeem van de medische aansprakelijkheid. De kernvraag in die discussie is of België dient te evolueren van een regeling waarin de « fout » bestaat naar een regeling die de « fout » niet in aanmerking neemt, dan wel naar een tussenoplossing die de twee opvattingen combineert. De interuniversitaire werkgroep van de professoren Fagnart en Vansweevelt heeft hervormingsvoorstellen geformuleerd ingegeven door de Scandinavische landen (2).
De discussie over de vergoeding van therapeutische ongevallen in België is dus niet nieuw. In 1993 reeds werd een zeer gedetailleerd rapport met concrete voorstellen overgezonden aan de minister van Sociale Zaken (3). Nu, tien jaar later, bestaat er nog steeds geen vergoeding voor therapeutische ongevallen, terwijl steeds meer landen die in hun wetgeving hebben opgenomen.
De regering-Verhofstadt had beloofd op die weg door te gaan. De minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek stelde, in een nota van 15 mei 2002, een formule voor waarbij een privé-verzekering aangevuld wordt met een solidariteitsfonds (4). De voorgestelde financiering kwam echter volledig ten laste van de zorgverleners, die zich daartegen verzet hebben. Het voorstel is dan ook niet aangenomen door de Ministerraad.
In de nieuwe wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die op 6 oktober 2002 in werking is getreden, wordt de patiënt het recht verleend om een klacht in te dienen. Dat aspect komt hier echter niet aan bod. Tijdens de bespreking heeft de eerste minister opnieuw beloofd om tijdens deze regeerperiode een wetsontwerp in te dienen bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Ons wetsvoorstel handelt over de vergoeding van therapeutische ongevallen maar niet over de andere aspecten van de medische aansprakelijkheid. Het handelt ook niet over de vergoeding van de schade geleden bij de geboorte (arrest-Perruche). Het wil een nieuw, concreet plan voorstellen voor de vergoeding van therapeutische ongevallen.
Eerst gaat het in op de medische aansprakelijkheid in België vanuit een statistisch en juridisch oogpunt en vervolgens biedt het een definitie van het begrip « therapeutisch ongeval » en een aantal Europese voorbeelden van de vergoeding ervan, alvorens over te gaan tot een specifiek voorstel voor ons land.
2.1. Beschikbare gegevens
Gezien de schaarse beschikbare informatie is het onmogelijk om het aantal medische schadegevallen of therapeutische ongevallen die jaarlijks in België gebeuren, precies in te schatten.
In 1994 schatte een werkgroep het aantal aangiftes van schadegevallen met betrekking tot medische aansprakelijkheid op 1 900 per jaar. Aangezien er altijd minder gevallen worden aangegeven dan er in werkelijkheid zijn, schatten de auteurs het reële aantal therapeutische ongevallen op ongeveer 4 000.
In het kader van het colloquium « Fault, no fault, or ... ? » (5) heeft het ministerie van Sociale Zaken een reeks enquêtes laten uitvoeren over de medische aansprakelijkheid in België.
Enquête bij de ziekenhuizen
125 instellingen op 240 hebben aan de enquête meegewerkt.
Tussen 1995 en 1998 zijn er gemiddeld 510 klachten per jaar binnengekomen. 60 % ervan was gericht tegen ziekenhuizen en 40 % tegen zorgverleners. In vier jaar tijd is het aantal klachten met 74 % gestegen, wat betekent dat het aantal klachten in vijf jaar tijd verdubbeld is.
De klachten hebben vooral betrekking op bepaalde specialismen. Meer dan 50 % van de klachten hadden te maken met zes specialismen : gynaecologie (16 %), anesthesie (14 %), chirurgie en orthopedie (12 %), geriatrie (6 %), oogheelkunde (5 %), spoedgevallen (5 %) en stomatologie (5 %).
Het aantal klachten waaraan gerechtelijk gevolg is gegeven, is van 58 in 1995 opgelopen tot 108 in 1998 (+ 86 %). Ongeveer 87 klachten op 501 hebben uiteindelijk geleid tot een door de rechter bepaalde vergoeding. De verhouding klachten/vergoedingen blijft nagenoeg ongewijzigd (ongeveer 17 %).
Enquête bij de artsen
Een enquête bij de artsen heeft, zoals verwacht, aangetoond dat het vooral de specialisten zijn die in ziekenhuizen werken, die af te rekenen krijgen met een volgens hen « willekeurige en overdreven » verhoging van de premies (6).
Enquête bij de verzekeringsmaatschappijen
Er bestaan drie soorten verzekeringspolissen die de burgerlijke aansprakelijkheid van de arts dekken :
de individuele polis;
de collectieve polis;
de BA-polis van de ziekenhuizen.
A. Individuele en collectieve polissen
In 1998 liep het geïnde bedrag van individuele en collectieve BA-polissen voor beoefenaars van medische beroepen (met uitzondering van de tandartsen) op tot zowat 250 miljoen euro.
Het duurt een aantal jaren voor alle schadegevallen van een bepaald jaar bekend zijn, maar het aantal aangegeven schadegevallen is tussen 1995 en 1999 gestegen, tenzij die gevallen sneller worden gemeld. Eind 1999 zijn er voor 1995 730 schadegevallen gemeld. Voor 1996 waren er op dat moment 835 schadegevallen gemeld.
In 1999 telt men, bij de reeds afgehandelde schadegevallen van 1995 (498 van de 730 gevallen) :
· 43 % gevallen afgehandeld zonder kosten of vergoeding
· 21 % gevallen afgehandeld met externe onkosten (zonder vergoeding)
· en 36 % gevallen met vergoeding.
Bij de aangegeven schadegevallen
· lag voor 97,4 % de vergoeding lager dan 2 miljoen frank,
· kreeg 1,5 % een vergoeding van 2 tot 5 miljoen frank,
· kreeg 1 % een vergoeding van meer dan 5 miljoen frank,
· en kreeg 0,4 % een vergoeding van meer dan 10 miljoen frank.
B. BA-polissen van de ziekenhuizen.
Slechts vier verzekeringsmaatschappijen (die 60 tot 70 % van de markt innemen) hebben aan de enquête meegewerkt, maar eind 1999 waren er 2 643 schadegevallen gemeld over 1995, 2 961 gevallen over 1996 en 2 896 gevallen over 1999.
De schadegevallen zijn veel omvangrijker, aangezien 50 % ervan afgehandeld wordt met vergoedingen die vaak hoger liggen (7).
C. Belangrijke schadegevallen
De enquête betrof ook een honderdtal schadegevallen van meer dan 2 miljoen Belgische frank.
Gebleken is dat de rechtszaak de meest courante werkwijze blijft (38 % van de gevallen), terwijl er in 28 % van de gevallen een minnelijke schikking tot stand kwam en het voor 34 % van de gevallen nog steeds niet vaststond of de zaak voor de rechter zou komen dan wel tot een schikking zou leiden.
2.2. Vergelijking met andere landen
In Frankrijk zouden jaarlijks 50 000 personen het slachtoffer zijn van een ernstig therapeutisch ongeval (8), wat 150 gevallen per dag betekent. Naar Belgische maatstaf geeft dat ongeveer 10 000 zware ongevallen per jaar.
Andere bronnen geven voor Frankrijk 9 000 medische ongevallen per jaar, waarvan de totale kostprijs geschat wordt op 6 miljard Belgische frank .
In het Verenigd Koninkrijk worden er volgens dokter David Pickersgill, voorzitter van het juridisch comité van de BMA (9), dagelijks 800 « medische vergissingen » begaan. Het gerecht heeft momenteel meer dan 15 000 klachten in behandeling (10). Een huisarts loopt dertien keer meer risico aangeklaagd te worden dan 10 jaar geleden. In veel gevallen gaat het niet om een aanwijsbare fout, maar om een vergissing, een onvoorzichtige handeling, of onvoorziene omstandigheden.
In 1999 hebben in Denemarken (5,3 miljoen inwoners) 2 900 patiënten een vergoeding ontvangen voor therapeutische ongevallen. Zweden telt ongeveer 10 000 klachten per jaar, Finland telt er zowat 7 000 (11). Die cijfers omvatten het totaal aantal medische geschillen, aangezien er in die landen geen onderscheid bestaat tussen ongevallen « met » en « zonder » fout.
Pays Landen |
Population Bevolking |
Nombre de plaintes Aantal klachten |
Indemnisés Vergoeding |
Coût total Totale kosten |
Suède. Sweden | 9 millions/miljoen | 9 000 | 45 % - 4 050 | 37,5 millions d'euros/miljoen euro |
Finlande. Finland | 5,1 millions/miljoen | 7 000 | 35 % - 2 450 | 15,6 millions d'euros/miljoen euro (1999) |
Danemark. Denemarken | 5,3 millions/miljoen | 2 900 | 38 % - 920 | 23,4 millions d'euros/miljoen euro (1999) |
De kosten per vergoede patiënt bedragen gemiddeld 9 260 euro in Zweden, 6 370 euro in Finland en 25 434 euro in Denemarken. Te noteren valt dat een patiënt in Zweden aanspraak kan maken op een maximumbedrag van ongeveer 1 miljoen euro. In België kan een zwaar ongeval aanleiding geven tot een vergoeding van 6 tot 8 miljoen euro (12).
Omgerekend naar Belgische omstandigheden, geven de Scandinavische cijfers per jaar ongeveer 5 500 tot 14 000 klachten en 1 700 tot 4 800 vergoede personen.
2.3. Besluit
Het beschikbare cijfermateriaal biedt geen volledig overzicht van het probleem in België.
De verkregen informatie is afkomstig van de genoemde onderzoeken. Zij wordt niet stelselmatig elk jaar verzameld door de betrokken ministeries noch door de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) of de Beroepsvereniging der verzekeringsondernemingen (BVVO). Onmogelijk te bepalen dus hoe omvangrijk het probleem wel is.
Vergelijkt men het aantal ongevallen, ook die welke niet aangegeven werden, met het aantal geneeskundige verstrekkingen, dan zou volgens bepaalde studies niet meer dan één fout worden gemaakt op 20 000 uitgevoerde medische handelingen. Het risico van een kunstfout bedraagt 0,005 % zodat men zonder meer kan spreken van een buitengewoon veilige geneeskunde (13).
Daar staat dan weer tegenover dat alle indicatoren bevestigen wat de practici empirisch hebben vastgesteld :
het aantal klachten neemt toe;
het aantal klachten dat voor de rechtbank komt, neemt toe;
bij een aantal risicodragende specialismen is het premiebedrag fors gestegen.
Het is daarentegen niet onomstotelijk bewezen :
dat het bedrag van de schadeloosstelling dat de verzekeringen of het gerecht per schadegeval toekennen, is gestegen;
dat de gerechtelijke beslissingen vaker in het voordeel van de eiser uitvallen.
Redelijkerwijze kan worden gesteld dat het aantal medische geschillen in België (met en zonder fout) niet meer dan 5 000 dossiers per jaar zou bedragen, althans gedurende de eerste jaren na de invoering van de regeling, wanneer men rekening houdt met een schadeloosstelling van de therapeutische ongevallen en de vergelijkende informatie over België en over het buitenland in aanmerking neemt aangezien een regeling die de fout niet aanvaardt, het aantal klachten gestaag doet toenemen.
Een gemiddelde schadeloosstelling van 25 000 euro en een aantal van 3 000 dossiers met schadeloosstelling per jaar in het kader van een no-faultprocedure (60 % van de gevallen), leidt tot een bedrag van 75 miljoen euro tijdens het eerste jaar (3 miljard Belgische frank). Bij gebrek aan andere ramingen is dat voor ons de gemiddelde raming van de extra geldmiddelen die de nieuwe regeling moeten financieren (14).
Hierna volgt een bondig overzicht van de basisbeginselen inzake medische aansprakelijkheid in ons land.
Het Belgisch recht regelt de contractuele aansprakelijkheid en gaat daarbij uit van de fout. Het bewijs dat de schuldenaar een fout heeft begaan, vormt de eerste en onmisbare voorwaarde om de aansprakelijkheid te bewijzen althans wanneer het gaat om een middelverbintenis van de schuldenaar. Bij een resultaatsverbintenis bestaat het bewijs in het feit dat het overeengekomen resultaat niet werd bereikt (15).
In beide gevallen moet de schuldeiser bovendien het bewijs leveren dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen de fout of het niet bereikte resultaat enerzijds en de schade anderzijds. Het komt dus hierop neer dat de contractuele aansprakelijkheid van de arts of van het ziekenhuis inzake de middelverbintenis, die het merendeel van de verbintenissen van artsen en ziekenhuizen vormt, afhangt van het bestaan en het bewijs van drie voorwaarden : een fout, een schade en een causaal verband tussen die twee.
In zoverre de arts alleen een middelverbintenis heeft aangegaan wat betreft diagnose en therapie, kan de patiënt moeilijk het bestaan van een fout bewijzen te meer omdat een vergissing niet noodzakelijk een fout oplevert aangezien men die moet plaatsen tegen de concrete achtergrond van plaats en tijd.
De verzekeraar van de arts zorgt in een aantal gevallen voor een oplossing. Weigert hij evenwel de schade te vergoeden, dan kan de patiënt alleen nog bij de rechter aankloppen.
4. Waarom een vergoeding voor een therapeutisch ongeval ?
4.1. Toename van het aantal klachten
Dat het aantal klachten blijft toenemen is te wijten aan uiteenlopende redenen (16) :
1) De evolutie van het medisch risico
De technologische ontwikkelingen werken grensverleggend voor de geneeskunde; zij brengen echter risico's mee die vaak te wijten zijn aan een gebrekkige beheersing en kennis van nieuwe producten, recente technologieën of ingewikkeld materieel.
2) Vollediger informatie van de patiënten
Via de media en het internet komt de patiënt steeds meer te weten over de medische risico's die hij incalculeert. Daarom zal hij er vlugger van uitgaan dat de arts een fout heeft begaan wanneer een ingreep problemen meebrengt.
3) Evolutie in de rechtspraak
Vroeger viel de rechtspraak zeer gunstig uit voor de arts (bij het ontbreken van het formeel bewijs van de fout en van het causaal verband). Thans ziet zij de verbintenis eerder als een resultaatsverbintenis dan als een inspanningsverbintenis. In Frankrijk valt die ontwikkeling nog duidelijker waar te nemen dan in België.
4) Dekking door verzekeringen
Het aantal geschillen neemt toe onder meer door de veralgemening van de medische aansprakelijkheidsverzekering, alsook door het groter aantal polissen rechtsbijstand van particulieren en van ziekenfondsen.
5) Rol van de advocaten en de patiëntenverenigingen
In steeds meer gevallen richten de patiënten een vereniging op zoals in België de VZW « Erreurs médicales ». Die vereniging is bij het publiek vrij goed bekend en heeft een groot aantal klachten ingediend. Ten slotte zijn er ook advocaten die hun cliënt aanraden naar de rechtbank te stappen, ook al maakt zijn zaak weinig kans.
4.2. Het proces : een dubbeltje op zijn kant
De taak van de arts bestaat erin de zieke zowel bij te staan als te genezen. Het therapeutisch instrumentarium dat zich tussen hen bevindt, houdt in vele gevallen een dreiging in voor de affectieve band zodat het ideaal van het persoonlijk contact vaak teloor gaat.
Volgens Thierry Vansweevelt moet het slachtoffer dat om een vergoeding vraagt, beslissen een proces aan te spannen dat lang kan duren en waarvan de afloop onzeker is. Hoe groter het bedrag is, hoe meer energie de aansprakelijke personen of hun verzekeraars in hun verdediging steken en hoe meer rechtsmiddelen zij aanwenden. Het komt met andere woorden hierop neer dat hoe meer het slachtoffer te klagen heeft hoe meer moeilijkheden het zal ondervinden om een vergoeding te krijgen (17).
Beslist het slachtoffer een vordering in te stellen, dan moet hij bewijzen dat er een fout is geweest en dat er een causaal verband bestaat tussen die fout en de schade.
Bij medische geschillen valt het onderzoek in het kader van de bewijslast vaak zeer moeilijk uit. De beoefening van de geneeskunde is een van die sectoren waar de functie risico's inhoudt. De onduidelijke en onvoorzienbare aard van een aantal gevolgen van medische ingrepen leiden ertoe dat het slachtoffer bij een ongeval in een moeilijke situatie terecht komt. Hoe valt overtuigend te bewijzen dat er een vergissing is begaan bij het doseren van een anesthesieproduct wanneer de patiënt aan een hartziekte lijdt ? Hoe valt er een onderscheid te maken tussen de nalatigheid van de arts en de statistisch onvermijdelijke afwijkende reactie bij riskante ingrepen ?
Volgens Thierry Vansweevelt moet de patiënt slachtoffer helemaal alleen optornen tegen een machtige en geheimzinnige medische kaste, die bovendien kan rekenen op de steun van een verzekeringsmaatschappij met haar gespecialiseerde juridische diensten. Een proces leidt tot onrechtvaardige gevolgen : zo kan het gebeuren dat slachtoffers die geringe schade hebben geleden, vaak ruimschoots worden vergoed, onder meer door het toekennen van smartengeld, omdat het slachtoffer het bestaan van een fout heeft kunnen bewijzen. Anderen daarentegen, die met een zware handicap achterblijven, slagen er niet in de fout te bewijzen, noch de rechter ervan te overtuigen en ontvangen bijgevolg geen enkele schadevergoeding.
Daarbij komt nog de moeilijkheid om de aansprakelijke persoon aan te duiden onder meer wanneer de verstrekking in het ziekenhuis heeft plaats gehad. Is het ziekenhuis aansprakelijk ondanks het feit dat niet kan worden bewezen dat de artsen aansprakelijk zijn ? Bestaat er zoiets als een gedeelde aansprakelijkheid van verschillende zorgverleners die aan een en dezelfde ingreep hebben meegewerkt ? Welk aandeel vertegenwoordigt hun eigen aansprakelijkheid ?
In dezelfde gedachtegang bestaat er geen zekerheid over de schadeloosstelling wanneer de schade toe te schrijven is aan een gebrekkige organisatie van de verzorgingsinstelling zonder dat een van de zorgverleners aansprakelijk kan zijn.
De thans geldende vergoedingsregeling houdt rekening met het bestaan van een fout en leidt er dus onvermijdelijk toe dat slachtoffers geen vergoeding ontvangen bij schade veroorzaakt bij een ingreep zonder dat het bewijs van een fout kan worden geleverd.
Een procesgang heeft nog andere nadelen :
Duur : de procedure neemt steeds verscheidene jaren in beslag. Tussen de verschillende onderzoeken en beroepen kan meer dan 15 jaar verlopen zonder enige vorm van vergoeding (18).
Kosten : het gaat om de kosten voor advocaten en onderzoeken die ten laste komen van het slachtoffer. In sommige gevallen bedragen die tientallen duizenden euro's.
Discriminatie naar financiële draagkracht : gegoede lieden kunnen zich vaak een proces veroorloven, maar ook voor hen is het een loterij (19). Met wat geluk ontvangen zij een zeer ruime vergoeding.
Onvoorspelbare afloop en rechtsonzekerheid : na ettelijke jaren leidt de procedure vaak tot een buitenvervolgingstelling omdat de patiënt het bestaan van een fout zeer moeilijk kan bewijzen. De beslissingen vertonen vaak geen logische samenhang doch zijn vaak ingegeven door de uiteenlopende standpunten van hoven en rechtbanken.
Een smet op het blazoen van de arts : de procedure is even riskant voor de artsen, want die moeten zich komen verantwoorden bij hun confraters en bovendien kunnen ze ook niet weten hoe het proces zal aflopen (cf. infra).
4.3. Niemand heeft baat bij de huidige regeling
De toepassing van de bestaande regeling inzake burgerlijke aansprakelijkheid op het medische vlak, schenkt geen volledige voldoening aan de patiënten, noch aan de zorgverleners noch aan de verzekeraars.
a) De patiënt als slachtoffer van een therapeutisch ongeval
Het merendeel van de slachtoffers van therapeutische ongevallen laat zijn rechten niet gelden omdat zij er al dan niet terecht van uitgaan niet te kunnen bewijzen dat de arts een kunstfout heeft begaan.
Slachtoffers die toch naar de rechter stappen, komen vaak van een koude kermis thuis omdat minste 75 % van de klachten wordt geseponeerd of opgegeven (20).
Te noteren valt dat de Belgische ziekenfondsen via de indeplaatsstelling een belangrijk aantal klachten indienen.
b) De artsen
Artsen krijgen steeds vaker af te rekenen met klachten en processen. Daarom hebben zij de neiging defensief op te treden en meer medische handelingen te verrichten om zich te wapenen tegen eventuele klachten. Voor sommige specialismen zijn de verzekeringspremies pijlsnel gestegen, wat dan weer gevolgen heeft voor de inkomsten van de activiteiten.
Artsen en andere zorgverleners ervaren het vaak als een grove onrechtvaardigheid dat hun aansprakelijkheid in het gedrang komt.
Iedere beoefenaar van de geneeskunde oefent zijn beroep te goeder trouw uit en besteedt er alle mogelijke aandacht aan. Hij voelt zich moreel niet aansprakelijk voor gevolgen die hij niet kon voorkomen.
Zorgverleners hebben nooit begrepen noch aanvaard dat juristen de fout in abstracto beoordelen. Zo heeft het hof van beroep te Brussel bij voorbeeld een chirurg veroordeeld op basis van het feit dat andere chirurgen en zelfs velen onder hen in dezelfde omstandigheden weliswaar op dezelfde manier zouden ingrijpen doch dat zulks nog niet betekent dat de handelingen van de beklaagde daarom blijk geven van de nodige omzichtigheid (21).
Dat gevoel van onrechtvaardige behandeling bij de artsen neemt nog toe omdat in ons land de publieke opinie de fout in het burgerlijk recht blijft gelijkstellen met de fout in het strafrecht.
Wanneer architecten, advocaten, bankiers, accountants, verzekeringsmakelaars, verhuizers, journalisten, notarissen of vioolleraars bij de beoefening van hun beroepen een vergissing begaan, hoeven zij niet zo dikwijls te verschijnen voor de correctionele rechtbank. Onze rechtsorde trakteert de zorgverleners op een bevoorrechte behandeling die zij maar al te best kunnen missen.
c) De verzekeraars
De verzekeraars zijn allesbehalve tevreden omdat het aantal schadegevallen toeneemt, die verzekeringstak weinig opbrengt in vergelijking met andere, het bedrag van de vergoeding dat de rechtscolleges na het schadegeval toekennen, in het ongewisse blijft en omdat zij verplicht zijn aanzienlijke reserves aan te leggen tegen de wettelijke rentevoet (thans 7 %), die heel wat hoger ligt dan op de financiële markten. Een aantal maatschappijen wil dat risico niet meer dekken. Gezien de fusies in de verzekeringssector telt ons land thans niet meer dan acht maatschappijen die zich met medische verzekering bezig houden, zodat er minder concurrentie is.
Volgens de BVVO zou de tak verliesgevend gebleven zijn tot in 1995 en ten slotte sedertdien winst hebben opgeleverd met een marge van ongeveer 10 %, omdat de premies verhoogd werden (22).
Op te merken valt dat het probleem van de risicodekking in Frankrijk nog nijpender is omdat de rechtspraak er gunstiger staat tegenover de patiënt en de arts vaak te maken heeft met een oneigenlijke resultaatsverbintenis.
In Frankrijk komen bijvoorbeeld ziekenhuisinfecties ten laste van de ziekenhuizen terwijl die in België ten laste komen van de sociale zekerheid.
4.4. Besluit
Moet de wetgever optreden met het oog op de vergoeding van therapeutische ongevallen ?
In onze maatschappij is het steeds vaker de vraag of de overheid de burgers moet beschermen tegen de risico's die het leven meebrengt. Gesteld dat een skiër de nodige voorzichtigheid aan de dag heeft gelegd en toch door een lawine bedolven wordt, moet hij of zijn familie dan een vergoeding krijgen uit een fonds wanneer hij overlijdt ? Onze samenleving staat steeds meer afkerig tegenover elke vorm van risico.
In vergelijking met het jaarlijks aantal in België uitgevoerde medische ingrepen is het aantal ongevallen zeer klein, doch zij kunnen dramatische gevolgen hebben. Het slachtoffer kan dat niet aanvaarden omdat hij ervan uitgaat dat die medische ingreep geacht wordt zijn gezondheid te verbeteren en niet zijn gezondheid aan te tasten of zijn leven te vergallen.
Paradoxaal eisen thans zowel de artsen als de patiënten die zekerheid op. De artsen krijgen af te rekenen met een toenemend aantal klachten, die ze soms ongegrond vinden, en het merendeel van de patiënten is zich niet bewust van het bestaande risico dat weliswaar objectief gezien zeer klein is, doch dat zeer zware gevolgen kan hebben. Wanneer zij dan in die omstandigheden terechtkomen, staan ze volkomen alleen en machteloos tegenover de medici, de artsen die hen hebben behandeld en wellicht ook de deskundigen.
In tal van landen heeft de wetgever gevallen ingevoerd van no-faultvergoeding van bij ongeval veroorzaakte schade : verkeersongevallen, aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen, aansprakelijkheid inzake gebrekkige producten, enz. In een dergelijke context is het logisch elke vorm van schade die aan een ongeval is toe te schrijven dat verband houdt met het therapeutisch risico, op een gelijke of bijna gelijke manier te vergoeden.
Echter, ook al is het zo dat er vaker een no-faultvergoeding wordt toegekend voor verschillende soorten van schade ontstaan bij een ongeval, toch klopt het niet dat elke vorm van dergelijke schade wordt vergoed zonder een beroep te moeten doen op het begrip fout. Het Belgisch recht kent geen algemeen beginsel inzake de no-faultvergoeding van schade veroorzaakt door een ongeval. Er bestaat alleen een reeks bijzondere regelingen voor dat soort vergoeding en in tal van omstandigheden wordt dergelijke schade niet vergoed omdat de aansprakelijkheid met of zonder fout van de vermoedelijke dader niet in aanmerking kan komen. In dergelijke omstandigheden kan er alleen van vergoeding sprake zijn wanneer er een persoonlijke ongevallenverzekering bestaat.
Voorts gaat de vergoeding bij een medisch risico uit van het medisch risico dat voor de dokter verbonden is aan zijn praktijk en voor de patiënt aan het beroep dat hij erop doet. Ook al wil de geneeskunde ziekten opsporen en verzorgen, toch is zij niet altijd even ongevaarlijk. De geneeskunde houdt risico's in en die kan men niet in alle gevallen in de hand houden. Nu is het zo dat de arts een fout moet begaan om het risico gestalte te geven. Dat levert evenwel geen voldoende reden op om de arts op te zadelen met de vergoeding van de aldus ontstane schade. Het volstaat ons inziens evenwel om een vergoeding te verantwoorden in het kader van de nationale solidariteit.
Ten slotte gaat het hier om een beleidskeuze en om een maatschappelijke keuze. Noch de arts noch de patiënt kan beslissen of een kunstfout aanleiding geeft tot een schadevergoeding. De samenleving en haar vertegenwoordigers moeten die gebeurtenissen in het leven aanduiden waarvoor een beroep kan worden gedaan op de nationale solidariteit.
Het is bijzonder moeilijk een alomvattende definitie te geven van het begrip therapeutische schade. Geen enkele definitie voldoet helemaal en er staan steeds mogelijkheden van interpretatie open.
Wat komt in aanmerking voor vergoeding ? Een ongeval dat verband houdt met een geneeskundige verstrekking. Het begrip ongeval houdt in dat een abnormale en niet te voorziene gebeurtenis plaatsvindt. Een ongeval komt in aanmerking wanneer er een verband bestaat met een geneeskundig verstrekking in de ruime betekenis van het woord.
Hieronder volgt een aantal definities van het begrip therapeutische schade in een juridisch soms zeer uiteenlopende context.
5.1. Definitie van professor Fagnart
Professor Fagnart stelt een definitie voor, die het wetsvoorstel van mevrouw Lizin overneemt (23).
« Er is sprake van een therapeutisch ongeval (...) wanneer de abnormale schade die een persoon heeft geleden, haar oorzaak of een van haar oorzaken vindt, hetzij in een geneeskundige verstrekking van een zorgverlener, hetzij in het niet-uitvoeren van een geneeskundige verstrekking die de patiënt rechtmatig kan verwachten.
Er is eveneens sprake van een therapeutisch ongeval wanneer de abnormale schade die een patiënt heeft geleden, haar oorzaak of een van haar oorzaken vindt in enige gebeurtenis die zich om welke reden ook voordoet in een instelling of een voertuig bedoeld in artikel 5, § 2 (24).
Schade is abnormaal wanneer zij :
1º ofwel vermijdbaar is, rekening houdend met de toestand van de patiënt en met de toestand van de wetenschap op het moment van de geneeskundige verstrekking of op het moment van de gebeurtenis die zich heeft voorgedaan in de verzorgingsinstelling;
2º ofwel niet vermijdbaar is, maar niet gekend is door de patiënt noch door de personen die gemachtigd zijn in zijn naam de geneeskundige verstrekking te aanvaarden wanneer de patiënt zelf lichamelijk of geestelijk onbekwaam is om ingelicht te worden over de risico's van de ziekte of de behandeling;
3º ofwel niet vermijdbaar is en gekend is door de patiënt, maar een uiterst ernstig karakter vertoont zonder verband met de oorspronkelijke toestand van de patiënt, noch met de voorzienbare ontwikkeling van die toestand.
Bij uiterste noodzaak kan de zorgverlener zichzelf beschouwen als de persoon die gemachtigd is in naam van de patiënt de geneeskundige verstrekking te aanvaarden.
Behoudens therapeutische uitzondering wordt de schade beschouwd als niet gekend door de patiënt als deze niet in begrijpelijke bewoordingen is voorgelicht aangaande :
1º zijn gezondheidstoestand;
2º de diagnose die door de zorgverlener is gesteld;
3º de voorgenomen behandeling en de andere mogelijke behandelingen;
4º de relevante risico's die voortvloeien uit de toepassing van de voorgenomen behandeling en uit de andere mogelijke behandelingen;
5º de risico's die voortvloeien uit het niet-toepassen van de voorgenomen behandeling. »
5.2. De Zweedse wet
In het kader van een no-faultaansprakelijkheid stelt artikel 6 van de Zweedse wet (25) betreffende het recht op vergoeding van de door de patiënt geleden schade het volgende :
« De vergoeding van de door de patiënt geleden schade slaat op het lichamelijke letsel dat de patiënt heeft opgelopen op voorwaarde dat het naar alle waarschijnlijkheid toe te schrijven is aan :
1. een medisch onderzoek, geneeskundige verstrekkingen, een behandeling of welke vergelijkbare handeling ook, in zover de schade vermijdbaar was ofwel door de gekozen methode anders toe te passen, ofwel door een andere beschikbare methode te kiezen waarvoor een nadien uitgevoerd deskundigenonderzoek tot het besluit zou zijn gekomen dat het aan de gestelde behoeften voldoet met een geringer gezondheidsrisico;
2. een mankement aan een technisch toestel of aan bij het onderzoek gebruikt medisch materiaal met het oog op geneeskundige verstrekkingen, bij de behandeling of bij welke andere vergelijkbare handeling ook of bij het foutief gebruik van dergelijk instrument of materiaal;
3. een foute diagnose;
4. de overdracht van kiemen die tot een infectie leiden ten gevolge van een onderzoek, geneeskundige verstrekkingen, een behandeling of welke andere vergelijkbare handeling ook;
5. een ongeval in het kader van een onderzoek, geneeskundige verstrekkingen, een behandeling of welke andere vergelijkbare handeling ook of bij het vervoer van de zieke of bij een brand of bij welke andere vorm van schade ook ontstaan door het gebruik van medische uitrusting of in de verzorgingsinstelling;
6. Het voorschrijven of het afgeven van geneesmiddelen in strijd met aanwijzingen of instructies.
Bij het onderzoek van het recht op vergoeding in de gevallen bedoeld in de punten 1 en 3 hierboven, komen als geldende referentiecriteria in aanmerking die welke een specialist met ervaring of iedere andere deskundige op dat gebied hanteert.
Het recht op vergoeding in punt 4 van hetzelfde lid geldt niet wanneer de omstandigheden uitwijzen dat de infectie verdragen had moeten worden. In dat geval komt in aanmerking de aard en de ernst van de ziekte of de verwonding waarop de bedoelde maatregel slaat, de algehele gezondheidstoestand van de patiënt alsook de mogelijkheid om een infectie te voorzien. »
5.3. De Deense wet
Ook de Deense wet (26) voorziet in een no-faultregeling en somt vier criteria op waaraan een vergoedingsaanvraag moet voldoen :
« een arts met ervaring op hetzelfde vlak zou anders gehandeld hebben zodat er geen schade zou zijn ontstaan;
de schade is te wijten aan een mankement in de gebruikte uitrusting;
de schade kon voorkomen worden door een beroep te doen op andere methodes of andere technieken;
de opgetreden verwikkeling is zeer zeldzaam of veel groter dan die welke men redelijkerwijze had kunnen verwachten gezien de gezondheidstoestand van de patiënt. »
De eerste drie criteria stemmen overeen met gevallen van te voorkomen schade en het vierde met het therapeutisch risico.
Het slachtoffer hoeft de fout noch het causaal verband te bewijzen. Het is voldoende dat de belangenvereniging van de patiënten vaststelt dat de geleden schade naar alle waarschijnlijkheid toe te schrijven is aan een van de door de wet voorziene critria.
Indien evenwel geen enkel van de vier criteria in aanmerking komt, valt de patiënt onder de gewone aansprakelijkheidsregeling.
5.4. De Franse wet
Uittreksel uit « Code de la santé publique » (artikel L. 1142-1) (27) :
Het geval waarin de aansprakelijkheid tot stand komt wegens een gebrekkig geneeskundig product buiten beschouwing gelaten, zijn de zorgverleners vermeld in het vierde deel van dit wetboek, alsook iedere instelling, dienst of organisatie die individuele handelingen inzake preventie, diagnose of verzorging uitvoert, slechts aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen van die handelingen inzake preventie, diagnose, of verzorging wanneer er sprake is van een fout.
De bedoelde instellingen, diensten en organisaties zijn aansprakelijk voor de schade ontstaan door ziekenhuisinfecties behalve wanneer zij het bewijs leveren van een externe oorzaak.
Wanneer de aansprakelijkheid van een zorgverlener, een instelling, een dienst of een organisatie vermeld in I, of van een producent van producten niet vaststaat, verleent een medisch ongeval, een iatrogene aandoening of een ziekenhuisinfectie het recht op vergoeding van de schade die de patiënt heeft geleden op basis van de nationale solidariteit, wanneer die rechtstreeks toe te schrijven zijn aan handelingen inzake preventie, diagnose of verzorging en voor de patiënt abnormale gevolgen hebben voor zijn gezondheidstoestand en voor de ontwikkeling ervan en een bij decreet vastgestelde graad van ernst vertonen bepaald volgens het verlies van functionele mogelijkheden en de gevolgen ervan voor het privé- en beroepsleven, rekening houdend met onder meer de graad van blijvende invaliditeit of de duur van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid.
Wanneer de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid hoger ligt dan een bij decreet vastgesteld percentage op een specifieke schaal, heeft het slachtoffer recht op vergoeding van de schade via de nationale solidariteit; dat percentage, dat ten hoogste 25 % bedraagt, wordt bij dat decreet bepaald.
Te noteren valt dat een analyseschema wordt vastgesteld om een onderscheid in te voeren tussen de fout en het risico (28).
5.5. Commentaar
De definitie van professor Fagnart valt zeer ruim uit omdat zij ook rekening houdt met « niet-vermijdbare doch niet door de patiënt gekende schade » evenals met niet-vermijdbare schade die het gevolg is van gebrekkig informatie.
Een dergelijke definitie kan leiden tot oeverloze juridische en wetenschappelijke discussies bijvoorbeeld over de stand van de wetenschap, een bijzonder moeilijk in te vullen begrip zoals in Frankrijk is gebleken bij de zaak van het met aids besmet bloed.
De Zweedse definitie past in het kader van een regeling die het begrip fout niet kent en berust op de opsomming van een lijst van concrete omstandigheden waarmee de artsen af te rekenen krijgen.
Voor een college van deskundigen is die definitie duidelijk genoeg om na te gaan of de wet van toepassing is op het onderzochte geval. Uit dat oogpunt valt de definitie van professor Fagnart moeilijker te interpreteren.
Ook al houdt de regeling rekening met de fout toch komt de Zweedse of de Deense definitie in aanmerking wanneer men die laat voorafgaan door de volgende woorden « behalve wanneer de schade te wijten is aan een kunstfout, ... ».
Het wil ons voorkomen dat de definitie zo duidelijk mogelijk moet zijn om de interpretatieruimte van het comité van deskundigen te beperken.
5.6. Onze definitie
Wij zijn uitgegaan van de uiteenlopende definities en wij lopen vooruit op onze verantwoording om het begrip fout te handhaven. Zo stellen wij voor België de volgende definitie voor van het medisch ongeval dat een recht op schadevergoeding verleent :
« Benevens in de gevallen waarin de arts een fout heeft begaan, moet ook een vergoeding worden toegekend indien de schade het gevolg is van een gebrekkig geneeskundig product, een medisch ongeval dat rechtstreeks toe te schrijven is aan handelingen inzake preventie, diagnose of verzorging of aan het niet-uitvoeren van dergelijke handelingen, indien die handelingen abnormale en ernstige gevolgen hebben gehad, rekening houdend met de gezondheidstoestand van de patiënt.
Als criterium voor het begrip abnormaal geldt een complicatie die zeldzaam is en/of van een veel grotere omvang dan die welke redelijkerwijze te verwachten was in het licht van de algemene gezondheidstoestand van de patiënt.
Als criterium voor het begrip ernstig geldt een drempel van functionele invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid.
Het niet-meedelen van informatie aan de patiënt of het meedelen van onvolledige informatie of het uitblijven van toestemming verleent geen recht op enige vergoeding in het kader van de risico-aansprakelijkheidsregeling.
De patiënt heeft geen recht op een vergoeding voor de schade veroorzaakt door een geneeskundige verstrekking die had kunnen leiden tot de dood of een ernstige graad van invaliditeit, gesteld dat die niet was uitgevoerd (bijvoorbeeld bij spoedgevallen). »
6. Toestand in Europa
Verscheidene Europese landen hebben aangepaste procedures ingevoerd opdat slachtoffers van therapeutische ongevallen een vergoeding kunnen krijgen zonder voor de rechtbank te moeten verschijnen. De voorgestelde oplossingen lopen weliswaar zeer uiteen doch vertonen enkele gemeenschappelijke trekjes : de bedoeling om de schadeloosstelling van de slachtoffers vlot te laten verlopen via eenvoudige en goedkope procedures en de bedoeling om de dossiers snel af te handelen.
In eerste instantie overlopen wij de toestand in de Scandinavische landen, koplopers op dit gebied, en vervolgens die in onze buurlanden.
6.1. Het Scandinavische voorbeeld
In de Scandinavische landen bestaat er een onderscheid tussen het begrip medische aansprakelijkheid en het recht op vergoeding voor slachtoffers van medische ongevallen : het slachtoffer kan immers een vergoeding krijgen zonder de fout van de arts te moeten bewijzen.
In Zweden, Denemarken en Finland berust de schadeloosstelling van slachtoffers van medische fouten op een regeling van een verzekering-patiënten, die elke zorgverlener moet onderschrijven. Onder bepaalde voorwaarden, die van land tot land kunnen verschillen, kent die regeling een vergoeding toe voor de schade die het slachtoffer oploopt los van elke vorm van medische fout.
In die landen bepaalt de wet dat slachtoffers van therapeutische ongevallen het bestaan van een fout niet hoeven te bewijzen.
Vast moet komen te staan dat de geleden schade te voorkomen was (indien de arts gehandeld had volgens de regels van de kunst, indien de uitrusting niet gebrekkig was of indien andere methoden waren toegepast) of dat de schade volgt uit een werkelijk bestaand therapeutisch risico (te weten een zeer zeldzame vorm van complicatie of een complicatie van een dergelijke omvang dat die redelijkerwijze niet te verwachten viel).
6.1.3. Het voorbeeld van Denemarken (29)
Wij gaan wat dieper in op de Deense regeling omdat die een aantal keren is aangepast in het licht van de ontwikkelingen in Zweden en in Finland.
In mei 1991 heeft het Parlement de wet op de patiëntenverzekering aangenomen, die op 1 juli 1992 in werking is getreden. Die wet is vaak gewijzigd doch aan de beginselen is niet geraakt. Thans zijn de bepalingen ervan opgenomen in de wet van 1999.
In bepaalde gevallen verleent de wet een recht op vergoeding aan de slachtoffers van medische ongevallen die in een openbaar ziekenhuis plaats gevonden hebben (of in een privé-ziekenhuis dat met de overheid een beheersovereenkomst heeft gesloten). De wet verplicht de beheerders van die instellingen, met uitzondering van de Staat en van de gemeenten, die hun eigen verzekering voeren, een bijzondere polis te onderschrijven. Voorts bepaalt de wet dat de betrokken verzekeraars een ministeriële erkenning moeten verkrijgen en deel uitmaken van de Vereniging voor de verzekering van patiënten. Die vereniging handelt alle vergoedingsaanvragen af met inbegrip van die welke betrekking hebben op ongevallen in instellingen van de Staat of van de gemeenten.
De wet op de verzekering van patiënten verleent een recht op vergoeding voor het merendeel van de medische ongevallen in ziekenhuizen los van elke voorwaarde inzake fout en aansprakelijkheid. Die regel geldt evenwel niet wanneer het ongeval toe te schrijven is aan een handeling van een arts die als zelfstandige of in een privé-kliniek werkt.
In dat geval gelden de aansprakelijkheidsregels van het gemeen recht en moet het slachtoffer het bestaan kunnen bewijzen van :
schade;
een vergissing of een verzuim vanwege de medicus;
het causaal verband.
a) Wat de medische aansprakelijkheid betreft somt de wet de gevallen van schadeloosstelling op, waarvan de voornaamste zijn :
gezondheidsuitgaven;
verlies van arbeidsinkomen;
verlies van arbeidsgeschiktheid;
slagen en verwondingen;
verlies van het gezinsinkomen voor de echtgenoot en de kinderen bij overlijden.
Elk jaar stelt een reglement de lijst vast van de verschillende categorieën van vergoedingen. Soms worden die gestort in de vorm van een kapitaal en soms in de vorm van een rente.
b) De wet op de verzekering van patiënten was oorspronkelijk beperkt tot de openbare ziekenhuizen en de privé-ziekenhuizen die met de overheid een beheersovereenkomst hebben gesloten (30). In juni 1999 werd zij verruimd tot de privé-instellingen en tot de specialisten die als zelfstandige werken wanneer die patiënten behandelen die de overheid hen heeft gestuurd en die financieel ten laste van de overheid komen.
De wet handelt niet alleen over personen die worden onderzocht of behandeld, maar ook over personen die deelnemen aan experimenten zoals donoren van bloed, weefsel, organen, ... Sedert de wijziging van 1995 is de wet in al die gevallen van overeenkomstige toepassing op artsen die als zelfstandige werken.
Alleen lichamelijk letsel komt in aanmerking voor vergoeding; psychische schade niet tenzij die het gevolg is van een lichamelijk letsel en eenzelfde persoon treft. Niet gedekt is het feit dat de arts de voorafgaande toestemming van de patiënt niet heeft verkregen : dat wordt niet beschouwd als lichamelijk letsel.
Daar komt nog bij dat twee bijzondere wetten respectievelijk de schade door een inenting en het gebruik van farmaceutische producten dekken.
Alleen wanneer het schadegeval meer dan 10 000 DKK bedraagt, wat ongeveer 1 310 euro is, komt het in aanmerking voor schadevergoeding.
c) Alle verzekeraars van zorgverleners op wie de wet van toepassing is, moeten door het ministerie van Volksgezondheid worden erkend. Zij maken deel uit van een privaatrechtelijke vereniging, te weten de Vereniging voor de verzekering van patiënten.
Het besluit betreffende de statuten van de vereniging bepaalt dat de raad van bestuur zeven leden telt. Een van hen wordt aangewezen door het ministerie van Volksgezondheid, de anderen worden gekozen door enerzijds de verzekeringsmaatschappijen en anderzijds de gemeenten en de Staat, die optreden als hun eigen verzekeraar.
De vereniging kan beschikken over een personeel dat in hoofdzaak bestaat uit juristen en artsen die de verschillende specialismen vertegenwoordigen. Op 31 december 1999 stelde de vereniging een vijftigtal personen te werk.
De vereniging wordt gefinancierd door verzekeraars die er deel van uitmaken alsook door de instellingen die optreden als hun eigen verzekeraar.
d) Onderzoek van de vergoedingsdossiers
De patiënt richt zijn verzoek tot de vereniging uiterlijk vijf jaar nadat hij van de schade kennis heeft gekregen en uiterlijk tien jaar na het optreden van die schade (31). Ook het ziekenhuis stuurt een dossier naar de vereniging.
De vereniging spreekt zich uit over alle punten van het dossier. Eerst voert zij een juridische evaluatie van de zaak uit. Zodoende kan zij niet-gewettigde verzoeken schrappen omdat die niet onder de toepassing van de wet vallen of omdat de schade minder dan 10 000 DKK bedraagt. Vervolgens gaat de vereniging over tot een medische evaluatie.
Over de jongste vijf jaar nam de onderzoekstermijn voor de dossiers 150 à 200 dagen in beslag.
De evaluatie van de schade verloopt via schalen die verwijzen naar de algemene wet op de schadeloosstelling, waarvan de beginselen hierboven werden uiteengezet. Met die schalen wordt een maximum bedrag van de uitgekeerde vergoeding bepaald. Sedert 1 januari 2000 bedraagt het jaarloon dat voor vergoeding in aanmerking komt maximum 581 000 DKK, wat neerkomt op 77 342 euro. Ook voor de andere gevallen van schadeloosstelling geldt er een maximum bedrag. Daar komt nog bij dat de vergoeding kan worden beperkt of zelfs geschrapt bij een opzettelijke daad of een grove nalatigheid van het slachtoffer.
Tussen 1 juli 1992 en 31 december 1999 heeft de vereniging uitspraak gedaan in zowat 12 000 dossiers :
In 1 978 gevallen (16,42 %) was het verzoek niet ontvankelijk;
In 4 958 gevallen (41,32 %) werd er gunstig beschikt op het verzoek;
In 5 070 gevallen (42,26 %) werd het verzoek verworpen.
Bijna 40 % van de verzoeken met gunstig gevolg steunde op het eerste criterium (kunstfout) en ongeveer een derde ervan op het vierde criterium (therapeutisch risico).
Is de patiënt of de verzekeraar het niet eens met de beslissing van de vereniging, dan kan hij binnen drie maanden beroep instellen bij de Beroepscommissie voor aan de patiënt veroorzaakte schade. Ziekenhuizen beschikken evenwel niet over die mogelijkheid. Die commissie staat onder het gezag van de minister van Volksgezondheid, doch treedt volledig onafhankelijk op. Volgens de wet moeten haar voorzitter en haar ondervoorzitter magistraten zijn. Zij worden benoemd door de minister van Volksgezondheid. Voorts bepaalt de wet hoe de acht overige leden worden aangewezen (een door de minister van Volksgezondheid, twee door de gehandicaptenverenigingen, ...).
De vereniging komt vrij vlug tot een beslissing maar de beroepscommissie, die steeds meer werk krijgt, heeft daartoe gemiddeld anderhalf jaar nodig. Binnen zes maanden kunnen de beslissingen van de beroepscommissie voorgelegd worden aan de gewone rechtbanken die ze dan vernietigen, bevestigen of wijzigen.
e) Besluit
Het dispositief van 1992 heeft een tweevoudig doel bereikt : er zijn meer mogelijkheden tot schadeloosstelling en de verzoeken worden sneller afgehandeld.
De afhandeling van de schadevallen en klachten tegen het personeel worden door twee verschillende administratieve instellingen afgehandeld, die los van elkaar optreden. Klachten tegen het medisch personeel worden behandeld door de Patient Complaints Board, die geen weet heeft van de aanvragen tot schadeloosstelling.
Door die opsplitsing hebben alle ziekenhuizen thans een adviseur in patiëntenzaken in dienst, die de patiënten informatie verstrekt en hen helpt voor hun rechten op te komen.
Spreiding van de vergoeding volgens het bedrag :
Percentage | |
Minder dan 10 000 DKK, dat is 1 348 euro | 3,7 % |
Tussen 10 000 en 50 000 DKK, dat is 1 348 à 6 739 euro | 57,8 % |
Tussen 50 000 en 100 000 DKK, dat is 6 739 à 13 477 euro | 15,2 % |
Tussen 100 000 en 250 000 DKK, dat is 13 477 à 33 693 euro | 8,8 % |
Tussen 250 000 en 500 000 DKK, dat is 33 693 à 67 385 euro | 6,7 % |
Tussen 500 000 en 1 000 000 DKK, dat is 67 385 à 134 771 euro | 5,2 % |
Meer dan 1 000 000 DKK, dat is meer dan 134 771 euro | 2,6 % |
In ongeveer 75 % van de gevallen is het bedrag van vergoeding lager dan 100 000 DKK, dat is ongeveer 13 477 euro.
De kosten van de regeling slorpen drie per mille van de ziekenhuisbegroting op. Bekend is dat het in Denemarken geleid heeft tot een aanzienlijke verbetering van de betrekkingen tussen de patiënt en het ziekenhuis. Per inwoner kost de regeling minder dan 5 euro per jaar.
6.1.4. Zweden (32)
Aangezien de Deense en de Zweedse regeling nauw bij elkaar aanleunen en het Deense voorbeeld in details werd toegelicht, volgen hieronder alleen de belangrijkste wetsbepalingen van de Zweedse regeling.
In 1975 heeft Zweden als eerste Europees land een onderscheid ingevoerd tussen het begrip medische aansprakelijkheid en het recht op schadeloosstelling. Op dat stuk geldt thans de « Patient Injury Act » van 1 januari 1997.
De Zweedse regeling inzake schadeloosstelling van slachtoffers van therapeutische ongevallen valt in ruime mate samen met haar Deense tegenhanger. Volgens de Zweedse wet moeten alle zorgverleners, ook die uit de particuliere sector evenwel een aangepaste verzekering ondertekenen. Daar komt nog bij dat de criteria inzake de ontvankelijkheid van de vergoedingsverzoeken niet volledig dezelfde zijn.
De wet geeft aan welke punten gedekt moeten zijn. De verzekeringsmaatschappijen kunnen evenwel aanvullende en voor de patiënt gunstiger voorwaarden aanbieden.
In het kader van de « Patient Insurance Association » treden de verzekeraars hoofdelijk op. Lijdt een patiënt schade door een medische handeling uitgevoerd door een niet verzekerd medicus, dan is hij toch verzekerd volgens een regeling die gelijkloopt met die van de autoverzekering in België.
Zowel lichamelijk letsel als morele schade wordt gedekt.
De patiënt kan evenwel geen aanspraak maken op een vergoeding wanneer de schade toe te schrijven is aan verstrekkingen die tot de dood of een zware graad van invaliditeit hadden kunnen leiden indien zij niet waren uitgevoerd (bijvoorbeeld bij spoedgevallen).
Schade te wijten aan gebrekkige informatie of het uitblijven van toestemming is niet gedekt. Meent een patiënt op dat stuk schade te hebben geleden, dan kan hij een vergoeding vragen volgens de bepalingen van de « Tort law ».
De schadevergoeding dekt zowel de economische als de niet-economische schade.
Er bestaat een Basic National Amount van 1 830 SEK, dat is 200 euro.
Een persoon kan maximum 7,3 miljoen SEK ontvangen, dat is 801 317 euro.
Tussen 1975 en 1999 werden 140 000 dossiers behandeld en jaarlijks komen er ongeveer 9 500 nieuwe gevallen bij. Zowat 45 % van de dossiers leidt tot de betaling van een vergoeding.
De totale jaarlijkse kostprijs van de regeling wordt geraamd op 300 miljoen SEK, dat is 32 930 845 euro (in 1999) en dat komt neer op minder dan 4 euro per inwoner en per jaar.
6.1.5. Finland (33)
In 1986 heeft de « Finish Patient Injury Act » het beginsel ingevoerd dat medische ongevallen worden vergoed volgens de no-faultaansprakelijkheid.
Alle zorgverleners moeten een verzekering sluiten om de regeling te financieren.
Lijdt de patiënt schade, dan kan hij zich rechtstreeks richten tot de « Patient Insurance Association », die de verzekeringsmaatschappijen groepeert. Een « Patient Injury Board » treedt als deskundigencomité op om tot eenvormige regels te komen inzake schadeloosstelling en om aanbevelingen te doen.
De patiënt heeft recht op een vergoeding van de schade in haar geheel : uiteenlopende kosten (al dan niet van medische aard), invaliditeit, inkomensverlies, smartengeld.
Per jaar lopen er zowat 2 000 klachten binnen.
In 1999 liep het bedrag van de vergoedingen op tot 15,6 miljoen euro en de administratieve kosten tot 2,9 miljoen euro.
De regeling geeft blijk van een volledige transparantie. Geschillen zijn zeer zeldzaam en er worden bijna geen artsen meer voor de rechtbank gesleept. De Finnen stellen met genoegen vast dat zij Amerikaanse toestanden hebben kunnen vermijden.
De regeling schenkt algehele voldoening aan alle betrokken partijen : patiënten, artsen, verzekeraars en de regering.
De totale kostprijs is te verwaarlozen : 3,4 euro per inwoner in 1999.
6.2. Italië, Duitsland en Zwitserland
In tegenstelling tot de Scandinavische landen hebben die landen de no-faultaansprakelijkheidsregeling niet volledig opgenomen. Elk ervan heeft een eigen oplossing gevonden, daarbij rekening houdend met de eigen voorgeschiedenis, de eigen rechtsorde en de inrichting van de gezondheidszorg.
In Italië blijven de schadedossiers inzake therapeutische ongevallen voor de gewone rechtbank komen. Het gemene recht inzake aansprakelijkheid is van toepassing en de rechters bepalen het bedrag van de vergoeding op basis van het advies van de medisch deskundigen.
In Duitsland en in Zwitserland hebben de artsen buitengerechtelijke procedures ingevoerd.
In Zwitserland heeft de Vereniging van Zwitserse artsen in 1982 twee bureaus voor buitengerechtelijk deskundigenonderzoek ingesteld. De patiënten kunnen daarbij terecht wanneer zij het slachtoffer menen te zijn van medische fouten. Zij voeren een deskundigenonderzoek uit en spreken zich uit over het al dan niet bestaan van een kunstfout.
In Duitsland hebben de gewestelijke orden van artsen in 1975 bemiddelingsinstellingen opgericht. Het statuut van die instellingen verschilt naar gelang van het gewest. Sommige ervan kunnen zich zelfs uitspreken over het bedrag van de toe te kennen vergoeding. Daar staat tegenover dat de Zwitserse bureaus voor buitengerechtelijk deskundigenonderzoek de schade nooit evalueren, maar in de regel leiden hun conclusies tot een minnelijke schikking tussen de partijen.
In die twee landen valt de regeling bijna gratis uit voor de patiënt. De Duitse instellingen krijgen soms kritiek te verduren, onder meer omdat sommige ervan de patiënt niet betrekken bij de procedure, doch dat neemt niet weg dat zij naar behoren functioneren aangezien er bijna geen processen inzake burgerlijke aansprakelijkheid meer worden ingespannen tegen artsen. De Zwitserse bureaus daarentegen oefenen een beperkte activiteit uit : tussen 1982 en 1998 hebben zij zich gebogen over 2 000 dossiers.
In de twee landen is het zo dat de partijen nadien de zaak bij de rechtbank aanhangig kunnen maken, ook al gingen ze akkoord met een buitengerechtelijke procedure, omdat de conclusies van de bemiddelaars niet uitvoerbaar zijn.
6.3. Het Verenigd Koninkrijk
De partijen worden ertoe aangezet tot een minnelijke schikking te komen vóór zij de zaak bij de rechter aanhangig maken.
De hervorming van de burgerlijke rechtsvordering, die op 26 april 1999 in werking is getreden, heeft het « voorgerechtelijk protocol » ingevoerd om medische geschillen op te lossen. Dat protocol zet de partijen ertoe aan enerzijds tot een minnelijke schikking te komen vóór zij naar de rechter stappen en anderzijds een zeer precies tijdschema na te leven. Leven zij dat protocol niet na dan kan de rechter hen nadien een straf opleggen. Immers, komt er geen minnelijke schikking, dan gaat het conflict naar de burgerlijke rechtbank, die zich uitspreekt volgens de regels van het gemene recht.
Wordt een patiënt behandeld door een arts van de National Health Service (NHS), dan bestaat er geen enkele vorm van contractuele rechtsverhouding tussen de patiënt en de arts. Ook is het zo dat verzoeken tot vergoeding van schade veroorzaakt door een arts worden behandeld volgens de bepalingen inzake de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. De arts kan immers vervolgd worden voor nalatigheid zoals welke persoon ook die een verbintenis tot zorgvuldigheid niet nakomt en onopzettelijke schade heeft veroorzaakt.
Vervolgt de patiënt zijn arts om die reden dan moet hij bewijzen dat de arts een fout heeft begaan door onzorgvuldig op te treden : het zorgvuldigheidsniveau is dat van een normaal gekwalificeerde arts met ervaring die hetzelfde specialisme beoefent. Ook moet de patiënt bewijzen dat er een oorzakelijkheidsverband bestaat tussen de fout en de geleden schade.
Volgens het arrest « Bolam versus Friern Hospital Management Committee » van 26 februari 1957 kan de arts zijn aansprakelijkheid afwijzen door het bewijs te leveren dat hij gehandeld heeft overeenkomstig een door een bevoegd medisch deskundigenkorps toereikend geachte handeling op dat bijzonder gebied van de geneeskunde. Is er daarentegen sprake van een kennelijke fout dan wordt de bewijslast omgekeerd. De arts-verweerder moet dan bewijzen dat hij geen enkele fout heeft begaan.
Wat de schadeloosstelling betreft kan de patiënt alleen bij de rechtbank terecht om de door hem geleden schade financieel te laten vergoeden.
Aangezien de gerechtelijke procedure omslachtig is, lang aansleept en de afloop ervan onzeker is, komt het merendeel van de zaken nooit voor de rechtbank. Daarenboven zijn medische geschillen zeer ingewikkeld. Daarom kunnen patiënten die rechtshulp genieten, sedert juli 1999 alleen een beroep doen op een gespecialiseerd advocaat erkend door de commissie die de rechtshulp beheert.
Om die nadelen op te vangen heeft de hervorming van de burgerlijke rechtsvordering, die op 26 april 1999 in werking is getreden, een « voorgerechtelijk protocol » ingevoerd om medische geschillen op te lossen.
Dat protocol wil ertoe komen dat de partijen zo spoedig mogelijk informatie uitwisselen, tot een minnelijke schikking komen en eventuele gerechtelijke gevolgen doelmatiger beheren. Dat protocol bepaalt de belangrijke stadia die de partijen moeten doorlopen :
een termijn van veertig dagen om een kopie van het medisch dossier te krijgen;
het opstellen van een brief die de klacht omstandig omschrijft en eventueel een voorstel van minnelijke schikking bevat;
het ingaan van een termijn van drie maanden vanaf de ontvangst van die brief, tijdens welke periode geen rechtsvordering kan worden ingesteld terwijl de tegenpartij een gemotiveerd antwoord moet bezorgen en eventueel een minnelijke schikking moet voorstellen.
Bovendien bevat het protocol een reeks aanbevelingen voor de partijen die in zekere zin een gedragscode vormen. De beroepen in de gezondheidszorg moeten beschikken over personen die dergelijke toestanden kunnen aanpakken. Ook moeten zij controleprocedures invoeren inzake de kwaliteit van de geneeskundige verstrekkingen, het beheer van de medische risico's en een verslag opstellen over alle gebeurde feiten. Van hun kant moeten de patiënt en zijn raadsman de problemen zo snel mogelijk meedelen, alle oplossingen rustig overlopen en meedelen wanneer hij de zaak als afgehandeld beschouwt.
Partijen die niet voldoen aan de punten van het protocol, kunnen voor de rechtbank een sanctie opgelegd krijgen door de rechter (tenlastelegging van de kosten, weigering een bijkomende termijn toe te kennen, enz ...). Gesteld dat er geen minnelijke schikking komt, dan gaat de zaak immers naar de burgerlijke rechtbank en spreekt de rechter zich uit over het schadebedrag. Hij houdt daarbij rekening met de rapporten van de medisch deskundige. Hij kent een schadevergoeding toe voor de huidige en toekomstige materiële schade (inkomensverlies, extra kosten, enz ....), alsook voor de morele schade. Reeds verscheidene jaren ligt het bedrag van het smartengeld onder vuur omdat het zo laag is.
6.4. Frankrijk
In Frankrijk berust de schadeloosstelling van slachtoffers van therapeutische ongevallen in principe op de medische aansprakelijkheid. Nu is het evenwel zo dat die naar gelang van het geval geregeld wordt door ofwel het publiek recht ofwel het burgerlijk recht, naargelang de medische handelingen uitgevoerd werden in een openbaar ziekenhuis of in een privé-praktijk.
In het eerste geval is de arts niet persoonlijk aansprakelijk voor de schade bij de uitoefening van zijn activiteit tenzij hij een duidelijk aanwijsbare persoonlijke fout heeft begaan. In principe is dus het ziekenhuis aansprakelijk en sedert 1992 nemen de administratieve rechtbanken elke gewone fout in aanmerking. Bovendien aanvaarden de rechtbanken sedert 1993 de no-faultaansprakelijkheid van het ziekenhuis wanneer er sprake is van een therapeutisch risico. In het arrest-Bianchi gaat de Raad van State er immers van uit dat wanneer een medische handeling die nodig is voor de diagnose of de behandeling van de zieke een risico inhoudt, waarvan het bestaan bekend is doch dat slechts uitzonderlijk optreedt en wanneer er geen enkele reden bestaat om ervan uit te gaan dat de patiënt daaraan uitzonderlijk is blootgesteld, het openbaar ziekenhuis aansprakelijk is indien de uitvoering van die handeling de rechtstreekse oorzaak is van de schade zonder dat er een verband bestaat met de oorspronkelijke toestand van de patiënt noch met de voorzienbare evolutie van diens toestand en die van ernstige aard is (34).
In het tweede geval is de arts persoonlijk aansprakelijk, maar volgens de rechter is hij uitsluitend gehouden tot een middelverbintenis. Behalve in enkele gevallen waarin de arts een resultaatsverbintenis heeft aangegaan (levering van producten of materieel bijvoorbeeld), gaat de jurisprudentie in de regel uit van een medische foutaansprakelijkheid.
Daarom vragen zowel de beroeps als de slachtoffers reeds jaren dat er een vergoedingswet komt die automatisch schadevergoeding toekent aan slachtoffers van ongevallen zonder dat de aansprakelijkheid van de arts in het geding komt.
Vorig jaar werd de wet van 4 maart 2002 betreffende de rechten van de zieken en de kwaliteit van de gezondheidszorg gewijzigd en werd de regeling inzake vergoeding van medische ongevallen aangepast. Deze wet heeft in het betrokken wetboek een nieuwe titel ingevoegd over de vergoeding van de gevolgen van gezondheidsrisico's.
Behalve wanneer het gaat om een zienhuisinfectie als gevolg van gebrekkige geneeskundige producten, waarbij de aansprakelijkheid wordt vermoed, blijft de aansprakelijkheid van zorgverleners gebaseerd op de fout. De nieuwe wet staat evenwel toe voortaan alle zware ongevallen te vergoeden, ook wanneer er van fout geen sprake is via de nationale solidariteit wanneer de aansprakelijkheid niet in het geding komt. Artikel 1142-1 van de « Code de la Santé publique » somt de voorwaarden voor een dergelijke vergoeding op : er moet een causaal verband bestaan tussen de medische handeling en de opgelopen schade, die schade moet abnormaal zijn en voldoende ernstig.
De mogelijkheid om een beroep te doen op de rechter blijft open staan, doch er wordt een nieuwe procedure inzake minnelijke schikking bij geschillen ingevoerd. Wie meent het slachtoffer te zijn van enig medisch ongeval kan de zaak aanhangig maken bij de Gewestelijke Verzoeningscommissie die zich moet uitspreken over de toe te passen vergoedingsregeling. De procedure leidt tot een aanbod van schadeloosstelling ten laste van de verzekeraar van de aansprakelijke persoon wanneer de medische aansprakelijkheid vaststaat of ten laste van het « Office national d'indemnisation » via de nationale solidariteit wanneer het om een therapeutisch risico gaat. Volgens het dispositief moeten alle zorgverleners een medische aansprakelijkheidsverzekering ondertekenen.
Die wet is nog niet van toepassing. Het « Office national d'indemnisation des accidents médicaux » (Oniam) zou weldra zijn werkzaamheden moeten aanvatten (35).
6.5. Besluit
Ook al bestaan er uiteenlopende oplossingen, duidelijk is dat het merendeel van de landen gedurende de jongste tien jaar de vernieuwende toer zijn opgegaan inzake de vergoeding van therapeutische ongevallen. Op dat stuk vertrekt ons land met de rode lantaarn.
Voor België zijn de belangrijkste aspecten van die oplossingen :
het streven om de schadeloosstelling van de slachtoffers zo vlot mogelijk te laten verlopen;
vrij snelle procedures;
de bedoeling om tot een minnelijk schikking te komen;
de algehele vergoeding van de schade vormt een uitzondering, in het merendeel van de gevallen gelden er maximumbedragen;
psychische schade komt niet steeds in aanmerking;
in de regel wordt morele schade niet vergoed;
het ontbreken van toestemming en van informatie komt veelal niet in aanmerking als criterium;
de regeling wordt niet noodzakelijk zonder meer verruimd tot alle medische handelingen.
Alain DESTEXHE. |
Artikel 1
Algemene bepaling
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, met uitzondering van artikel 22 dat een aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Definities
Voor de toepassing van deze wet en haar toepassingsbesluiten wordt verstaan onder :
2.1. Zorgverlener :
2.1.1. de doctors in de genees-, heel- en verloskunde in de zin van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies;
2.1.2. de tandartsen in de zin van artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit;
2.1.3. de verpleegkundigen in de zin van artikel 21bis van hetzelfde koninklijk besluit;
2.1.4. de beoefenaars van paramedische beroepen waarvan de lijst wordt vastgesteld door de Koning ter uitvoering van artikel 22bis van hetzelfde koninklijk besluit;
2.2. Verzorgingsinstellingen :
2.2.1. de ziekenhuizen bedoeld in artikel 2 van de wet van 7 augustus 1987 op de ziekenhuizen en de instellingen waarop deze wet van toepassing is verklaard;
2.2.2. de bloedtransfusiecentra in de zin van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de afneming, de bereiding, de bewaring en de terhandstelling van bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong;
2.2.3. de rusthuizen in de zin van artikel 1 van de wet van 12 juli 1966 op de rustoorden voor bejaarden of alle instellingen opgericht door de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap die overeenkomstig artikel 128, § 1, van de Grondwet ter aanvulling of ter vervanging van de rusthuizen zijn opgericht;
2.2.4. de ziekenwagens en alle voertuigen die gewoonlijk en hoofdzakelijk dienen voor het vervoer van zieke en gewonde personen.
2.3. Geneeskundige verstrekkingen :
Alle handelingen die verricht worden door een zorgverlener met het oog op :
2.3.1. het onderzoeken van de gezondheidstoestand, het opsporen van ziekten en gebreken of het vaststellen van een zwangerschap;
2.3.2. het stellen van een diagnose, het starten of het uitvoeren van een behandeling van fysieke of psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand;
2.3.3. de inenting;
2.3.4. het bieden van hulp en het uitvoeren van ingrepen bij een bevalling en een vrijwillige zwangerschapsafbreking;
2.3.5. het uitvoeren van alle bewerkingen of handelingen in de mond van de patiënten met het oog op het behoud, de genezing, het herstel of de vervanging van het gebit, inclusief het weefsel van de tandkas;
2.3.6. het observeren en vaststellen van zowel lichamelijke als geestelijke symptomen en reacties bij de patiënt, teneinde aan zijn verschillende behoeften tegemoet te komen en mee te werken aan het stellen van een diagnose of aan de uitvoering van de medische behandeling met het oog op de verzorging die zijn toestand vereist;
2.3.7. het onder zijn hoede nemen van een gezonde of zieke persoon om hem, dankzij een voortdurende bijstand, de behandelingen te helpen verrichten die bijdragen tot het behoud, de verbetering of het herstel van de gezondheid of hem bij het sterven te begeleiden;
2.4. Patiënt :
Iedere natuurlijke persoon, gebruiker van geneeskundige verstrekkingen, al dan niet op eigen verzoek.
2.5. Rechtverkrijgenden van de patiënt :
De ouders, de kinderen, de niet feitelijk of in rechte gescheiden echtgenoot van de patiënt, alsook de persoon met wie de patiënt samenwoont.
Art. 3
Foutaansprakelijkheid
Een zorgverlener of een verzorgingsinstelling kan enkel aansprakelijk worden gesteld voor de schade die haar oorzaak of één van haar oorzaken vindt, hetzij in een geneeskundige verstrekking, hetzij in het niet-uitvoeren van een geneeskundige verstrekking die de patiënt rechtmatig kan verwachten, indien de patiënt of zijn rechtverkrijgenden een fout kunnen aantonen van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling.
Deze aansprakelijkheid en de daaruit voortvloeiende schade wordt in het kader van deze wet beoordeeld en vergoed op basis van de geldende burgerrechtelijke aansprakelijkheidsregels.
Art. 4
Verzekeringsplicht
De zorgverleners en de verzorgingsinstellingen moeten een verzekering afsluiten die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt voor de zorg die zij verlenen. De verzekering moet ook de aansprakelijkheid van hun organen en van hun aangestelden dekken.
Behoudens andersluidende overeenkomst, dekt de verzekering van een verzorgingsinstelling de aansprakelijkheid van al de zorgverleners die er hun beroepsactiviteiten hoofdzakelijk of bijkomstig uitoefenen. Die andersluidende overeenkomst wordt geacht niet geschreven te zijn indien geen enkele verzekeringsovereenkomst de aansprakelijkheid van de zorgverlener dekt voor de activiteiten die hij in de verzorgingsinstelling uitoefent.
Art. 5
Controle
De verzekering moet overeenkomstig de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen in België bij een daartoe officieel erkende of een van erkenning vrijgestelde verzekeraar worden afgesloten.
Art. 6
Minimumwaarborgen
De verzekering kan beperkt worden tot de schade die in België werd veroorzaakt.
De Koning kan minimale voorwaarden bepalen waaraan de verzekering moet voldoen. In het bijzonder kan Hij sommige clausules verbieden die tot doel zouden hebben de garantietermijn in te perken of op te heffen.
Art. 7
Informatie
De verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling verzekert is er toe gehouden om binnen een termijn van zestig dagen elke contractsluiting of de opzeg van een verzekeringsovereenkomst te melden aan de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid.
Art. 8
Strafbepalingen
Worden gestraft met een boete van 25 tot 250 euro, de zorgverleners en de verantwoordelijke van de verzorgingsinstellingen die hun activiteiten uitoefenen of die de activiteiten van hun organen, aangestelden, bedienden of enige andere zorgverlener die er zijn activiteiten hoofdzakelijk of bijkomstig uitoefent, laten uitoefenen zonder dat hun aansprakelijkheid gedekt is door een verzekering conform de bepalingen van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Art. 9
Therapeutische ongevallen
9.1. Indien er geen fout van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling kan worden aangetoond, zal de abnormale schade die een persoon heeft geleden en die haar oorzaak, of een van haar oorzaken vindt in een therapeutisch ongeval, vergoed worden door het Fonds tot vergoeding van schade in verband met therapeutische ongevallen, binnen de grenzen bepaald in deze wet.
9.2. Benevens in de gevallen waarin de arts een fout heeft begaan, moet ook een vergoeding worden toegekend indien de schade het gevolg is van een gebrekkig geneeskundig product, een medisch ongeval dat rechtstreeks toe te schrijven is aan handelingen inzake preventie, diagnose of verzorging of aan het niet-uitvoeren van dergelijke handelingen, indien die handelingen abnormale en ernstige gevolgen hebben gehad, rekening houdend met de gezondheidstoestand van de patiënt.
Als criterium voor het begrip abnormaal geldt een complicatie die zeldzaam is en/of van een veel grotere omvang dan die welke redelijkerwijze te verwachten was in het licht van de algemene gezondheidstoestand van de patiënt.
Als criterium voor het begrip ernstig geldt een drempel van functionele invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid.
Het niet-meedelen van informatie aan de patiënt of het meedelen van onvolledige informatie of het uitblijven van toestemming verleent geen recht op enige vergoeding in het kader van de risico-aansprakelijkheidsregeling.
De patiënt heeft geen recht op enige vergoeding voor de schade veroorzaakt door een geneeskundige verstrekking die, indien ze niet had plaatsgehad, had kunnen leiden tot de dood of een ernstige graad van invaliditeit (bijvoorbeeld bij spoedgevallen).
Het slachtoffer heeft geen recht op enige vergoeding indien hij de schade opzettelijk heeft veroorzaakt.
9.3. Zijn geen therapeutische ongevallen, de schadegevallen die onder de toepassing vallen van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen of onder de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Art. 10
Oorzakelijk verband
10.1. Wat betreft de vergoeding van de abnormale schade veroorzaakt door een therapeutisch ongeval geldt als oorzaak of als één van de oorzaken van de abnormale schade, de geneeskundige verstrekking of het niet-uitvoeren van een geneeskundige verstrekking die de patiënt rechtmatig kan verwachten, als de schade zich zonder die verstrekking of het ontbreken ervan niet zou hebben voorgedaan zoals ze zich heeft voorgedaan.
10.2. Indien de schade die haar oorzaak of één van haar oorzaken vindt in hetzij een geneeskundige verstrekking door een zorgverlener of door een verzorgingsinstelling, hetzij in het niet-uitvoeren van een geneeskundige verstrekking die de patiënt rechtmatig kan verwachten, slechts voor een gedeelte kan worden toegeschreven aan de fout van een zorgverlener of de verzorgingsinstelling, zal de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt slechts gehouden zijn om dat gedeelte van de schade te vergoeden dat werd veroorzaakt door de fout van de zorgverlener of van de verzorgingsinstelling. Het gedeelte van de schade dat niet werd veroorzaakt door de fout van de zorgverlener of van de verzorgingsinstelling wordt, voor zover is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van een therapeutisch ongeval, vergoed door het fonds.
Art. 11
De vergoedbare schade in geval van
een therapeutisch ongeval
11.1. De gevolgen van lichamelijke letsels worden enkel vergoed voor zover die letsels aanleiding geven tot een blijvende arbeidsongeschiktheid van meer dan 15 %, tot een tijdelijke arbeidsongeschiktheid van meer dan zes maanden of tot bijzonder ernstige gevolgen voor de beroepsarbeid van de benadeelde persoon.
11.2. De economische schade ten gevolge van het overlijden van de patiënt wordt aan de rechtverkrijgenden vergoed voor zover ze voortvloeit uit het verdwijnen van het gedeelte van het beroepsinkomen dat hen een persoonlijk voordeel opleverde.
11.3. Per schadegeval worden na toepassing van een vrijstelling van 250 euro de redelijk gemaakte kosten vergoed voor de medische, chirurgische, farmaceutische en ziekenhuisverstrekkingen, voor de hulpverlening die het therapeutisch ongeval vereist alsook de kosten voor het aanschaffen, het onderhouden en vernieuwen van prothese- en ortheseapparatuur die de gevolgen van het schadegeval noodzaken.
In geval van overlijden van de patiënt worden de begrafeniskosten en de kosten die betrekking hebben op de overbrenging van stoffelijk overschot naar de plaats waar de familie het wil laten begraven of verassen.
11.4. De morele schade die voortvloeit uit de blijvende invaliditeit of het overlijden wordt niet vergoed.
11.5. De in artikel 11.1 tot en met 11.4 bedoelde schadevergoedingen worden, ongeacht of deze door het Fonds of door de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt bij toepassing van artikel 18.3 worden uitbetaald, slechts vergoed voor zover de schade niet vergoed kan worden door de prestaties van een instelling van de sociale zekerheid. Indien de sommen die de Sociale Zekerheid toekent lager zijn dan de vergoeding die bij toepassing van artikel 11.1 tot en met 11.4 verschuldigd is, dan wordt enkel het verschil betaald aan de patiënt of aan diens rechtverkrijgenden.
Art. 12
Oprichting van het Vergoedingsfonds
12.1. De Koning wordt belast met de oprichting van een openbare instelling, met rechtspersoonlijkheid, « Fonds tot vergoeding van de schade in verband met therapeutische ongevallen » genoemd (hierna : het fonds), dat onderworpen is aan het toezicht van de ministers bevoegd voor Sociale Zaken, Volksgezondheid en Economie. De zetel van het fonds wordt in Brussel gevestigd.
12.2. Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, verder de raad genoemd, bestaande uit een voorzitter en zestien leden. Deze wordt op een evenwichtige wijze samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheid, van de zorgverleners en de verzorgingsinstellingen, van de representatieve patiëntenorganisaties, alsook van de verzekeraars die de burgerlijke aansprakelijkheid verzekeren. De voorzitter behoort niet tot één van voornoemde categorieën.
12.3. De voorzitter en de leden van de raad worden benoemd en ontslagen door de Koning op gezamenlijke voordracht van de ministers bevoegd voor Sociale Zaken, Volksgezondheid en Economie.
12.4. Het mandaat van de voorzitter en van de leden duurt vier jaar en kan verlengd worden.
12.5. De raad maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring aan de Koning voor.
12.6. De Koning bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de raad.
12.7. De personeelsformatie, de inrichting, de werkwijze en het statuut van het personeel van het fonds, alsook de procedure voor het fonds worden door de Koning bepaald bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Art. 13
Bevoegdheden van het Vergoedingsfonds
13.1. Het fonds heeft tot opdracht :
het inontvangstnemen en behandelen van de verzoeken tot vergoeding van de slachtoffers van therapeutische ongevallen die zich in België hebben voorgedaan overeenkomstig de bepalingen van deze wet;
vergoeding van abnormale schade die het gevolg is van een therapeutisch ongeval in België overeenkomstig de bepalingen van deze wet;
op te treden als garantiefonds in het geval dat de verzekering als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II niet is onderschreven, is opgezegd of als de werking ervan is geschorst, alsook wanneer het schadegeval niet gedekt is in de verzekeringsovereenkomst;
een op preventie gericht beleid te voeren, met name door een coördinerende, adviserende en stimulerende rol te vervullen of door elke initiatief te nemen om het aantal therapeutische ongevallen te verminderen;
statistieken op te stellen over de vergoeding van therapeutische ongevallen.
13.2. De leden van de raad en de personeelsleden van het fonds, de deskundigen die het aanwijst, alsook alle aan de opdrachten van het fonds meewerkende personen die toegang hebben tot de medische persoonsgegevens, moeten het beroepsgeheim naleven op straffe van de sancties vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
13.3. Het fonds publiceert jaarlijks een activiteitenverslag. Dat verslag bevat onder meer een overzicht en een analyse van de statistische gegevens die in de loop van het jaar verzameld zijn, de tekst van de geformuleerde aanbevelingen, een voorstelling van en een toelichting van de beslissingen die tijdens het activiteitsjaar zijn genomen.
Dit activiteitenverslag bevat geen persoongegevens, en kan enkel gegevens van concrete dossiers bevatten op voorwaarde dat deze voor derden onidentificeerbaar zijn gemaakt.
Art. 14
Financiering van het Vergoedingsfonds
14.1. Het Fonds wordt als volgt gestijfd :
door een jaarlijkse dotatie ten laste van de Rijksmiddelenbegroting;
door een bijdrage die elke verzekeringsinstelling voor ziekte en invaliditeit zowel bij haar verplicht verzekerde als bij haar vrij verzekerde leden int;
door een para-fiscale heffing op de premies geïnd door de verzekeraars burgerlijke aansprakelijkheid in het kader van de in hoofdstuk II, afdeling 2, bedoelde contracten;
door de boetes geïnd in het kader van artikel 8.
De Koning stelt het percentage van de voornoemde bijdrage en heffing vast.
14.2. Het fonds kan eveneens giften en legaten ontvangen.
Art. 15
Oprichting van de Verzoenings- en
bemiddelingscommissie
15.1. De Koning richt een openbare instelling op met rechtspersoonlijkheid, Verzoenings- en bemiddelingscommissie genoemd hierna de commissie die tot doel heeft om, op verzoek van de patiënten, de afhandeling van medische ongevallen te vergemakkelijken en te versnellen. Zulks doet evenwel geen afbreuk aan de mogelijkheid van de patiënt of van zijn rechtverkrijgenden om zich rechtstreeks te richten tot de bevoegde rechter, het fonds, of de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid van de zorgverlener of de verzorginginstelling.
De commissie staat onder het toezicht van de minister van Justitie.
15.2. De commissie wordt beheerd door een raad van bestuur, verder de raad genoemd, bestaande uit een voorzitter en zestien leden. Deze wordt op een evenwichtige wijze samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheid, vertegenwoordigers van de zorgverleners en de verzorgingsinstellingen, van de representatieve patiëntenorganisaties, van het fonds alsook van de verzekeraars die de burgerlijke aansprakelijkheid verzekeren. De raad wordt voorgezeten door een magistraat.
15.3. De voorzitter en de leden van de raad worden benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de minister van Justitie.
15.4. Het mandaat van de voorzitter en van de leden duurt vier jaar en kan verlengd worden.
15.5. De raad maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring aan de Koning voor.
15.6. De Koning bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de raad.
15.7. De personeelsformatie, de inrichting, de werkwijze en het statuut van het personeel van de commissie, alsook de procedure voor de commissie worden door de Koning bepaald bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Art. 16
De bevoegdheden van de Verzoenings-
en bemiddelingscommissie
16.1. De commissie is belast met het geven van een met redenen omkleed advies omtrent de omstandigheden, de oorzaken, de aard en de omvang van de schade, of er is voldaan aan de toepassingsvereisten van een therapeutisch ongeval, alsook omtrent de vraag naar de eventuele aansprakelijkheid van de zorgverlener, nadat zij al de betrokken partijen hierover heeft gehoord. In het geval dat de commissie van oordeel is dat de schade slechts voor een gedeelte het gevolg is van een fout van een zorgverlener of een verzorgingsinstelling en voor een gedeelte van een therapeutisch ongeval dan bepaalt de commissie in haar advies welk gedeelte van de schade moet worden ten laste genomen door de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt en welk gedeelte moet worden ten laste genomen door het fonds.
16.2. De commissie moet haar advies verlenen binnen een termijn van 6 maanden, desgevallend verlengd met de termijn die nodig is voor de werkzaamheden van de deskundige of het college van deskundigen. Het advies wordt bezorgd aan de betrokken partijen.
16.3. Het advies van de commissie kan enkel worden betwist in het kader van een burgerlijke procedure voor de bevoegde rechtbank ingesteld door de patiënt of zijn rechtverkrijgenden, het Fonds of de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling.
De vordering tot herziening van het advies van de commissie moet worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de patiënt of diens rechtverkrijgenden binnen een termijn van 3 maanden na de betekening ervan.
Het beroep ingesteld door de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt of door het fonds doet geen afbreuk aan hun vergoedingsverplichtingen bedoeld in artikel 18 en 19.
Het beroep ingesteld door de patiënt of diens rechtverkrijgenden geeft aanleiding tot het verval van de vergoedingsprocedure bedoeld in de artikelen 18 en 19.
16.4. De leden van de raad en de personeelsleden van de commissie, de deskundigen die zij aanwijst, alsook alle aan de opdrachten van de commissie meewerkende personen die toegang hebben tot de medische persoonsgegevens, moeten het beroepsgeheim naleven op straffe van de sancties vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 17
Deskundigenonderzoek
17.1. Alvorens het advies bedoeld in artikel 16 te verlenen, stelt de Verzoenings- en bemiddelingscommissie een deskundige of college van deskundigen aan.
17.2. De commissie bepaalt de opdracht van de deskundige of van het college van deskundigen alsook de termijn binnen welke hun verslag moet worden neergelegd.
17.3. Binnen de grenzen van hun opdracht kunnen de deskundige of het college van deskundigen elke onderzoeksmaatregel nemen die zij nuttig achten, zich laten adviseren of bijstaan door specialisten, aan de partijen en aan derden de overdracht vragen van elk document zonder dat dezen zich op hun beroepsgeheim kunnen beroepen om zich aan het verzoek van de deskundige of het college van deskundigen te onttrekken, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het recht op privacy van derden.
17.4. De expertisewerkzaamheden verlopen op tegenspraak en volledig in aanwezigheid van de betrokken partijen. Deze laatsten kunnen zich laten bijstaan door hun eigen experten. De deskundige of het college van deskundigen dienen de opmerkingen van de partijen in overweging te nemen en hechten op hun verzoek alle stukken aan het eindverslag.
17.5. De kosten en de erelonen in verband met de deskundige of het college van deskundigen worden ten laste genomen door de partij die ingevolge het advies van de commissie het schadegeval dient te vergoeden, onverminderd de mogelijkheid om deze kosten op te nemen in de subrogatoire vordering bedoeld in de artikelen 18.5 en 19.2. Elke partij neemt de kosten van haar eigen deskundige ten laste.
Art. 18
De schadeloosstelling van de patiënten door de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt van de zorgverlener of van de verzorgingsinstelling
Indien de commissie van oordeel is dat de schade het gevolg is van een fout van een zorgverlener of van een verzorgingsinstelling, dan is de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijk dekt ertoe gehouden om aan de patiënt of aan diens rechtverkrijgenden een vergoedingsvoorstel voor te leggen binnen een termijn van 6 maanden als de schade reeds kan worden begroot. Indien de schade nog niet kan worden begroot, dan is de verzekeraar ertoe gehouden om binnen dezelfde termijn een vergoeding te betalen rekeninghoudend met de reeds gemaakte kosten, het ondergane nadeel en de reeds verstreken periodes van tijdelijke ongeschiktheid, alsook rekeninghoudend met de meest waarschijnlijke schade voor de toekomst. Daarnaast is de verzekeraar ertoe gehouden om onverwijld een minnelijke medische expertise op te starten om de schade definitief te begroten.
18.2. Aanvaardt de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt het advies van de commissie, dan zal hij de patiënt of zijn rechtverkrijgenden vergoeden overeenkomstig de wettelijke regels die de burgerlijke aansprakelijkheid beheersen.
Het vergoedingsvoorstel is slechts voorlopig als de letsels van de patiënt nog niet voor consolidatie vatbaar zijn.
Het definitieve vergoedingsvoorstel moet aan de patiënt of aan zijn rechtverkrijgenden worden voorgelegd binnen een termijn van 3 maanden nadat de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt op de hoogte is gebracht van de consolidatie.
De aanvaarding van het definitieve vergoedingsvoorstel door de patiënt of diens rechtverkrijgenden geldt als een dading in de zin van artikel 2044 van het Burgerlijk Wetboek. Deze dading bevat een afstand van verhaal ten voordele van het fonds. De verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling bezorgt een exemplaar van de dadingsovereenkomst aan het fonds.
De betaling van de schadevergoeding moet plaatsvinden binnen een termijn van 1 maand na de aanvaarding door de patiënt of diens rechtverkrijgenden van het voorlopige of het definitieve vergoedingsvoorstel.
18.3. Indien de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt van de zorgverlener of van de verzorgingsinstelling, het advies van de commissie betwist dan kan de verzekeraar zijn vergoedingsvoorstel beperken tot de vergoeding waarop de patiënt aanspraak had kunnen maken in het kader van een therapeutisch ongeval overeenkomstig hetgeen bepaald is in artikel 11.
18.4. Bevestigt de bevoegde rechter het advies van de commissie dan is de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt, ertoe gehouden om binnen de maand nadat het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is gegaan, het verschil te vergoeden tussen de vergoeding die hij reeds heeft uitbetaald in het kader van artikel 18.3 en de vergoeding die door de rechter wordt toegekend, vermeerderd met de wettelijke interesten vanaf de betalingsdatum.
18.5. Bevestigt daarentegen de bevoegde rechter, bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing, het standpunt van de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt dat de schade niet het gevolg is van een fout van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling, dan kent hij de verzekeraar een subrogatoire vordering toe tegen het Fonds tot beloop van de vergoeding die de verzekeraar aan de patiënt of zijn rechtverkrijgenden heeft uitbetaald in het kader van artikel 18.3, vermeerderd met de wettelijke interesten vanaf de betalingsdatum.
Indien de bevoegde rechter daarenboven van oordeel is dat de schade evenmin beantwoordt aan de toepassingvereisten van een therapeutisch ongeval, dan beschikt de verzekeraar over een verhaalrecht tegenover het fonds tot beloop van zijn uitgaven in het kader van artikel 18.3 vermeerderd met de wettelijke interesten vanaf de betalingsdatum.
Art. 19
De schadeloosstelling van patiënten door het fonds
Indien de commissie van oordeel is dat de schade beantwoordt aan de toepassingsvereisten van een therapeutisch ongeval dat niet door een fout van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling werd veroorzaakt, is het fonds ertoe gehouden om aan de patiënt of aan diens rechtverkrijgenden een vergoedingsvoorstel voor te leggen binnen een termijn van 6 maanden overeenkomstig de vergoedingsregels bepaald in artikel 11, indien de schade reeds kan worden begroot. Kan de schade nog niet worden begroot, dan is het fonds ertoe gehouden om binnen dezelfde termijn een vergoeding te betalen rekeninghoudend met de reeds gemaakte kosten, het ondergane nadeel en reeds verstreken periodes van tijdelijke ongeschiktheid, alsook rekeninghoudend met de meest waarschijnlijke schade voor de toekomst. Daarnaast is het fonds ertoe gehouden om onverwijld een minnelijke medische expertise op te starten om de schade definitief te begroten.
Het vergoedingsvoorstel is slechts voorlopig indien de consolidatie van de gezondheidstoestand van de patiënt nog niet werd bereikt.
Het definitieve vergoedingsvoorstel moet worden voorgelegd binnen een termijn van 3 maanden nadat het fonds op de hoogte is gebracht van de consolidatie.
De aanvaarding van het definitieve vergoedingsvoorstel door de patiënt of diens rechtverkrijgenden geldt als een dading in de zin van artikel 2044 van het Burgerlijk Wetboek. Deze dading bevat een afstand van verhaal ten voordele van de betrokken zorgverlener of verzorgingsinstelling. Het fonds bezorgt een exemplaar van de dadingsovereenkomst aan de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling.
De betaling van de schadevergoeding moet plaatsvinden binnen een termijn van 1 maand na de aanvaarding van het voorlopige of het definitieve vergoedingsvoorstel.
19.2. Indien het fonds van oordeel is dat de schade het gevolg is van een fout in hoofde van een zorgverlener of een verzorgingsinstelling, beschikt het tegen voornoemden of tegen de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt over een subrogatoire vordering tot beloop van de vergoedingen die het aan de patiënt of aan diens rechtverkrijgenden heeft uitbetaald.
Art. 20
Herziening van de schadevergoeding
De patiënt of diens rechtverkrijgenden kan voor de rechtbank van eerste aanleg van zijn woonplaats een vordering tot herziening aanhangig maken, indien hij de begroting betwist van de schadevergoeding bedoeld in artikel 18.2 of in artikel 19.1. Deze vordering moet, op straffe van verval, worden ingesteld binnen drie maanden na de ontvangst van het definitieve vergoedingsvoorstel.
Art. 21
Verjaringstermijnen
21.1. De vorderingen die de patiënt kan instellen op grond van een therapeutisch ongeval verjaren na het verstrijken van dezelfde termijnen als deze die van toepassing zijn indien de vordering gebaseerd is op de burgerlijke aansprakelijkheid van de zorgverlener of van de verzorgingsinstelling.
21.2. De in 21.1 bedoelde termijnen wordt gestuit of geschorst overeenkomstig het gemeen recht. Daarenboven wordt de verjaring geschorst gedurende de verzoenings- en bemiddelingsprocedure bedoeld in artikel 16.
Art. 22
Wetswijziging
Artikel 587, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij wet van 3 april 1997 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 1998, 4 mei 1999 en 2 augustus 2002, wordt als volgt aangevuld :
« 11º over de vorderingen tot betwisting van het advies, bedoeld in artikel 16 van de wet alsook met betrekking tot de begroting van de schade, bedoeld in artikel 20 van de wet van ... tot vergoeding van schade in verband met de gezondheidszorg ingesteld door de patiënt, het « Fonds tot vergoeding van de schade in verband met therapeutische ongevallen » of de verzekeraar die de burgerlijke aansprakelijkheid verzekert van de zorgverlener of de verzorgingsinstelling. »
Art. 23
Therapeutische ongevallen in België
Deze wet is alleen van toepassing voor de therapeutische ongevallen die zich in België hebben voorgedaan.
Art. 24
Overgangsbepaling
Deze wet is niet van toepassing op therapeutische ongevallen die zich voor de inwerkingtreding ervan hebben voorgedaan.
Art. 25
Inwerkingtreding
De Koning stelt de datum vast waarop deze wet in werking treedt.
30 juli 2003.
Alain DESTEXHE. |
Deze bijlage is uitsluitend gedrukt beschikbaar.
(1) De Orde der geneesheren beschouwt dat echter sedert korte tijd als een deontologische verplichting.
(2) « Aansprakelijkheid en medische ongevallen. Vergoeding van therapeutische ongevallen. Voorstel tot hervorming, verslag van een interuniversiatire groep », onder leiding van Fagnart J.-L. en Vansweevelt T., Reeks Recht en Gezondheidszorg, nr. 4, 1994.
(3) Fraselle N., « La responsabilité médicale et la réparation des accidents thérapeutiques : réflexions, enjeux, propositions », verslag aan de heer Philippe Moureaux, minister van Sociale Zaken, maart 1993. Indertijd schatte de auteur het aantal vergoede personen op 150 per jaar. Er werd, op basis van de Zweedse cijfers, aangenomen dat er per jaar 3 600 ongevallen vergoed zouden worden die onder de noemer « no fault aansprakelijkheid » geplaatst konden worden.
(4) Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, nota aan de leden van het kernkabinet betreffende de vergoeding van de schade in verband met de gezondheidszorg, 15 mei 2002.
(5) « Fault, no fault, or... ? », Revue de droit de la santé, 2000-2001-2.
(6) « Fault, no fault, or... ? », loc. cit., blz. 87.
(7) « Fault, no fault, or... ? », loc. cit., blz. 103 en 104.
(8) Lambert-Faivre, Dupoiron, « L'indemnisation du préjudice des victimes d'accidents médicaux. N'est-ce pas temps d'adopter un système d'indemnisation cohérent et stable », Gazette du Palais, 25 november 2001, blz. 13.
(9) Bristish Medical Association.
(10) BBC News, 6 juli 1999.
(11) Vansweevelt Th., « Rechtsvergelijkende aantekeningen bij de medische aansprakelijkheid : evolutie en hervorming », T. Gez/Revue du docteur Santé, 2000-2001.
(12) Onderhoud met professor Delvaux.
(13) « Revue de droit de la santé », op.cit.
(14) Sommigen beweren dat die raming te gunstig uitvalt. Het gemiddelde zou eerder 50 000 euro dan 25 000 euro bedragen.
(15) Vansweevelt T., « La responsabilité civile du médecin et de l'hôpital », Bruylant, Brussel, 1996.
(16) Cf. Rogge J., « L'assurance RC des professions médicales, oxygène svp ! », « Revue de droit de la santé », 1995-1996.
(17) Fredericq S., « Risques modernes et indemnisation des victimes de lésions corporelles », Brussel, Bruylant, 1990, blz. 221.
(18) Bron : BVVO.
(19) Fagnart J.-L., op. cit.
(20) « La réparation des accidents thérapeutiques », op. cit.
(21) Vermeld bij Vansweevelt T., op. cit.
(22) BVVO, To The Point, 22 juni 2000.
(23) Wetsvoorstel tot vergoeding van de schade veroorzaakt bij therapeutische ongevallen, ingediend door mevrouw Anne-Marie Lizin, Senaat, 1999-2000, nr. 2-335/1.
(24) Het gaat om ziekenhuizen en medische beroepen.
(25) The Patient Injury Act, 1997.
(26) Patient Insurance Act (1991 geamendeerd in 1999).
(27) Code de la santé publique, Code de l'action sociale et des familles, Dalloz, 2001.
(28) Vayre F., « Les confins du dommage par alea et par faute : grille pour expertise technique en responsabilité médicale », La Gazette du Palais, 23 maart 2000.
(29) The Patient Insurance Act, 1997 as amended in 1999; Danish Act on Damages for Pharmaceutical Injuries, 1995 as amended in 1996; The Danish Patient Insurance System, www.patientforsikringen.dk
(30) Bij de parlementaire behandeling werd die beperking verantwoord door het feit dat de particuliere sector aansprakelijk is voor niet meer dan 10 % van de medische ongevallen.
(31) Alleen schadegevallen opgetreden na de inwerkingtreding van de oorspronkelijke wet, dat wil zeggen 1 juli 1992, komen in aanmerking voor schadevergoeding.
(32) Wet betreffende de schadeloosstelling van patiënten, 1996; Espersson C., « The Swedish Patient Insurance. A pragmatic solution, The Patient Insurance Association, 2000; Tort Liability Act, 1972 as amended in 1974, 1975, 1977, 1980 ».
(33) The Patient Injury Act, 1986; Mikkonen M., « The Nordic Model : Finnish Experience of The Patient Injury Act in Practice » in Medicine and law, deel 20, nr. 3, 2001, blz. 347-353; Lotjonen S., « The protection of human subjects in medical research » in Finland in Finnish national reports to the XVth Congress of the International Academy of Comparative Law, Bristol, 1998; Modeen T., « Reform of medical liability law : liability or insurance » in Finnish national reports to the XIIIth Congress of the International Academy of Comparative Law, Montreal, 1990.
(34) Conseil d'État, 10 april 1993.
(35) « Le Monde » van 7 maart 2003 en « Le Figaro » van 7 maart 2003. De ONIAM heeft onlangs een groen oproepnummer gekregen (0800 77.98.87) en rekent erop gedurende de eerste twee jaren 6 500 dossiers per jaar te behandelen.