3-201/1

3-201/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

2 SEPTEMBER 2003


Wetsvoorstel tot aanvulling van het Strafwetboek met het oog op de bestrijding van psychisch geweld

(Ingediend door mevrouw Mia De Schamphelaere c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 30 april 2002 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1134/1 ­ 2001/2002).

1. Inleiding

« Mobbing » neemt in onze samenleving verontrustende proporties aan. Volgens de vereniging « SASAM » zou deze vorm van psychische terreur ­ die in de meest prangende gevallen het slachtoffer tot zelfmoord kan dwingen ­ 500 000 slachtoffers maken.

Wij menen dat wat gewoonlijk als « mobbing » omschreven wordt, het kwaadwillig scheppen van een vernederende omgeving door het verspreiden van geruchten of geschriften of door het stellen van vernederende of kwetsende gebaren, in een breed kader gesitueerd moet worden.

Bovendien komen deze vormen van psychische terreur niet uitsluitend voor in de werkomgeving. Wij denken hier aan de meest extreme vormen van pesterijen op school en aan de manipulaties van sommige sektarische organisaties die psychische terreurmiddelen aanwenden om de depersonificatie van hun slachtoffers te bewerkstelligen.

Dit wetsvoorstel beoogt dan ook een ruimere toepassing dan de arbeidsomgeving.

Gelet op de diversiteit van de situaties waarbij er sprake kan zijn van « psychische terreur » hebben wij geopteerd voor een algemene strafbepaling die het psychisch geweld in het algemeen strafbaar stelt, zonder a priori haar toepassinggebied te bepalen.

2. Nut van een algemene strafbepaling

Wij zijn van mening dat ­ in een breed kader ­ een nieuwe bepaling kan worden ingevoerd in het Strafwetboek, waarbij psychisch geweld niet beperkt wordt tot de « mobbing » in een arbeidsomgeving, maar wordt uitgebreid tot elke kwaadwillige poging om de waardigheid, de geloofwaardigheid of het zelfbeeld van een persoon te schaden, door het verspreiden van woorden, geruchten of afbeeldingen of door het stellen van vernederende handelingen.

Er zijn immers talloze situaties waarin dergelijke handelingen kunnen worden gesteld : in het bijzonder op school of zelfs in de familiale omgeving, waar het concept van psychische mishandeling ­ die nochtans in vele gevallen aan de basis ligt van fysieke mishandeling ­ strafrechtelijk niet is gedefinieerd.

Bovendien biedt de invoering van een strafbepaling in het algemeen strafrecht het voordeel dat, bij de vervolging van verantwoordelijken, kan worden teruggevallen op de gekende strafrechtelijke figuren van mededaderschap en de strafbare deelneming. Dat biedt tot op zekere hoogte een grotere rechtszekerheid.

Ten slotte moet een algemene strafbepaling het ook voor de werkgever of voor collega's mogelijk maken, om zich burgerlijke partij te stellen, wanneer zij als gevolg van het ongewenst gedrag een nadeel hebben ondervonden.

Dit is de bedoeling van artikel 2 van het wetsvoorstel, dat onder punt 3 nader wordt toegelicht.

Het tweede luik van dit voorstel (artikel 3) heeft betrekking op de psychische manipulatie waar sektarische groeperingen zich schuldig aan maken.

Uit het tussentijds verslag nr. 425 van de opvolgingscommissie georganiseerde criminalteit blijkt dat een wetgevende ingreep noodzakelijk is voor de bestrijding van sektarische bewegingen en organisaties.

Wij willen tevens ingaan op een aanbeveling van het Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties die het strafbaar stellen van psychische terreur in groepsverband adviseert.

Tot op heden heeft de minister van Justitie geen enkel initiatief in die richting genomen, zodat wij de verantwoordelijkheid van een wettelijk initiatief op ons nemen.

3. Aantasting van de persoonlijke waardigheid of het zelfbeeld

Artikel 2 van het voorstel voegt een nieuw artikel 452bis in het Strafwetboek in.

a) De ratio legis van deze bepaling bestaat erin de eerbiediging van de psychiche integriteit van de persoon strafrechtelijk te beschermen. Het klassieke strafrecht ­ dat hierin de habeas corpus-gedachte en de mensenrechten van de eerste generatie volgde ­ had vooral oog voor de fysieke integriteit van de menselijke persoon. Het besef is stilaan gegroeid dat de menselijke geest als essentiële component van de menselijke persoon, even broos is als de fysieke conditie en dat de menselijke rede geen onfeilbare dam vormt tegen allerlei externe agressies.

Een specifieke strafbepaling ter beteugeling van het psychologisch geweld is dan ook noodzakelijk.

De bedoeling van dit voorstel ­ zoals overigens uit de tekst zelf van artikel 2 blijkt ­ is niet alleen de psychische integriteit van de menselijke persoon in de psychische zin van het woord te waarborgen, maar ook het zelfbeeld dat iedere persoon voor zichzelf opbouwt, te beschermen.

Met het zelfbeeld wordt duidelijk de persoonlijkheid, als noodzakelijk maar broos geheel, bedoeld.

b) Het materieel bestanddeel van het misdrijf bestaat erin, de waardigheid, de geloofwaardigheid of het zelfbeeld van een persoon te schaden door middel van herhaalde handelingen, woorden, geruchten, daden, gebaren.

De herhaalde verspreiding van geschriften of geruchten is een essentieel element van het materieel bestanddeel van het misdrijf. Het spreekt voor zich dat het voorgesteld misdrijf geen louter subjectief misdrijf kan zijn, maar zich in concreto moet realiseren door de verspreiding op een herhaaldelijke en systematische wijze van geschriften of van geruchten.

c) Wat het moreel bestanddeel betreft hebben wij bewust gekozen voor de dolus specialis. Uiteraard moet de « kwaadwilligheid » aangetoond worden, maar wij menen bovendien dat een dolus generalis niet voldoende garanties biedt, gelet op de subtiele mechanismen van de psychische terreur. Het is duidelijk de bedoeling om slechts de gedragingen te vatten die precies tot doel hebben de waardigheid van een persoon, of diens zelfbeeld aan te tasten.

4. Repressie van georganiseerde psychische terreur

Artikel 3 van dit voorstel beoogt de hypothese waarbij het psychische geweld op een georganiseerde en collectieve wijze wordt uitgeoefend met het doel de integriteit van de menselijke persoon, fysisch of psychisch aan te tasten.

Het is onze bedoeling de schadelijke handelingen van sommige sektarische organisaties door een specifieke wetsbepaling te beteugelen.

Deze bepaling moet echter rekening houden met twee grondbeginselen, de godsdienstvrijheid enerzijds, zoals gewaarborgd door artikel 9 van het EVRM, dat bepaalt dat « eenieder recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften » en de vrijheid van vereniging, anderzijds, gewaarborgd door artikel 11 van het EVRM.

Vanuit deze bekommernis hebben wij er bewust voor gekozen niet te vertrekken vanuit een definitie van de term « sekte », maar te vertrekken vanuit de activiteiten en de doelstellingen van de sekten.

Naar onze mening was de lexicologische benadering, die vertrekt vanuit een definitie van wat sektarisch is en wat niet, of een axiologische benadering, die vertrekt vanuit een beoordeling van door bepaalde organisaties gehanteerde waarden, niet verenigbaar met de gewetensvrijheid, omdat het een preventieve inhoudelijke controle door het staatsapparaat veronderstelt.

Evenwel biedt artikel 9, 2º, van het EVRM een interessant uitgangspunt door te stellen dat « de vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen aan geen andere beperkingen kan worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ».

Bepaalde activiteiten van sektarische groeperingen ­ en wij denken hier vooral aan de psychische druk die er kan worden uitgeoefend ­ zijn duidelijk strijdig met de openbare orde in de mate dat zij een aantasting zijn van andere mensenrechten zoals het recht op de fysieke en psychische integriteit of in de mate dat deze handelingen slachtoffers ertoe aanzetten te handelen op een wijze die manifest strijdig is met hun patrimoniale belangen.

Het nieuwe misdrijf bestraft niet alle vormen van psychische druk, maar enkel de psychische druk die uitgeoefend wordt met het specifieke doel iemand aan te zetten tot een handeling of tot een onthouding die de waardigheid, het zelfbeeld, de fysieke of psychische integriteit van de persoon of zijn patrimoniale belangen manifest schaadt.

Het is van geen belang of het beoogde doel bereikt is of niet. Het volstaat dat de dader psychische druk heeft uitgeoefend in het vooruitzicht het beoogde doel te kunnen realiseren.

Ten slotte ­ en dit hangt nauw samen met het voorgaande ­ dient ook hier het moreel bestanddeel van het misdrijf een dolus specialis te zijn; de psychische druk dient uitgeoefend te zijn geweest met het oog op de depersonificatie van het slachtoffer of met het oog patrimoniale goederen en gelden af te dwingen.

Deze bepaling dient immers geduid te worden in het licht van een afweging tussen de gewetensvrijheid enerzijds, en de andere mensenrechten die de persoonlijke, sociale, culturele, en economische zekerheid van ieder natuurlijke persoon veilig stellen.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Hugo VANDENBERGHE.
Ludwig CALUWÉ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In boek II, titel VIII, hoofdstuk V, van het Strafwetboek wordt een artikel 452bis ingevoegd, luidende :

« Art. 452bis. ­ Hij die met het oogmerk om te schaden de waardigheid, de geloofwaardigheid of het zelfbeeld van een persoon aantast, door herhaaldelijk en systematisch geruchten, beelden of geschriften te verspreiden of gebaren of handelingen te stellen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot één jaar en met een geldboete van 1 000 EUR. »

Art. 3

In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 452ter ingevoegd, luidende :

« Art. 452ter. ­ Hij die in groepsverband ernstig en herhaaldelijk druk uitoefent op een persoon of middelen aanwendt met als doel het beoordelingsvermogen van een persoon aan te tasten, teneinde aan te zetten tot een handeling of een onthouding die de waardigheid, het zelfbeeld, de fysische of psychische integriteit van de persoon of zijn patrimoniale belangen manifest schaadt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot vijf jaar en met een geldboete van 1 000 EUR. »

21 juli 2003.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Hugo VANDENBERGHE.
Ludwig CALUWÉ.