3-183/1

3-183/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

29 AUGUSTUS 2003


Wetsvoorstel tot instelling van een betaalde borstvoedingspauze

(Ingediend door de dames Sabine de Bethune en Mia De Schamphelaere)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 27 juni 2000 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-495/1 ­ 1999/2000).

1. Inleiding

In taal van wetenschappelijke studies is gewezen op de voordelen van borstvoeding voor moeder en kind. Internationale organisaties, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie en Unicef, hebben in het verleden aanbevelingen geformuleerd voor de wereldwijde promotie en ondersteuning van borstvoeding.

Niettemin blijkt uit cijfers dat de borstvoeding in België laag scoort. Dit houdt verband met het ontbreken in ons land van een borstvoedingscultuur, die er in Scandinavische landen wél is. Enerzijds bestaan er nog te weinig ondersteunende voorzieningen, waardoor veel werkende moeders het moeilijk hebben om borstvoeding te combineren met een baan; anderzijds wordt er onvoldoende informatie gegeven over borstvoeding, wat resulteert in een ontoereikende voorlichting, opleiding en motivering van artsen en verpleegkundigen en in een gebrekkige ondersteuning en voorlichting van zwangere vrouwen en jonge moeders.

Wij zijn van oordeel dat borstvoeding een vrije keuze van de moeder moet blijven, maar dat moeders die borstvoeding willen geven aangemoedigd moeten wordenn en daartoe in optimale omstandigheden de mogelijkheid moeten krijgen. De uitbouw van een wettelijk kader is daartoe een belangrijke vereiste.

Vanuit de vaststelling dat heel wat moeders ook na het hervatten van de arbeid de borstvoeding wensen verder te zetten, menen wij dat er nood is aan een wettelijke regeling die de combinatie van arbeid en borstvoeding onderbouwt. Vandaar ons voorstel dat voorziet in twee uur betaalde borstvoedingspauze of arbeidsduurvermindering per dag, tot het kind de leeftijd van één jaar heeft bereikt.

2. Het belang van borstvoeding

Uit verschillende wetenschappelijke studies blijkt dat borstvoeding alle kwaliteiten van een verantwoord en gedifferentieerd voedingspatroon verenigt. Gewezen wordt onder meer op de grote biologische waarde van moedermelk, de zeer goede verteerbaarheid en de bescherming tegen diverse infectieziekten en allergieën. Het geven van borstvoeding heeft bovendien ook een affectieve waarde en leidt tot een vlugger herstel van de moeder.

Ook de Wereldgezondheidsorganisatie en Unicef wijzen al jaren op de heilzame werking van borstvoeding. In de Innocenti Verklaring (augustus 1990) stellen zij dat borstvoeding, om optimaal te zijn, zes maanden zou moeten duren. Idealiter zou het kind daarna verder borstvoeding moeten krijgen ­ terwijl het geschikte vaste voeding krijgt ­ tot de leeftijd van twee jaar en eventueel later.

3. Borstvoeding in België

Uit twee onderzoeken die in april 1996 parallel werden uitgevoerd in Nederlandstalig en Franstalig België blijkt dat amper 56 % van de vrouwen in Vlaamse en 68 % in de Franstalige kraamafdelingen borstvoeding geven.

Na ongeveer drie maanden ­ het tijdstip waarop de meeste buitenshuis werkende moeders de arbeid hervatten ­ daalt het percentage baby's dat borstvoeding krijgt met ongeveer 20 %. Amper 10 % van de moeders geeft na zes maanden nog borstvoeding.

Uit deze cijfers blijkt dat de criteria van de WGO en Unicef bijlange niet worden gehaald en dat te weinig Belgische zuigelingen lang genoeg moedermelk krijgen om optimaal te kunnen genieten van de voordelen van borstvoeding.

Dit lage borstvoedingscijfer heeft verschillende oorzaken. Ten eerste is er de vaststelling dat we in België nog steeds niet kunnen spreken van een « borstvoedingscultuur », de inzet van overheidsinstellingen, zoals Kind en Gezin, en niet-gouvernementele organisaties, zoals de Vereniging voor begeleiding en bevordering van borstvoeding (VBBB), ten spijt. Er is onvoldoende informatie over en aandacht voor borstvoeding in de opvoeding, in het onderwijs en in opleidingen in de gezondheidszorg. Zwangere vrouwen en jonge moeders worden nog te weinig aangemoedigd om borstvoeding te geven en de begeleiding in kraamafdelingen is vaak ontoereikend.

Flesvoeding daarentegen wordt al jaren gepromoot. Volgens de Vereniging voor begeleiding en bevordering van borstvoeding (VBBB) is de babyvoeding verregaand gecommercialiseerd en weet de industrie veel vrouwen te overtuigen kunstmatige babyvoeding te geven.

We hopen dat de oprichting, bij wet van 30 maart 1999, van een Nationaal Comité voor de borstvoeding, de eerste stap is naar een borstvoedingsvriendelijker cultuur. Het is de bedoeling dat dit comité een allesomvattende kijk zou krijgen op de problemen die gebonden zijn aan borstvoeding. Daartoe kan het comité adviezen formuleren over alle door de federale overheid genomen of te overwegen beleidsmaatregelen inzake borstvoeding, de wijze evalueren waarop in kraamklinieken en elders het al dan niet uitsluitend geven van borstvoeding wordt bevorderd, cijfergegevens verzamelen over borstvoeding, overleg plegen met alle instanties die bevoegd zijn voor het beleid inzake borstvoeding en wetenschappelijke of andere initiatieven organiseren en ondersteunen die de bevordering van borstvoeding ten goede komen.

Een tweede belangrijke factor is het feit dat onze sociale wetgeving niet is aangepast aan de realiteit van borstvoeding.

De praktijk is dat moeders die na het zwangerschapsverlof borstvoeding wensen verder te zetten, thuis moeten blijven. Voor vrouwen die de arbeid hebben hervat en borstvoeding willen blijven geven bestaat er immers geen regeling in de Belgische sociale en arbeidswetgeving. Belgie kent trouwens nog steeds geen algemeen recht op borstvoedingsverlof. Borstvoedingsverlof kan slechts op twee manieren verkregen worden : ofwel als « profylactisch » borstvoedingsverlof, dat om medische redenen verplicht wordt opgelegd en waarbij de vrouw een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 60 % van het begrensde loon ontvangt, ofwel op grond van een CAO, waarbij het borstvoedingsverlof meestal onbezoldigd is. De meeste moeders zijn dan ook verplicht hetzij een beroep te doen op loopbaanonderbreking of ouderschapsverlof, hetzij gewoon thuis te blijven, zonder enige vorm van uitkering. In het laatste geval gebeurt het wel frequent dat deze vrouwen ziekteverlof wordt toegekend, met een uitkering op kosten van de ziekteverzekering.

Met dit wetsvoorstel willen wij de combinatie van arbeid en borstvoeding wettelijk onderbouwen door de sociale wetgeving aan te passen voor werkende moeders die borstvoeding geven.

4. Ons voorstel : twee uur borstvoedingspauze per dag

Het combineren van arbeid met borstvoeding vraagt een grote inspanning en inzet van de moeder. Het is dan ook van groot belang dat een werkneemster die borstvoeding geeft niet alleen de tijd, maar ook de ruimte en de rust heeft om te voeden of te kolven.

Dit wetsvoorstel wil aan werkende moeders het recht toekennen op twee uur betaalde borstvoedingspauze per dag, en dit tot het kind de leeftijd van één jaar heeft bereikt. De pauze kan door de moeder gebruikt worden om het kind effectief borstvoeding te geven of om moedermelk af te kolven.

Het staat de moeder vrij om de periode van twee uur op te splitsen. Zo kan zij de borstvoedingspauze opsplitsen in een pauze van tweemaal een uur of er voor opteren om een uur later toe te komen op het werk en het werk ook een uur vroeger te verlaten (wat neerkomt op een arbeidsduurverkorting, zoals voorgesteld door een recent ILO-Verdrag, zie verder). Voor deze praktische invulling van het recht moet zowel rekening gehouden worden met de organisatorische realiteit van de onderneming als met de realiteit van de noden van de werkende moeder.

De periode van twee uur wordt beschouwd als arbeidstijd en wordt als dusdanig vergoed. Wel zal de werkgever via een belastingvermindering 100 % van de loonkosten die gepaard gaan met de uitoefening van dit recht recupereren. Op die manier wordt de financiering van het recht gesolidariseerd.

Verschillende Europese landen zoals Luxemburg, Italië, Frankrijk, Nederland, Spanje en Oostenrijk, kennen een gelijkaardig systeem van betaalde borstvoedingspauze.

Met ons voorstel sluiten wij trouwens aan bij het advies nr. 20 van 13 maart 1998 van de Vaste Commissie arbeid van de Raad van gelijke kansen voor mannen en vrouwen betreffende borstvoedingspauzes, dat op 12 maart 1999 door de raad werd bevestigd.

In zijn advies stelde de raad vast dat België met de goedkeuring in juli 1990 van het Europees Sociaal Handvest (ondertekend te Turijn op 18 oktober 1961) het engagement op zich heeft genomen om uitvoering te geven aan het geheel van de bepalingen, inclusief artikel 8.3. Luidens dit artikel verplichten de overeenkomstsluitende partijen zich « om de onbelemmerde uitoefening van het recht van vrouwelijke werknemers op bescherming te waarborgen, te bepalen dat moeders die hun zuigelingen voeden daartoe voldoende tijd krijgen. » Dit werd steeds geïnterpreteerd als de verplichting te voorzien in betaalde borstvoedingspauzes.

Wij verwijzen ook naar het nieuwe Verdrag over moederschapbescherming dat op 15 juni 2000 door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) werd goedgekeurd.

Artikel 10 van dit verdrag bepaalt :

« 1. A woman shall be provided with the right to one or more daily breaks or a daily reduction of hours of work to breastfeed her child.

2. The period during which nursing breaks or the reduction of daily hours of work are allowed, their number, the duration of nursing breaks and the procedures for the reduction of daily hours of work shall be determined by national law and practice. These breaks or the reduction of daily hours of work shall be counted as working time and remunerated accordingly. »

België is dus gehouden zijn wetgeving aan te passen teneinde het verdrag te ratificeren.

Dit wetsvoorstel is hiertoe de eerste stap.

Sabine de BETHUNE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt een artikel 39ter ingevoegd, luidende :

« Art. 39ter. ­ De werkneemster die haar kind borstvoeding geeft, heeft per dag recht op twee uur borstvoedingspauze tot het kind de leeftijd van één jaar heeft bereikt.

Om gerechtigd te zijn op het behoud van loon moet de werkneemster de werkgever vooraf op de hoogte stellen en een geneeskundig attest voorleggen waaruit blijkt dat zij haar kind borstvoeding geeft. »

Art. 3

De werkgever die een werkneemster tewerkstelt, die een beroep doet op artikel 39ter van de arbeidswet heeft recht op een belastingkrediet ten belope van 100 % van de loonkost die overeenstemt met de duur van de borstvoedingspauze.

21 juli 2003.

Sabine de BETHUNE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.