2-1428/6

2-1428/6

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

27 FEBRUARI 2003


Wetsontwerp tot hervorming van de adoptie


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN

opnieuw ingediend na de goedkeuring van het verslag


Art. 21

­ Nr. 11 : van de dames De Schamphelaere en de Bethune.

Artt. 24bis (n) tot 24quater (n)

­ Nrs. 2 en 3 : van mevrouw de Bethune.

­ Nr. 10 : van de dames De Schamphelaere en de Bethune.

Art. 25

­ Nr. 12 : van de dames De Schamphelaere en de Bethune.

Art. 25bis (n)
[oud art. 26 (n)]

­ Nr. 4 : van mevrouw de Bethune.


AMENDEMENTEN

ingediend na de goedkeuring van het verslag

Nr. 14 VAN DE DAMES DE SCHAMPHELAERE EN de BETHUNE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 11)

Art. 21

Dit artikel aanvullen met het volgende lid :

« De Koning verwittigt al de in België erkende adoptie-instellingen van deze mogelijkheid ten minste drie maanden vóór de inwerkingtreding van deze wet op een door de Koning te bepalen wijze en ten laatste vóór een door de Koning te bepalen datum. »

Verantwoording

De verantwoording van dit amendement is dezelfde als die van het amendement op hetzelfde artikel, maar wil tegemoetkomen aan de opmerking die in commissie is geuit stellende dat de Koning niet de mogelijkheid heeft om de kandidaat-adoptanten te kennen.

De Koning kan wel de erkende adoptie-instellingen kennen en hen op de hoogte stellen van de mogelijkheid voor kandidaat-adoptanten nog onder het oude regime te vallen met het voordeel van tijdswinst tot gevolg.

Het komt aan deze instellingen toe hun verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van de door hen gekende kandidaat-adoptanten die recht hebben op de gecreëerde mogelijkheid.

De erkende instellingen blijven echter onafhankelijk, en er wordt geenszins een verplichting opgelegd om de kandidaat-adoptanten te verwittigen, vermits dit een probleem van bevoegdheidsoverschrijding zou teweegbrengen.

Indien de adoptie-instellingen menen dat het nuttig is de door hen gekende adoptanten op de hoogte te stellen, kunnen zij dit doen.

Dat de Koning de minimumstadia bepaalt die dienen doorlopen te worden om recht te hebben op de mogelijkheid, is evenwel geen inmenging in gemeenschapsmateries, omdat de juridische organisatie van de adoptie wel degelijk een federale materie is.

Nr. 15 VAN DE DAMES DE SCHAMPHELAERE EN de BETHUNE

Art. 25

Dit artikel aanvullen met een tweede lid, luidende :

« Onafgezien van het eerste lid treedt hoofdstuk 6 van titel XIII van de programmawet van december 2002 aangaande de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen integraal in werking op een door de Koning te bepalen datum, die evenwel niet later mag zijn dan 31 maart 2003. »

Verantwoording

Niet alleen is de regeling verdronken in een programmawet, bovendien wordt bepaald dat de inwerkingtreding vrijblijvend geregeld zal worden via een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

De wet is reeds gepubliceerd, maar de inwerkingtreding kan nog zeer lang op zich laten wachten.

Dit laat trouwens een zeer gedeeltelijke en onvolledige inwerkingtreding toe, maar vooral laat dit toe dat de inwerkingtreding integraal wordt afhankelijk gesteld van het te bereiken samenwerkingsakkoord tussen de federale en gemeenschapsoverheden, dat er misschien nooit zal komen.

Momenteel vragen de gemeenschappen financiële ondersteuning van de federale overheid, waarvoor deze laatste geen geld heeft en waardoor de kinderen van de doelgroep in de kou blijven staan.

Het is schandelijk dat België één van de laatste Europese landen is die het adoptieverdrag nog niet heeft geïmplementeerd.

Het is des te schandelijker dat dit afhankelijk wordt gesteld van intern Belgisch financieel getouwtrek.

Door de voorgestelde snelle en integrale inwerkingtreding zullend de onderscheiden overheden verplicht worden om snel een sluitende regeling overeen te komen.

Bovendien is de toepassing van vele bepalingen niet afhankelijk van dit samenwerkingsakkoord zodat in tussentijd de minderjarigen reeds een belangrijk deel van de bescherming krijgen die ze verdienen.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Sabine de BETHUNE.

Nr. 16 VAN MEVROUW de BETHUNE

Art. 24quinquies

Een artikel 24quinquies invoegen, luidende :

« Art. 24quinquies. ­ In het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid van de zelfstandigen worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. artikel 6, 3º, wordt aangevuld met de woorden « en adoptieverlof »;

B. artikel 62bis van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met de volgende leden :

« Dit adoptieverlof bedraagt ten hoogste acht weken te rekenen van de dag waarop het kind deel uitmaakt van het gezin. Indien beide adoptieouders werknemers zijn, kunnen zij vragen dat het adoptieverlof onder hen beiden worden verdeeld. In dat geval wordt het adoptieverlof met twee weken verlengd.

De zelfstandige die gebruik wenst te maken van het recht op adoptieverlof, doet zijn aanvraag overeenkomstig de volgende bepalingen

1º de zelfstandige brengt vooraf de verzekeringsinstelling op de hoogte door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, met vermelding van de reden en van de begin- en einddatum van het adoptieverlof;

2º de bediende legt aan de werkgever een attest voor dat de inschrijving van het adoptiekind in het bevolkings- of in het vreemdelingenregister bevestigt.

Het adoptieverlof wordt op dezelfde manier als het moederschapsverlof vergoed. »

Verantwoording

Het amendement kent een adoptieverlof van maximaal acht weken toe aan de zelfstandige die een kind in zijn huis opneemt ingevolge adoptie.

De termijn van acht weken wordt verlengd met twee weken als beide adoptieouders werknemers zijn.

De vergoeding tijdens het adoptieverlof is gelijk aan die welke in het kader van het moederschapsverlof wordt toegekend.

De nieuwe regelgeving die de adoptie integraal hervormt is de gepaste plaats om zulks te regelen.

Sabine de BETHUNE.