2-1487/1

2-1487/1

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

27 MAART 2003


De akties van Unifem (United Nations Development Fund for Women). ­ Stand van zaken


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR DE DAMES DE BETHUNE EN KAÇAR


INLEIDING

Op 21 januari 2003 ontving het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat mevrouw Noeleen Heyzer, executive director van het Ontwikkelingsfonds van de Verenigde Naties voor Vrouwen (Unifem). Mevrouw Heyzer kwam toelichting geven bij de verschillende actieterreinen van Unifem en bij de wijze waarop de bijdragen van donorlanden, zoals België, de afgelopen jaren zijn aangewend.

I. HOORZITTING VAN MEVROUW NOELEEN HEYZER, EXECUTIVE DIRECTOR VAN UNIFEM

1. Uiteenzetting van mevrouw Noeleen Heyzer

Unifem werd binnen het geheel van de Verenigde Naties opgericht door de lidstaten als een dynamisch en vernieuwend fonds voor de vrouw. Mevrouw Heyzer heeft de activiteiten van Unifem gegroepeerd rond drie domeinen.

1) Vrede en veiligheid

Verscheidene aanbevelingen zijn goedgekeurd voor de toepassing van resolutie nr. 1325 van de Veiligheidsraad van 31 oktober 2000 over vrouwen, vrede en veiligheid.

Vier aspecten worden in aanmerking genomen.

a) Impact van conflicten op vrouwen ­ uitwerking van indicatoren

Hierbij wordt nagegaan welke impact conflicten hebben op vrouwen en tracht men indicatoren vast te stellen die een dergelijke impact moeten voorkomen.

De oorlogsvoering is veranderd. Ook verkrachtingen en geweld tegen vrouwen zijn tot het oorlogsarsenaal gaan behoren. In die context kan de mate van veiligheid van de vrouw een indicator zijn voor het niveau van de nationale veiligheid.

Men moet aldus een dialoog aangaan met de vrouwenbewegingen die reeds in een vroeg stadium aanwijzingen kunnen geven over situatieveranderingen die inwerken op hun bestaan.

b) Bescherming van en bijstand aan vrouwen

De beschermingsregeling voor vrouwen vertoont twee tekortkomingen die vragen om een oplossing. Ten eerste moet er meer worden ingespeeld op de nood aan bescherming van degenen die in hun eigen land op de vlucht zijn geslagen, want zij vallen niet onder het vluchtelingenrecht. Ten tweede moet er een gedragscode worden opgesteld die een strikte naleving vanwege zowel de vredeshandhavers als de humanitaire medewerkers vereist.

De kampen zouden op een meer strategische manier kunnen worden beheerd. Vrouwen kunnen een centrale rol spelen op het vlak van het voedselbeheer, de verdeelsystemen, enz.

c) Oprichting van vrouwenorganisaties en hun deelname aan het vredesproces

Unifem zet vrouwen ertoe aan zich te organiseren in gemeenschappen, ondanks de probleemsituaties, zodat ze zich kunnen laten gelden tijdens de vredesprocessen. Vredesonderhandelingen zijn een gelegenheid om een democratische unie op gang te brengen. Daarom moeten vrouwen er absoluut spreekrecht verkrijgen.

De vredesakkoorden van Burundi die op 28 augustus 2000 zijn ondertekend in Arusha, omvatten onder andere drieëntwintig aanbevelingen betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Ze pleiten voor een analyse van het wetgevingsarsenaal, hetgeen moet leiden tot de schrapping van wetten die discriminerend zijn voor vrouwen (bijvoorbeeld de successiewetten), alsook voor de uitwerking van nieuwe wetten die noodzakelijk zijn voor de wederinschakeling van vrouwen in de administratie, hun intrede in de opgerichte instellingen, enz.

Voornoemde aanbevelingen verwijzen ook naar het lot van de vrouwen die evenzeer gestreden hebben als de mannen. Zij worden vaak naar de zelfkant van de maatschappij gedreven. Er moet werk worden gemaakt van hun reďntegratie in het kader van de wederopbouw van het sociale weefsel.

De kinderen zijn slachtoffers waaraan de nodige aandacht moet worden besteed. Sommige kinderen zijn wees geworden, anderen geboren als gevolg van verkrachtingen tijdens de oorlog.

Die aspecten moeten worden opgenomen in de vredesakkoorden. De mate waarin de resoluties zullen worden toegepast, hangt natuurlijk af van de algemene evolutie van het vredesproces. Het vrouwelijk leiderschap moet worden gestimuleerd, zonder resultaten van vandaag op morgen te verwachten. Het gaat om een langetermijnproces.

d) Wederopbouw

Miljarden dollars gaan naar de wederopbouwprocessen. Die moeten ook de vrouwen ten goede komen.

Het Actieplan voor Afghanistan dat in december 2001 te Brussel werd goedgekeurd, heeft een sleutelrol gespeeld. De rondetafelconferentie van Brussel werd namelijk afgesloten met de beslissing om een consultatie in Kaboel te organiseren. Die consultatie vond plaats in maart 2002 en niet alleen vrouwen uit Kaboel maar vooral vrouwen uit de provincies waren erbij betrokken. Voor het eerst kwamen vrouwen uit alle lagen van de bevolking, alle etnische groeperingen en alle scholingsniveaus samen om gezamenlijk een nationale strategie uit te werken voor het ministerie van Vrouwenzaken. Het uitstippelen van een nationale strategie gaf die vrouwen de mogelijkheid om hun leefkader te doorbreken en hun etnische en clangebonden verschillen te overstijgen.

Tijdens die bijeenkomst werden allerlei thema's aangesneden : economische zekerheid, onderwijs, gezondheidszorg, de noodzaak van een werkgelegenheidsstrategie, zodat vrouwen hun vaardigheden in nieuwe economische sectoren te gelde kunnen maken.

De vrouwen beseffen dat ze die perspectieven ­ als ze die willen realiseren ­ moeten inschrijven in de Grondwet of ten minste in een wettekst. Aldus stond Unifem achter de oprichting van een vereniging van vrouwelijke rechters en advocates in Afghanistan. Het is immers van zeer groot belang dat de opbouw uitgaat van de basis en dat de plaatselijke instellingen daarbij betrokken worden.

Veertien vrouwelijke leiders van verschillende regio's zijn onlangs naar New York afgereisd. Op de vraag welke problemen ze ondervinden als vrouw in de beslissingscentra, antwoordden ze dat ze al erger hadden meegemaakt en dat ze bereid waren om zich ten volle in te zetten omdat ze wel degelijk beseften dat het unieke kansen zijn.

Unifem is zich ervan bewust dat het in zeer gevoelige situaties optreedt. De bevolking wil niet de indruk hebben dat ze in handen is van een vreemde mogendheid. Daarom gaat Unifem zeer bescheiden te werk via steunverlening aan de plaatselijke bevolking.

De Verenigde Naties hebben heel wat lobbywerk verricht, opdat vrouwen zitting kunnen hebben in de « Loya Jirga ». Uiteindelijk zijn daarin 200 vrouwen vertegenwoordigd. Aanvankelijk meende Unifem een belangrijke rol te kunnen spelen op het vlak van de opleiding van vrouwen, maar dat bleek een heikele kwestie te zijn. De opleiding is vervolgens georganiseerd in een National Programme Office, toegevoegd aan het ministerie van Vrouwenzaken. Op die manier leek de opleiding niet het werk van een internationale organisatie, maar een initiatief van het Afghaanse ministerie van Vrouwenzaken.

Een ander actieterrein betreft de oprichting van vrouwencentra. Alhoewel het voor vrouwen nog zeer moeilijk is zich op straat te begeven, worden openbare centra opgericht waartoe vrouwen zich kunnen wenden om inlichtingen te verkrijgen, een opleiding te volgen, hun ervaringen uit te wisselen en daadwerkelijke gemeenschappen uit te bouwen.

Thans zijn er drie vrouwencentra. Het laatste centrum werd opgericht in Kandahar, een voormalig bolwerk van de Taliban.

Er zijn verschillende programma's georganiseerd. In Kaboel beschikt Unifem over een daadkrachtig team waarvan de vrouwelijke verantwoordelijke zeer goede contacten onderhoudt met de ministeries. Maar met de oprichting van een plaatselijk team heeft Unifem nog een belangrijker punt verwezenlijkt.

De activiteiten van Unifem zijn niet alleen toegespitst op het ministerie van Vrouwenzaken, maar situeren zich ook in het mainstreaming proces. De andere ministeries (Volksgezondheid, Onderwijs, Werkgelegenheid, enz.) hebben het verzoek gekregen om voor de vrouwen financiële middelen vrij te maken bij de uitvoering van hun programma's.

Tegelijkertijd gaat Unifem partnerships aan met de administraties, het maatschappelijk middenveld, enz. om een democratische cultuur uit te bouwen. Daarom verleent Unifem steun aan de organisaties van vrouwelijke juristen of rechters, of de plaatselijke organisaties.

Men mag alleszins niet meer dezelfde fout maken zoals in de jaren negentig toen alle middelen uitsluitend besteed werden aan de vrouwen van Kaboel, die gemakkelijker te bereiken waren en een hogere scholingsgraad hadden.

Tot slot : de wederopbouw van Afghanistan is een proces van lange adem dat onvermijdelijk gepaard gaat met ups en downs. Maar het staat vast dat de voortdurende aanwezigheid van de internationale gemeenschap van wezenlijk belang is in tijden na een conflict.

2) Zekerheid en economische rechten van de vrouw ­ « gender budgetting »

Economische zekerheid is een uiterst belangrijk thema in het licht van de huidige globalisering. De halvering van de armoede in de wereld staat centraal in de ontwikkelingsdoelstellingen en kan pas worden verwezenlijkt als men zich bekommert om de armoede bij vrouwen en, in ruimere zin, om hun economische zekerheid.

De desbetreffende inspanningen van Unifem hebben met name betrekking op de invoering van een analyse vanuit genderperspectief van het economisch beleid en van de aanwending van overheidsmiddelen.

« Gender budgetting » verwijst naar de vergelijkende analyse van de impact van de inkomsten en uitgaven op vrouwen tegenover mannen. Het punt is niet dat voorzien wordt in specifieke budgetten voor vrouwen of in een verhoging van de middelen voor specifieke programma's met een vrouwelijke doelgroep, maar dat rekening wordt gehouden met de vrouwen bij de aanwending van de beschikbare middelen.

« Gender budgetting » is een essentieel instrument voor beleidswijzigingen. Het staat borg voor een passende toekenning van de financiële middelen. De Verklaring van Brussel inzake gender budgetting heeft in grote mate bijgedragen tot de uitbouw van dat instrument.

De Interparlementaire Unie heeft reeds belangstelling getoond voor die techniek en Unifem verzocht om een handleiding voor de verschillende parlementen op te stellen.

Een veertigtal regeringen hebben thans dit aandachtspunt opgenomen in hun programma's of hebben althans dat voornemen. Maar naast de nationale regeringen passen bepaalde landen die techniek toe op lokaal niveau, in de begrotingen van steden en gemeenten.

In Ecuador bijvoorbeeld heeft de burgemeester van Cuenca een beroep gedaan op die techniek om een analyse te maken van de wijze waarop de regio investeert in de strijd tegen geweld op vrouwen, met andere woorden om na te gaan hoe de begrotingsmiddelen besteed werden voor de financiering van opvangtehuizen, alsook voor de straatverlichting, het openbaar vervoer, enz.

Aan de hand van de « gender budgetting » kan de begroting voor het genderbeleid worden gekoppeld aan de macro-economische context. Voor alle domeinen, basisgezondheidszorg, onderwijs, structurele aanpassingsprogramma's, ... krijgt men de zekerheid dat de toekenning van de middelen ook de vrouwen ten goede komt.

In postconflictsituaties, zoals in Afghanistan, kan aan de hand van een begrotingsanalyse vanuit genderperspectief worden nagegaan hoe de toegekende middelen worden ingezet.

« Gender budgetting » is ook een instrument voor democratisch medezeggenschap : het geeft onze samenlevingen de gelegenheid om klaarheid in de bestedingswijze van hun gelden te vragen. Dit mag evenwel niet als voorwaarde worden opgelegd aan de ontwikkelingslanden : de internationale gemeenschap en de donorlanden moeten zich ook verbinden tot een dergelijke analyse.

3) Mensenrechten

Unifem legt zich toe op drie domeinen :

1. Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW, 1979)

Het CEDAW, dat ondertekend werd door honderd zeventig regeringen, is een wettelijk kader voor de strijd tegen alle vormen van discriminatie waarvan vrouwen het slachtoffer zijn. Het rechtvaardigt vele wetshervormingen.

2. De strijd tegen geweld op vrouwen

Unifem spitst zijn activiteiten toe op preventie, bescherming van vrouwen, opleiding van de politie, partnerschap met de crisiscentra voor vrouwen ...

Het geweld op vrouwen, inclusief in postconflictsituaties, is een blijvend probleem. Volgens getuigenissen van heel wat vrouwen, in Oost-Timor bijvoorbeeld, neemt het geweld binnen het gezin toe. De mannen voelen zich immers vernederd en leven in het besef dat zij niet in staat zijn geweest de vrouwen te beschermen. Zij zijn werkloos geworden en moeten ten slotte vaak leren leven met kinderen die na een verkrachting geboren worden.

Deze vorm van geweld moet niet alleen door de politie of het rechtssysteem, maar door de hele gemeenschap worden aangepakt.

Unifem onderscheidt vier vormen van geweld tegen vrouwen :

­ Het geweld binnen het gezin;

­ Het geweld eigen aan sommige tradities en culturele gewoonten;

­ De vrouwenhandel (die in conflictsituaties aanzienlijk toeneemt);

­ Het gebruik van geweld als oorlogswapen.

3. Vrouwen en AIDS

De aidsbestrijding heeft een genderdimensie. Zolang vrouwen worden uitgebuit, zullen we worden geconfronteerd met toestanden zoals in Subsaharaans Afrika waar jonge vrouwen van 15 tot 24 jaar zes keer meer besmet raken dan mannen uit dezelfde leeftijdsklasse, omdat ze worden gedwongen tot seksuele omgang met oudere, reeds seropositieve mannen.

4) Besluit

Mevrouw Heyzer besluit met een uiteenzetting van enkele uitdagingen waarvoor Unifem zich geplaatst ziet.

Unifem is een « klein » fonds : het beschikt over ongeveer 30 miljoen dollar aan middelen; dat is één tiende van de middelen van het UNFPA en minder dan de bijdrage van de Verenigde Staten tot het UNFPA. Unifem moet dus voor de aanwending van zijn middelen strategische keuzes maken. Het kan geen programma's per land uitwerken zoals andere grotere organisaties dat doen.

Het komt er voor Unifem dan ook op aan om binnen de Verenigde Naties een welomlijnde positie in te nemen ten aanzien van meer bepaald de ontwikkelingsprogramma's, de mensenrechten en de economische zekerheid, zodat het kan rekenen op de andere middelen van het systeem van de Verenigde Naties en ook op die van de internationale gemeenschap, met name de Wereldbank.

De volgende jaren zullen de lidstaten zich moeten buigen over het type fonds dat zij in het systeem van de Verenigde Naties willen oprichten voor de vrouwen. Het is niet alleen een kwestie van geld, maar ook van machtsverhoudingen.

2. Gedachteuitwisseling

2.1. Vragen van de leden van het Adviescomité

Mevrouw de Bethune dankt mevrouw Heyzer voor de zeer interessante voorstelling en uiteenzetting betreffende de rol van België. Kan zij verduidelijken hoe Unifem haar positie in de structuur van de Verenigde Naties zou kunnen versterken ?

Mevrouw Kaçar merkt op dat mevrouw Heyzer onderstreept heeft dat structurele veranderingen zeer moeilijk zullen zijn zolang de ongelijke machtsverhouding tussen de geslachten gehandhaafd blijft. Dat is een belangrijke boodschap waarop zowel nationaal als internationaal moet worden gehamerd.

Het lid vraagt of op mondiaal vlak veel gebruik wordt gemaakt van de micro-economische kredieten die vrouwen de mogelijkheid bieden om hun onafhankelijkheid uit te bouwen.

Heeft Unifem in een ander domein acties ondernomen om een einde te stellen aan praktijken zoals de steniging van vrouwen, die courant worden toegepast in Afrika en in Iran ?

Mevrouw Willame-Boonen is verheugd over het enthousiasme waarmee mevrouw Heyzer de verwezenlijkingen van Unifem heeft uiteengezet. Zij zou graag weten welke andere landen Unifem financieren en welk land de grootste bijdrage levert.

De ondervoorzitster van de subcommissie Mensenhandel van de Senaat, merkt ook op dat er veel gepraat wordt over de vrouwenhandel vanuit de Oost-Europese landen, Noord-Afrika, Liberia en Angola. Kan mevrouw Heyzer informatie verstrekken over de toestand in Afghanistan en in de streek van de Grote Meren in Afrika ? Welke strategie hanteert Unifem bij de bestrijding van deze plaag ?

In het verlengde van de vraag van mevrouw Willame-Boonen wenst mevrouw Pehlivan de argumenten te kennen die de grootste donorlanden aanvoeren om de regering te overtuigen van de noodzaak om een budget uit te trekken voor de financiering van Unifem.

Voorts zou zij graag weten in welke mate de toestand van de vrouwen in Kaboel nog verschilt van die van de vrouwen in andere streken van Afghanistan, meer bepaald in Kandahar dat het bolwerk was van de extremistische fundamentalisten.

Mevrouw Van Riet vraagt welke landen het verst gevorderd zijn op het stuk van de toepassing van « gender budgetting ». Zijn er bij de toepassing van die techniek verschillen tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden ?

2.2. Antwoorden van mevrouw Noeleen Heyzer

Mevrouw Noeleen Heyzer verklaart dat ze al tevreden zou zijn als Unifem het statuut krijgt van een oorspronkelijk VN-bureau. Bovendien kan dat zeer gemakkelijk worden gerealiseerd. Een eenvoudige beslissing zonder ingrijpende gevolgen volstaat.

Men neigt naar een beleid van microkredieten, maar het is uiterst belangrijk dat tegelijkertijd blijvend in het macro-economische vlak wordt geďnvesteerd.

Ter bestrijding van de stenigingspraktijken geeft mevrouw Heyzer de voorkeur aan de organisatie van grootschalige mediacampagnes. Ook het internet kan een zeer belangrijke informatieve en sensibiliserende rol spelen. Steniging komt voor in heel wat landen, zoals Pakistan en het Midden-Oosten, maar zelfs in gematigde landen, zoals bijvoorbeeld Maleisië. Onlangs is opnieuw geprobeerd die sanctie in de rechtspraak op te nemen.

Via het « Trust Fund in support of actions to eliminate violence against women » steunt Unifem de vrouwenorganisaties in de strijd tegen geweld op vrouwen. Het moedigt het onderzoek, de verdediging van de rechten van de vrouw en de mediacampagnes aan. Heel wat kwesties, zoals steniging en moord binnen het gezin, worden in die context aangesneden. Thans hebben ongeveer vijfenveertig landen een nationaal plan uitgewerkt voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen.

De mensenhandel, die verband houdt met economische criminaliteit (drugs, wapens, enz.), moet worden aangepakt. Mensenhandel moet bovendien ook worden bekeken vanuit de clandestiene immigratie, meer bepaald vanuit Zuid-Oost-Azië. Daar emigratie zeer moeilijk is geworden, zijn heel wat mensen aangewezen op clandestiene wegen die hen blootstellen aan allerhande vormen van handel. Het gaat hier niet alleen om seksuele handel, maar ook om handel in arbeidskrachten. Zo vindt de Amerikaanse landbouwsector bijvoorbeeld geen arbeidskrachten meer en moet die sector een beroep doen op clandestiene Mexicaanse arbeidskrachten. Dat geldt ook voor het hotelwezen, de horeca, het huispersoneel, enz.

Mensenhandel blijft alleszins een probleem zolang de economische situatie van een land onleefbaar is. Het is een kwestie van vraag en aanbod. Daarom moet na afloop van een conflict zeer veel aandacht worden besteed aan de economische wederopbouw van een land.

Unifem wordt gefinancierd door 44 donorlanden, met het Verenigd Koninkrijk voorop. Dat heeft zijn bijdrage van 250 000 dollar tot 6 miljoen dollar per jaar opgetrokken, omdat het een « Strategic Partnership Framework » heeft ontwikkeld; dat is een partnerschap met Unifem op lange termijn. Het evalueert jaarlijks of halfjaarlijks zijn actie.

Na Groot-Brittannië komt Italië dat zijn aanvankelijk bescheiden bijdrage heeft verhoogd tot 4 miljoen dollar. Daarna volgen Nederland (ongeveer 4 miljoen dollar), Canada, de Verenigde Staten, Zweden, Noorwegen ... waarvan de bijdrage tussen 2 en 3 miljoen dollar bedraagt.

India heeft de « gender budgetting » op zeer grote schaal toegepast. Alle lokale regeringen van India passen die analyse toe. Een ander voorbeeld is Zuid-Afrika. Bij de ontwikkelde landen kunnen Australië en Canada worden aangehaald.

Ten slotte is er een overduidelijk verschil in de situatie tussen de vrouwen van Kaboel en die van Kandahar. In Kaboel is veel geďnvesteerd in de opleiding van vrouwen. In 1996 bestond 40 % van het medisch personeel in Kaboel uit vrouwen; hetzelfde gold voor 70 % van het onderwijzend personeel. Wat de deelname van de vrouw aan het openbare leven betreft, gaapte er een enorme kloof tussen Kaboel en de provincies.

In Kandahar willen de mensen niettemin werken. Er bestaan op verschillende niveaus gemeenschappen waaraan de vrouwen hun medewerking willen verlenen. De vrouwen zijn niet geschoold, maar willen dat hun dochters onderwijs krijgen. In de provincies worden scholen geopend. De internationale gemeenschap heeft de plicht om ervoor te zorgen dat de droom van die vrouwen gerealiseerd wordt.

2.3. Publiekvragen

Mevrouw De Graeve (Vrouwen Overleg Komitee) verklaart dat het VOK in november 2002 aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking heeft gevraagd ervoor te zorgen dat vrouwen kunnen deelnemen aan de onderhandelingen in het kader van de vredesprocessen waarbij België betrokken is, meer bepaald in de streek rond de Grote Meren. De staatssecretaris heeft daarop geantwoord dat België niet beslist over de onderhandelingspartners. Wat denkt mevrouw Heyzer daarvan ?

Mevrouw Drory (Commissie Vrouwen en Ontwikkeling) verklaart dat zij geschokt is door het jongste verslag van de Human Rights Watch over Afghanistan, waarin de toestand van de vrouw op een dramatische manier wordt beschreven. Zij heeft dus vragen over de actie van Unifem aldaar.

Over welk budget beschikt het « Trust Fund » voor de strijd tegen het geweld op vrouwen ?

2.4. Antwoorden van mevrouw Noeleen Heyzer

Mevrouw Heyzer geeft toe dat het moeilijk is om vooruitgang te boeken in de situatie van de vrouw; er bestaat duidelijk grote weerstand op dat vlak, maar de strijd moet worden voortgezet.

Volgens het rapport van de Human Rights Watch is de toestand van de vrouwen in Afghanistan, zoals in vele andere regio's over de hele de wereld, niet zo gunstig. Thans worden er nieuwe mogelijkheden gecreëerd en de vrouwen willen die kansen zelf grijpen. Maar verandering is niet voor morgen. Er moet worden gewerkt aan een verbetering van de toestand.

Het voormelde Trust Fund krijgt een jaarbudget van 1 miljoen dollar voor de strijd tegen het geweld op vrouwen. Aangezien ook Unifem andere middelen in dat domein investeert, kan er worden gesteld dat over een periode van vier jaar ongeveer 15 miljoen dollar aan die strijd zal zijn besteed.

Het « Trust Fund » onderscheidt zich van de andere programma's van Unifem door zijn investeringen in nieuwe initiatieven; het wil nieuwe strategieën en goede praktijken uitwerken. Het Fonds gebruikt die middelen om de vrouwenorganisaties te ondersteunen, de politie of de rechters een opleiding te geven, vrouwen te leren dat ze hun ervaringen moeten meedelen en de media als instrument voor een mentaliteitswijziging moeten gebruiken. Er is ook een wisselwerking tussen het Fonds en de andere Unifem-programma's. Voorts leren de rechters het CEDAW te hanteren als rechtsbron voor hun vonnissen.

De verschillende programma's worden onafgebroken op elkaar afgestemd, zodat een gemeenschappelijk gebruik van de middelen tot betere resultaten leidt.

II. AANBEVELINGEN

De executive director gehoord hebbende, wenst het Adviescomité voor gelijke kansen zijn volle waardering te uiten voor het uitmuntende werk van Unifem. Op basis van die hoorzitting formuleert het Adviescomité de volgende aanbevelingen :

1. Het Adviescomité vraagt de Belgische regering om Unifem te ondersteunen

­ Het Adviescomité vraagt dat België concreet diplomatieke stappen onderneemt bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties opdat Unifem een betere positie binnen het organogram van UNDP en meer werkingsmiddelen ten voordele van een lange-termijnplanning krijgt. Momenteel is Unifem het kleinste fonds binnen de Verenigde Naties.

­ Het Adviescomité vraagt dat België, naar het voorbeeld van Italië, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, een samenwerkingsovereenkomst sluit met Unifem op basis van een « Institutional Strategic Planning », een meerjarenplanning gekoppeld aan het eigen buitenlands beleid en het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. Ten tweede moet ons land in dit kader zijn vaste financiële bijdrage aan Unifem aanzienlijk verhogen.

2. Het Adviescomité wil in de toekomst verder zelf met Unifem samenwerken

­ Het Adviescomité adviseert dat de Senaat in het najaar 2003 een colloquium of seminarie organiseert inzake « gender budgetting ». Het Adviescomité heeft contact gehad met Unifem teneinde de expertise die daar aanwezig is rond dit thema te gebruiken. De handleiding van de Interparlementaire Unie kan als leidraad dienen.

­ Het Adviescomité herinnert aan een vorig initiatief dat in de loop van deze legislatuur in samenwerking met Unifem werd georganiseerd, namelijk de ontmoeting met Afghaanse vrouwen (stuk Senaat, nr. 2-981/1, 2001-2002), dat kan gelden als precedent van samenwerking met de Belgische Senaat.

­ Het Adviescomité onderstreept het belang van een regelmatig overleg met Unifem, zoals het geval was met de hoorzitting met mevrouw N. Heyzer. Idealiter zou dit op jaarlijkse basis moeten gebeuren, zodat de Senaat, als eerste « internationale kamer », en met bijzondere verantwoordelijkheid inzake opvolging van de verdragen, de internationale agenda inzake vrouwenrechten goed kan opvolgen.

­ Het Adviescomité dringt er bij de Belgische vertegenwoordiging binnen de Verenigde Naties op aan de eis van de Belgische vrouwenbewegingen te vertolken dat de volgende VN-vrouwenconferentie « Peking + 10 » in 2005 zou plaatsvinden.

3. Enkele inhoudelijke speerpunten

Het Adviescomité heeft bijzondere aandacht voor de problematiek van vrouwenrechten als mensenrechten. Ingevolge de zitting met mevrouw N. Heyzer, wil het Adviescomité nogmaals de klemtoon leggen op een aantal belangrijke onderwerpen die ter sprake kwamen, en in het kader van het Belgisch buitenlands en ontwikkelingsbeleid meer aandacht verdienen :

­ de volwaardige integratie van vrouwen en vrouwenorganisaties in processen van conflictpreventie, vredesonderhandelingen en heropbouw, dus ook de consequente toepassing van deze inzichten en principes in het Belgisch diplomatiek optreden in Subsahariaans Afrika en de regio van de grote meren;

­ het consequent verder ondersteunen van de vrouwenrechten in Afghanistan, en verderwerken aan de engagementen die België genomen heeft in het kader van de Verklaring van Brussel van 11 december 2001;

­ de specifieke genderaspecten van de asielprocedure en de noodzaak om vervolging op basis van geslacht te erkennen als een expliciete grond voor asiel in het kader van het Verdrag van Geneve van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen;

­ het steunen van wereldwijd gecoördineerde actie tegen alle vormen van geweld op vrouwen, met bijzondere aandacht voor extreme vormen van geweld, zoals steniging, verminking, bloedwraak, enz.

III. STEMMINGEN

De aanbevelingen worden eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.

Het verslag is goedgekeurd bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden.

De rapporteurs, De voorzitster,
Sabine de BETHUNE.
Meryem KAÇAR.
Iris VAN RIET.