2-1492/1

2-1492/1

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

19 FEBRUARI 2003


Voorstel van resolutie betreffende het adiėren van het Internationaal Strafhof inzake misdaden waarover het rechtsmacht heeft en die in de Democratische Republiek Kongo gepleegd werden

(Ingediend door de heer Georges Dallemagne)


TOELICHTING


Gelet op de omvang, de aard, de verergering en de herhaling van de wreedheden die in de Democratische Republiek Kongo begaan worden, vraagt de indiener van onderhavige resolutie dat de regering onmiddellijk deze misdaden aanhangig maakt bij het Internationaal Strafhof.

Georges DALLEMAGNE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE

De Senaat,

A. Gelet op de omvang, de aard, de verergering en de herhaling van de wreedheden die sedert vele maanden in de Democratische Republiek Kongo begaan worden, meer bepaald in het oosten en noorden van het land ­ met inbegrip van de Ituri-regio ­ jegens miljoenen kinderen, vrouwen en niet gewapende mannen, zonder dat de daders, medeplichtigen of opdrachtgevers over deze misdaden ooit aangesproken worden of daarvoor vervolgd worden;

B. Gelet op de vreselijke tol aan mensenlevens tengevolge van deze wreedheden, waaronder duizenden moorden, kindermoorden, verkrachtingen van vrouwen en kinderen, folteringen, vervolgingen, opzettelijke ontzegging van de toegang tot voedsel en verzorging om een deel van de bevolking uit te roeien, alsook plunderingen, systematische vernieling van velden, huizen, schuren, willekeurige beschietingen van dorpen en steden en vele andere vormen van onmenselijke en vernederende behandeling;

C. Gelet op het diepe en blijvende psychologische en fysieke trauma dat de overlevende slachtoffers ervaren ten gevolge van deze barbaarse daden en de gevolgen op lange termijn voor de ontwikkeling van de regio;

D. Overwegende dat de daders gewapende mannen zijn die zouden behoren tot Kongolese milities die door deelnemers aan de inter-Kongolese dialoog gecontroleerd worden, en tot ongecontroleerde bendes of buitenlandse troepen;

E. Overwegende dat sommige van die misdaden gepleegd worden met het doel hele bevolkingsgroepen uit te roeien en de natuurlijke rijkdommen van de Kongolese bodem en ondergrond in te palmen;

F. Gelet op de vele gezaghebbende getuigen van deze wreedheden, onder wie de slachtoffers ervan, Kongolese verenigingen, internationale hulporganisaties of organisaties die informatie vergaren over schendingen van de mensenrechten, de VN-Vredesmissie in de Democratische Republiek Kongo (Monuc), aanwezige journalisten en politieke en militaire verantwoordelijken (1);

G. Overwegende dat deze misdaden het menselijke geweten diep schokken en het welzijn van de wereld in gevaar brengen;

H. Overwegende dat alle morele druk en andere initiatieven van Kongolese verantwoordelijken of van de internationale gemeenschap om dergelijke misdaden te voorkomen er geen einde aan hebben kunnen maken;

I. Overwegende dat snel gehandeld moet worden om enerzijds te verhinderen dat bewijzen verloren gaan en anderzijds nieuwe ernstige schendingen van de mensenrechten te voorkomen door ontradend op te treden;

J. Gelet op het derde verslag van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties aan de Veiligheidsraad betreffende de bescherming van burgers in gewapende conflicten, ingediend op 26 november 2002. Dat verslag onderscheidt drie gevaren waartegen burgers in tijden van oorlog door de internationale gemeenschap beschermd moeten worden : de seksuele uitbuiting van burgers, de plundering van natuurlijke rijkdommen en het terrorisme. Het is dus bij uitstek van toepassing op de huidige toestand in de Democratische Republiek Kongo;

K. Overwegende dat punt 46 van dit verslag wijst op de inwerkingtreding op 1 juli 2002 van het Statuut van het Internationaal Strafhof (Statuut van Rome) en op het feit dat deze inwerkingtreding een belangrijke stap is om daders van oorlogsmisdaden, van misdaden tegen de menselijkheid en van genocide af te schrikken, en dat de straffeloosheid op die manier bestreden kan worden. Het verslag herinnert er bovendien aan dat in periodes van overgang naar de vrede, in ex-Joegoslaviė, Rwanda, Sierra Leone en Oost-Timor, het herstel van de rechtsstaat en van basisstrafgerechten een essentiėle rol gespeeld heeft om broze vredesakkoorden te doen naleven en burgers te beschermen. Zij hebben geleid tot de oprichting van bijzondere internationale rechtbanken voor Rwanda, ex-Joegoslaviė, en recentelijk voor Sierra Leone;

L. Overwegende, zoals Kofi Annan, dat « de internationale gemeenschap steeds meer erkent dat de bepaling van de aansprakelijkheid voor wreedheden en schendingen van mensenrechten in het verleden ­ met andere woorden de vraag wie ervoor verantwoordelijk kan worden gesteld en hoe ­ vanaf het begin van een proces van politiek herstel van fundamenteel belang is » (2);

M. Gelet op het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, gedaan te Rome op 17 juli 1998 en in werking getreden op 1 juli 2002;

N. Gelet op de wet van 25 mei 2000 houdende instemming met het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof;

O. Overwegende dat Belgiė (3) en de Democratische Republiek Kongo (4) beide Verdragsluitende Staat zijn in het Statuut van Rome sinds de inwerkingtreding ervan;

P. Overwegende dat de misdaden gepleegd in de Democratische Republiek Kongo behoren tot de rechtsmacht van het Hof als bepaald in de artikelen 5, 7 (misdaden tegen de menselijkheid) en 8 (oorlogsmisdaden) en misschien ook artikel 6 (misdaad van genocide) van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof;

Q. Overwegende dat sommige van deze misdaden, waaronder de ergste en meest uitgebreide, gepleegd zijn na de inwerkingtreding van het Statuut van Rome, terwijl de Democratische Republiek Kongo partij was in het Statuut;

R. Overwegende dat de Congolese regering ondanks haar uitdrukkelijk voornemen om de indieners van deze misdaden te vervolgen, daartoe de middelen niet heeft, onder meer door het feit dat zij het grondgebied waarop deze misdaden gepleegd werden, niet controleert,

vraagt de regering :

1. het Internationaal Strafhof te adiėren voor de misdaden waarover het rechtsmacht heeft en deze misdaden te verwijzen naar de aanklager van het Hof en, vóór zijn aanwijzing, naar het Advance Team for the Criminal Court, overeenkomstig artikel 14 van het Statuut van Rome dat bepaalt : « een Staat die Partij is kan een situatie waarin een of meer misdaden waarover het Hof rechtsmacht heeft lijken te zijn gepleegd naar de aanklager verwijzen »;

2. de aanklager te verzoeken deze situatie overeenkomstig het Statuut van Rome te onderzoeken teneinde vast te stellen wie verantwoordelijk is voor deze misdaden;

3. hiertoe de bewijsstukken te leveren waarover zij zou kunnen beschikken, overeenkomstig artikel 14, punt 2, van het Statuut van Rome;

4. deze toestand op de agenda te plaatsen van de volgende conferentie van de Verdragsluitende Staten in het Statuut van Rome die in New York van 7 tot 13 februari 2003 gehouden zal worden;

5. deze toestand voor te leggen aan de Veiligheidsraad zodat hij ook het Internationaal Strafhof kan adiėren krachtens hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties.

Brussel, 22 januari 2003.

Georges DALLEMAGNE.
Sabine de BETHUNE.
Magdeleine WILLAME-BOONEN.
Hugo VANDENBERGHE.
Clotilde NYSSENS.
Erika THIJS.

(1Amnesty International, Verslag 2002 : DRC, 1 mei 2002;
­ Verslag van het Hoog Commissariaat voor de mensenrechten van de Verenigde Naties betreffende de gebeurtenissen van 14 en 15 mei 2002 in Kisangani, 16 juli 2002;
­ Tussentijds verslag betreffende de toestand van de mensenrechten in de DRC door de bijzondere verslaggever voor de mensenrechten in de DRC, Verenigde Naties, 26 september 2002.
­ Human Right Watch, Chaos in het oosten van Kongo, 31 oktober 2002.
­ Memorandum aan het adres van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, ingediend door de Lotus-Groep, een Kongolese mensenrechtenorganisatie in Kisangani, 14 januari 2003.
­ Verslag van de Monuc van 15 januari 2003.

(2) Derde verslag van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties aan de Veiligheidsraad betreffende de bescherming van burgers in gewapende conflicten ­ 26 november 2002 ­ punt 47, blz. 13.
De Secretaris-generaal vervolgt : « Het onvermogen om gerechtelijke kwesties te regelen in Kosovo heeft geleid tot algemene represailles door voormalige slachtoffers, nieuwe moordpartijen en een nieuwe uittocht van vluchtelingen, die zelfs door de meer dan 40 000 NAVO-soldaten niet verhinderd konden worden. Het gerecht moet het probleem van schendingen in het verleden snel aanpakken als men wil dat het herstelproces na gewelddadige gebeurtenissen op een stevige grondslag rust. Hoewel sommigen van oordeel zijn dat het onontbeerlijk is amnestie te verlenen aan de leden van gewapende strijdkrachten om effectief een einde te maken aan vijandelijkheden, blijft amnestie voor de VN alleen aanvaardbaar indien er geen sprake is van genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden. »

(3) Belgiė heeft het Statuut van Rome ondertekend op 10 september 1998 en bekrachtigd op 28 juni 2000.

(4) De Democratische Republiek Kongo heeft het Statuut van Rome ondertekend op 8 september 2000 en bekrachtigd op 11 april 2002.