2-1462/1 | 2-1462/1 |
7 FEBRUARI 2003
Het aanbrengen van tatoeages en piercings kent een nog nooit vertoond succes in ons land en een beetje overal ter wereld. Het tatoeëren, dat vroeger beperkt bleef tot een nogal marginaal deel van de bevolking, heeft zich nu uitgebreid tot alle bevolkingsklassen. Piercing, een techniek die erin bestaat een juweel aan te brengen in een lichaamsdeel, bijvoorbeeld de oorlel, de wenkbrauw of de tong, kent een nooit eerder geziene opleving. Men zou kunnen zeggen dat het piercen tegenwoordig door jonge en minder jonge mensen wordt toegepast om op te vallen, zoals de vorige generaties trachtten op te vallen door hun lange haar bijvoorbeeld. Tatoeages en piercings houden echter, in tegenstelling tot het dragen van lange haren, de perforatie van de opperhuid in. Dit betekent dat er een reëel risico bestaat op infectie en overdracht van virale aandoeningen.
De Hoge Gezondheidsraad heeft in zijn advies 7.674 onlangs benadrukt dat er langs deze weg virale aandoeningen kunnen worden overgedragen. Ook zijn er andere stemmen opgegaan om te onderstrepen dat deze praktijken niet zonder risico zijn (zie bijvoorbeeld het dossier van het tijdschrift « L'Express » van 28 juni 2001).
Er bestaat momenteel geen regelgeving terzake, hoewel deze praktijken blijven toenemen.
Er is overwogen om aan de beoefenaars van deze praktijken technische verplichtingen op te leggen. Dit gaat echter gepaard met een aantal vragen, waarbij als eerste de vraag rijst wie de naleving van deze bepalingen gaat controleren.
Zoals de zaken er nu uitzien, is het belangrijk een kader te scheppen waarin deze beroepen uitgeoefend kunnen worden.
Gelet op de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad is het ook belangrijk dat erop wordt toegezien dat de klant die een tatoeage of piercing wil laten zetten, hier bewust voor kiest, dat wil zeggen dat hij volledig wordt geïnformeerd over het feit dat er risico's aan verbonden zijn en dat er gelet moet worden op strikt hygiënische omstandigheden.
De Franse Hoge Gezondheidsraad was trouwens in zijn advies van 15 september 2000 al tot dezelfde conclusies gekomen.
Ook lijkt het noodzakelijk regels uit te vaardigen wat minderjarigen betreft, voor wie deze praktijken niet altijd wenselijk zijn.
Het huidige wetsvoorstel wil een oplossing bieden voor al deze kwesties.
Het Canadese voorbeeld
In Canada beschikken de regionale overheden over een ruime bevoegdheid inzake het sanitair toezicht op tatoeages en piercings.
In de meeste Canadese deelstaten :
is tatoeage verboden voor personen jonger dan 18;
is piercing verboden voor personen jonger dan 16;
dienen minderjarigen de toelating van hun ouders te hebben;
beschikken de gezondheidsinspecteurs over een ruime bewegingsvrijheid om de uitrusting, het materiaal en de praktijken te controleren van de zaken waar aan tatoeage en piercing wordt gedaan en kunnen zij corrigerende maatregelen treffen en zelfs de zaak sluiten;
tekenen de klanten een document in verband met de verantwoordelijkheid (liability exclusion document), dat ook een informatief document is.
Hierin wordt bijvoorbeeld door de ondertekenaar verklaard dat
hij niet onder invloed van drank of alcohol verkeert,
hij niet aan een bloed- of huidziekte lijdt, en geen AIDS, hemofilie, allergie, een besmettelijke ziekte of een hartziekte heeft;
en verklaren vrouwen dat zij (« voor zover zij weten ») niet zwanger zijn.
Artikel 2
Zoals hij hier is gedefinieerd, verwijst de term « tatoeage » naar opschriften of tekeningen op de huid die door een tatoeëerder worden aangebracht, maar ook naar de permanente maquillage bijvoorbeeld rondom de ogen die door een schoonheidsspecialiste wordt aangebracht. De wet strekt er immers toe al deze praktijken veilig te maken, waar zij ook worden uitgeoefend.
Ook de term « piercing » is vrij ruim gedefinieerd en omvat iedere praktijk waarbij de huid wordt doorboord.
Tatoeage laat altijd definitieve sporen na. Het is dus nog belangrijker hierop controle uit te oefenen.
Artikel 3
De wet betreffende het handelsregister bepaalt dat elke persoon die voornemens is door het exploiteren van een hoofdinrichting, een filiaal of een bijkantoor, enige handelswerkzaamheid uit te oefenen, vooraf om zijn inschrijving in het handelsregister moet verzoeken. Er bestaat een soortgelijke bepaling over de leurhandel.
Artikel 2 van het Wetboek van koophandel stelt dat onder « daden van koophandel » onder meer verstaan wordt, elk in hoofdzaak materieel werk verricht ingevolge huur van diensten, zodra het, zelfs op bijkomstige wijze, gepaard gaat met levering van koopwaar.
Volstaan deze twee elementen om te bepalen dat elke persoon die tatoeages of piercings aanbrengt, ingeschreven moet zijn in het handelsregister ? Men kan dit betwijfelen.
Sommige beoefenaars beroepen zich immers op het absoluut artistieke karakter van hun beroep of beweren het voor hun plezier uit te oefenen, zonder er betaling voor te vragen.
Zij beweren dus dat zij hun kunstvorm occasioneel of in privé-kring beoefenen, thuis, of zelfs in de achterzaaltjes van cafés, waar de hygiëne te wensen overlaat. Bij ontevredenheid kan de klant zich tot niemand wenden.
De verplichting tot inschrijving in het handelsregister heeft tot doel aan dit soort clandestiene praktijken een einde te maken en het aanbrengen van tatoeages en piercings een officieel karakter te verlenen.
Het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden, waarin de beroepen van tatoeëerder en piercer momenteel niet vermeld staan, zou dan ook gewijzigd moeten worden. Deze bedrijvigheden worden opgenomen onder de categorie « schoonheidsstudio's ».
Artikel 4
De tekst steunt op de aanbevelingen van vakmensen, van de aanbevelingen in het advies nr. 7.674 van de Hoge Gezondheidsraad betreffende tatoeëring en piercing en van andere wetenschappelijke instellingen.
De Hoge Gezondheidsraad raadt aan dat alle delen van het instrument die de huid of de slijmvliezen doorprikken, na gebruik worden weggegooid. In concreto betekent dit dat het gebruik van een pistool om gaatjes in de oren te maken, niet aanbevolen is. De naald van het pistool kan immers een rol spelen in de overbrenging van virale ziekten. Het volstaat dat een klant met een ernstige infectie zijn oren laat doorboren en dat het pistool daarna bij andere klanten wordt gebruikt.
Het Franse tijdschrift « Le bulletin épidémiologique » (nr. 4/2000) kwam zelfs tot de conclusie dat het gebruik van dit soort pistolen helemaal verboden zou moeten worden, vanwege het risico op besmetting.
Het maximumgehalte aan nikkel dat in een in te brengen juweel mag zitten, is vastgelegd in een Europese richtlijn. Er bestaan momenteel geen soortgelijke richtlijnen of aanbevelingen voor tatoeëerinkt.
Ook de laatste paragraaf, met betrekking tot de donatie van bloed, is rechtstreeks gebaseerd op de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad.
Artikel 5
Het verbod op tatoeage voor personen jonger dan 18 jaar is een manier om jongeren te beschermen tegen een handeling die definitieve sporen nalaat. Jongeren zijn zich niet altijd bewust van de draagwijdte van een gebaar waarvan zij tot op het einde van hun leven sporen zullen dragen.
De aanwezigheid van een van de ouders die instemt met het aanbrengen van een piercing bij een minderjarige jonger dan 16, maakt het mogelijk de authenticiteit van het geschreven akkoord dat de jongere dient te tonen, na te gaan. De aanwezige ouder is normaal gezien op de hoogte van de medische gegevens over zijn kind en is dan ook beter in staat om te reageren op de inhoud van de informatieve tekst die aangeplakt moet zijn. Bovendien kan de tatoeëerder/piercer niet alleen de jongere maar ook de ouder informeren over de verzorging en de voorzorgen die men moet nemen tijdens de wondgenezing.
In dit geval wordt dus uitgegaan van de regel vervat in artikel 373 van het Burgerlijk Wetboek, dat zegt dat ten opzichte van derden die te goeder trouw zijn, elke ouder geacht wordt te handelen met instemming van de andere ouder wanneer hij, alleen, een handeling stelt die met het ouderlijk gezag verband houdt.
Het spreekt vanzelf dat de professionele tatoeëerders/piercers er alle belang bij hebben het schriftelijke akkoord dat zij kregen, te bewaren. Deze verplichting is echter niet in het wetsvoorstel opgenomen, om te voorkomen dat er op wettelijke basis databases worden samengesteld waaruit blijkt wie een tatoeage of piercing heeft laten aanbrengen, wat strijdig zou zijn met het principe van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Zelfs indien de sancties of de controles niet uitgevoerd worden, volstaat de dreiging van een mogelijke rechtsvordering van de ouders tegen de tatoeëerder/piercer om deze laatste ertoe aan te zetten het reglement toe te passen. Door het verbod of de beperkingen op te leggen, maakt de wet een einde aan alle discussies over de vraag of tatoeage of piercing bij een minderjarige een vergrijp is. Deze verduidelijking is welkom, aangezien ze voorkomt dat ouders de tatoeëerder/piercer die hun kind getatoeëerd/gepiercet heeft, gerechtelijk vervolgen (bijvoorbeeld voor de correctionele rechtbank van Luik, 8 februari 2001, een zaak waarin de ouders klacht hebben ingediend tegen de piercer van hun minderjarige dochter; hof van beroep van Gent, 26 maart 2001, een zaak waarin ouders klacht hebben ingediend tegen de tatoeëerder van hun minderjarige zoon).
Artikel 6
Het piercen door middel van een pistool houdt risico's in, aangezien dezelfde naald de lichaamsdelen van verschillende mensen na elkaar doorboort, zodat de een besmet kan worden met het virus van een ander. In zijn advies beveelt de Hoge Gezondheidsraad trouwens uitdrukkelijk aan dat alle delen van het instrument die de huid of de slijmvliezen doorprikken, weggegooid moeten worden na gebruik. Er bestaan tegenwoordig wegwerppistolen, die geen risico's van dit type inhouden.
Alain DESTEXHE. |
WETSVOORSTEL
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder
tatoeage : elke praktijk waarbij het menselijk lichaam op blijvende wijze gemerkt wordt door de injectie van een kleurstof onder de opperhuid;
piercing : elke perforatie van de opperhuid met de bedoeling er een lichaamsvreemd sierobject in aan te brengen.
Art. 3
Tatoeage en piercing mogen alleen uitgevoerd worden door de houders van een inschrijving in het handelsregister van de rechtbank van koophandel in het rechtsgebied waar zij gewoonlijk hun activiteit bedrijven.
Bij niet-naleving van deze bepaling, kunnen de sancties worden toegepast die opgenomen zijn in hoofdstuk VIII van de gecoördineerde wetten van 20 juli 1964 betreffende het handelsregister.
Art. 4
Alvorens tot een handeling wordt overgegaan, moet de klant een blad hebben ontvangen waarop ten minste de volgende tekst is afgedrukt :
« Personen die lijden aan hemofilie, aan een verzwakt immuunsysteem, een huidaandoening of enige andere aandoening die complicaties bij de littekenvorming kan veroorzaken, alsook zwangere vrouwen, lopen een risico wanneer zij zich laten tatoeëren of piercen. Deze personen worden verzocht vóór een tatoeage of piercing een geneesheer te raadplegen.
Het gebruik van slecht gesteriliseerd materiaal kan een besmetting meebrengen met ziekten als AIDS of hepatitis. De klant wordt verzocht de tatoeëerder of piercer te vragen om informatie inzake de methoden waarmee het materiaal wordt gesteriliseerd en de kwaliteit van de gebruikte producten.
De Hoge Gezondheidsraad beveelt aan dat het materiaal eenmalig wordt gebruikt en dat alle delen van het instrument die de huid of de slijmvliezen doorprikken, na gebruik worden weggegooid. Ook worden handschoenen voor eenmalig gebruik aangeraden, die na iedere klant worden weggegooid.
Inzake piercing kan de klant de piercer vragen om een attest voor te leggen waaruit de samenstelling blijkt van het aan te brengen pierce-juweel, waarbij het nikkelgehalte onder de 0,05 % moet liggen.
De tatoeëerder/piercer brengt de klant op de hoogte van de voorzorgen die deze laatste moet nemen opdat de tatoeage of piercing behoorlijk geneest, alsook van de contra-indicaties, zoals zonnebaden, of gebruik maken van het zwembad of van niet-neutrale producten tijdens het genezingsproces.
Bij bloeddonatie dient de klant te melden dat hij een tatoeage of piercing heeft laten aanbrengen. Dit kan betekenen dat zijn bloed gedurende een bepaalde periode geweigerd wordt, zelfs nadat het sierobject weer verwijderd is. »
Art. 5
Zijn verboden :
1. tatoeages bij personen die de leeftijd van 18 jaar niet bereikt hebben;
2. piercings bij personen die de leeftijd van 16 jaar niet bereikt hebben, tenzij een der ouders hiervoor toestemming verleent in aanwezigheid van de tatoeëerder/piercer;
3. piercing van de genitaliën of de tepels bij personen die de leeftijd van 18 jaar niet bereikt hebben.
Art. 6
Piercing door middel van een herbruikbaar piercingpistool is verboden.
18 november 2002.
Alain DESTEXHE. |