Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-59

ZITTING 2001-2002

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid

Vraag nr. 2275 van mevrouw Leduc d.d. 26 juli 2002 (N.) :
Rijksdienst voor sociale zekerheid. ­ Controles. ­ Verschillen per provincie.

De tekst van deze vraag is dezelfde als die van vraag nr. 2276 aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen, die hiervoor werd gepubliceerd (blz. 3221).

Antwoord : Gelieve hierna het antwoord op de gestelde vragen te vinden, behalve wat betreft de processen-verbaal die door de gerechterlijke overheden geseponeerd werden, aangezien deze materie tot de bevoegdheid behoort van mijn collega, de minister van Justitie.

Alvorens over te gaan tot cijfergegevens inzake controles uitgevoerd door de Inspectie van de sociale wetten in de sectoren van het vervoer langs de weg en de tuinbouw, lijkt het mij nuttig een aantal verduidelijkingen aan te brengen die zullen aantonen dat het vergelijken van beperkte statistieken tussen verschillende provincies, op zich niet noodzakelijk veelzeggend is.

Ten eerste, bepaalt artikel 9 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie dat de sociaal inspecteurs het recht hebben om :

­ waarschuwingen te geven;

­ voor de overtreder een termijn te bepalen om zich in regel te stellen;

­ proces-verbaal op te stellen (doorgaans pro-justitia genoemd) ­ de sociale wetten geven de arbeidsinspectie de mogelijkheid om overtredingen vast te stellen door een proces-verbaal op te stellen dat overgemaakt wordt aan het openbaar ministerie (gewoonlijk het arbeidsauditoraat). Deze processen-verbaal, binnen de wettelijke termijnen betekend hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is.

De wet laat elke sociaal inspecteur toe zelf te oordelen over de maatregel die hij moet nemen in de gegeven omstandigheden. De houding die hij in elke dossier zal aannemen, zal bepaald worden door een hele reeks factoren, zoals de oorsprong van de tussenkomst, de ernst van de inbreuk, de situatie van de onderneming.

Ten tweede, gezien de onmogelijkheid om polyvalente sociaal inspecteurs te hebben die algemene deskundigheid bezitten in alle domeinen van de sociale wetgeving (wegens de omvangrijkheid en het specifieke karakter van de verschillende materies die de wetgeving vormen), was het noodzakelijk om een gestructureerde en institutionele coördinatie tussen de verschillende arbeidsinspecties tot stand te brengen.

Het samenwerkingsprotocol dat op 30 juli 1993 door de verschillende betrokken federale ministeries werd ondertekend en daarna door de regionale ministeries bijgetreden, beantwoordt aan deze noodzaak. Dit protocol werd ondertekend met de bedoeling het werk onder alle diensten van de arbeidsinspectie te verdelen, de doeltreffendheid van de controle op de inbreuken van de sociale wetgeving te verhogen en de samenwerking en dus de coördinatie tussen deze diensten te bevorderen.

De voortdurende samenwerking en de coördinatie van de controles werd in het bijzonder georganiseerd door de oprichting van arrondissementele cellen. Het gaat hier om multidisciplinaire cellen, in principe, opgericht per gerechtelijk arrondissement en bestaande uit vertegenwoordigers van alle diensten betrokken bij sociale fraude.

Als operationeel orgaan staan de arrondissementele cellen in voor de coördinatie van de controles inzake de naleving van de sociale wetgeving door :

­ een actief beleid betreffende de inzameling en de uitwisseling van informatie;

­ het voorbereiden van gezamenlijke acties;

­ de uitvoering, de opvolging en de evaluatie van deze acties.

Gezien de bijzondere situaties die bij sociale fraude door de controlediensten in elk gerechtelijk arrondissement aan het licht gebracht worden, variëren de doelgerichte controles in specifieke activiteitsectoren zeer sterk van het ene gerechterlijk arrondissement tot het andere.

Ten slotte, daar de provincies soms zeer sterk verschillen van socio-economische structuur en hun industriële structuur zeer sterk verschilt van de ene provincie tot de andere (sommigen hebben een groot aantal ondernemingen die behoren tot de non-profit sector, anderen hebben een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen), laat een vergelijking, per provincie, van de resultaten van de onderzoeken uitgevoerd door de Inspectie van de sociale wetten in twee bepaalde activiteitsectoren (vervoer van personen en goederen langs de weg), naar mijn mening, geen doorslaggevende conclusies toe.

In ieder geval, uit het nazicht van de hierna vermelde tabellen blijkt dat de werkgevers gevestigd in de Limburgse regio niet strenger door mijn diensten gecontroleerd worden dan de werkgevers die hun maatschappelijke zetel hebben in de andere regio's van het land.

De eerste drie tabellen bestaan uit het aantal controles die uitgevoerd werden door de Inspectie van de sociale wetten (behalve voor Namen en Luxemburg waar de gegevens gegroepeerd werden) in de sectoren van het vervoer langs de weg en de tuinbouw, in de jaren 1999, 2000 en 2001. De onderzoeken uitgevoerd door de twee cellen « vervoer » (opgericht in 2001) die een nationale bevoegdheid hebben en die specifieke controles uitvoeren in het vervoer van goederen en personen langs de weg, zijn eveneens in deze tabellen opgenomen.

Aantal controles 1999
Vervoer
1999
Tuinbouw
Antwerpen 434 205
Vlaams-Brabant 269 131
Waals-Brabant 46 11
Brussel 111 4
West-Vlaanderen 388 105
Oost-Vlaanderen 282 115
Henegouwen 186 38
Luik 149 31
Limburg 343 267
Namen-Luxemburg 48 21
Cellen vervoer ­
Aantal controles 2000
Vervoer
2000
Tuinbouw
Antwerpen 358 241
Vlaams-Brabant 299 139
Waals-Brabant 44 17
Brussel 106 3
West-Vlaanderen 214 133
Oost-Vlaanderen 302 111
Henegouwen 227 53
Luik 165 53
Limburg 405 226
Namen-Luxemburg 77 35
Cellen vervoer ­
Aantal controles 2001
Vervoer
2001
Tuinbouw
Antwerpen 183 195
Vlaams-Brabant 285 157
Waals-Brabant 55 19
Brussel 120 6
West-Vlaanderen 295 137
Oost-Vlaanderen 267 153
Henegouwen 168 51
Luik 172 67
Limburg 318 262
Namen-Luxemburg 96 42
Cellen vervoer 277

De hierna vermelde tabellen bevatten, per provincie, het aantal processen-verbaal opgesteld door de Inspectie van de sociale wetten (behalve voor Namen en Luxemburg waar de gegevens gegroepeerd werden) voor verschillende inbreuken begaan in de sector van het vervoer langs de weg en de tuinbouw, in de jaren 1999, 2000 en 2001. Het aantal processen-verbaal opgesteld door de twee cellen « vervoer » (opgericht in 2001) die een nationale bevoegdheid hebben en die specifieke controles uitvoeren in de sector van het vervoer van goederen en personen langs de weg, zijn eveneens in deze tabellen opgenomen.

Aantal processen-verbaal 1999
Vervoer
1999
Tuinbouw
Antwerpen 38 74
Vlaams-Brabant 117 83
Waals-Brabant 14 3
Brussel 25 0
West-Vlaanderen 43 35
Oost-Vlaanderen 84 62
Henegouwen 19 0
Luik 8 0
Limburg 19 54
Namen-Luxemburg 8 0
Cellen vervoer ­
Aantal processen-verbaal 2000
Vervoer
2000
Tuinbouw
Antwerpen 56 81
Vlaams-Brabant 83 44
Waals-Brabant 19 2
Brussel 21 0
West-Vlaanderen 23 31
Oost-Vlaanderen 53 74
Henegouwen 13 3
Luik 23 2
Limburg 22 51
Namen-Luxemburg 21 1
Cellen vervoer ­
Aantal processen-verbaal 2001
Vervoer
2001
Tuinbouw
Antwerpen 26 20
Vlaams-Brabant 103 30
Waals-Brabant 12 8
Brussel 45 0
West-Vlaanderen 19 16
Oost-Vlaanderen 82 27
Henegouwen 17 3
Luik 19 8
Limburg 44 55
Namen-Luxemburg 2 7
Cellen vervoer 43

De drie laatste tabellen bevatten, per provincie het aantal geldelijke tegoeden die vastgesteld werden door de Inspectie van de sociale wetten (behalve voor Namen en Luxemburg waar de gegevens gegroepeerd werden) in het vervoer langs de weg en de tuinbouw in de loop van de jaren 1999, 2000 en 2001. Het bedrag aan achterstallige lonen verschuldigd aan de werknemers vastgesteld door de twee cellen « vervoer » (opgericht in 2001) die een nationale bevoegdheid hebben en die specifieke controles uitvoeren in het vervoer van goederen en personen langs de weg, zijn eveneens opgenomen in deze tabellen. Alle bedragen vermeld in deze drie tabellen zijn in Belgische franken.

Geldelijke tegoeden 1999
Vervoer
1999
Tuinbouw
Antwerpen 9 352 000 1 200 000
Vlaams-Brabant 20 365 000 354 000
Waals-Brabant 206 000 18 000
Brussel 941 000 0
West-Vlaanderen 20 498 000 2 039 000
Oost-Vlaanderen 66 469 000 971 000
Henegouwen 1 323 000 554 000
Luik 421 000 47 000
Limburg 11 316 000 1 621 000
Namen-Luxemburg 31 000 61 000
Cellen vervoer ­
Geldelijke tegoeden 2000
Vervoer
2000
Tuinbouw
Antwerpen 42 549 000 6 925 000
Vlaams-Brabant 23 724 000 12 000
Waals-Brabant 226 000 0
Brussel 2 557 000 65 000
West-Vlaanderen 15 503 000 2 887 000
Oost-Vlaanderen 83 614 000 2 631 000
Henegouwen 2 126 000 983 000
Luik 2 590 000 826 000
Limburg 7 060 000 552 000
Namen-Luxemburg 23 004 000 76 000
Cellen vervoer ­
Geldelijke tegoeden 2001
Vervoer
2001
Tuinbouw
Antwerpen 10 693 000 10 677 000
Vlaams-Brabant 19 028 000 400 000
Waals-Brabant 354 000 61 000
Brussel 1 598 000 4 000
West-Vlaanderen 16 232 000 3 604 000
Oost-Vlaanderen 9 907 000 756 000
Henegouwen 4 338 000 72 000
Luik 3 602 000 106 000
Limburg 47 641 000 1 215 000
Namen-Luxemburg 1 204 000 5 127 000
Cellen vervoer 11 431 000