Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-59

ZITTING 2001-2002

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 2238 van mevrouw De Schamphelaere d.d. 19 juli 2002 (N.) :
Beroepsbrandweerlieden. ­ Vrijwilligers. ­ Bezoldiging.

Door artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 maart 2002 wordt bepaald dat het vrijwillig brandweerpersoneel dat professioneel wordt aangeworven, hiervoor een bezoldiging krijgt die overeenstemt met de graad waarin het werd aangeworven. Hierbij wordt rekening gehouden met de anciënniteit die zij hebben verworven in hun activiteit als lid van de vrijwillige brandweerdienst.

Een aantal besturen blijkt deze bepaling echter enkel toe te passen op nieuw aangeworven beroepsbrandweerlui, zodat personen die voor de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 20 maart 2002 een professioneel statuut opnamen, en soms jarenlang als vrijwilliger actief zijn geweest, in de kou blijven staan.

Derhalve had ik het volgende willen vernemen :

1. Is de interpretatie, volgens dewelke de anciënniteit als vrijwilliger van brandweerlui die voor 10 april 2002, datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 20 maart 2002, een professioneel statuut hebben opgenomen, niet in aanmerking wordt genomen, correct ?

2. Zo ja, hoe kan deze interpretatie in overeenstemming worden gebracht met de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie ?

3. Bestaat er misschien een andere oplossing die kan leiden tot een gelijke behandeling van alle betrokken brandweerlui ?