2-1296/1 | 2-1296/1 |
8 OKTOBER 2002
Dit wetsvoorstel heeft tot doel de geldigheidsduur van het document dat de machtiging tot vestiging vaststelt, tot tien jaar te verlengen. Voor de indieners gaat het erom opnieuw de gelijke behandeling in te stellen tussen Belgen en niet-Belgen, ongeacht of ze onderdaan zijn van de Europese Unie (verblijfskaart van een onderdaan van een lidstaat van de EG) dan wel onderdaan van andere Staten (identiteitskaart voor vreemdelingen). Dit verschil in behandeling kan niet fundamenteel worden gerechtvaardigd. De willekeur ervan maakt het discriminerend. Een zo korte geldigheidsduur (vijf jaar) vastleggen voor de identiteitskaart voor vreemdelingen en voor de verblijfskaart van onderdaan van een lidstaat, terwijl de geldigheidsduur van de Belgische identiteitskaart tien jaar is, heeft geen zin.
De machtiging tot vestiging, die de consolidering is van het verblijfsrecht voor onbepaalde tijd, is immers een verworven recht. Wanneer ze wordt hernieuwd, acht de overheid het niet meer nuttig na te gaan of de persoon aan de verblijfsvoorwaarden voldoet. Er is dus geen enkele reden die het behouden van de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging van vijf jaar wettigt.
De zekerheid van verblijf en een gelijke behandeling zijn essentiële voorwaarden voor de integratie van migranten. Het is mogelijk en hoogst wenselijk dat deze discriminatie ongedaan wordt gemaakt en dat de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging wordt verlengd tot tien jaar.
Tevens zal een maatregel van die orde tot gevolg hebben dat de dienst bevolking van de gemeenten ontlast wordt van een overbodige taak en dat op die manier de dienst vreemdelingen van de gemeenten die de meeste vreemdelingen opvangen, vrijer zal kunnen ademen.
Interessant is dat andere Europese landen die geldigheidsduur reeds op elkaar hebben afgestemd. In Frankrijk is het equivalent van onze identiteitskaart voor vreemdelingen, de « carte de résident », die de stabiliteit van het verblijf van de vreemdeling op het Franse grondgebied bekrachtigt, gedurende tien jaar geldig (artikel 16 van de ordonnance nr. 45-2658 van 2 november 1945 « relative aux conditions d'entrée et de séjour des étrangers en France »), net zoals de nationale identiteitskaart die eveneens een geldigheidsduur van tien jaar heeft (artikel 1 van het decreet van 22 oktober 1955 « instituant la carte d'identité nationale »).
Anderzijds heeft de wetgever in 1996 in de mogelijkheid voorzien om de geldigheidsduur van het document dat de machtiging tot vestiging vaststelt, te verlengen tot tien jaar en aldus de regeling van de identiteitskaart voor vreemdelingen af te stemmen op die van de identiteitskaart van de Belgen (Kamer, doc. nr. 364/1, 1995-1996) :
« Conform het huidige artikel 18 van de wet van 15 december 1980 is de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging onbeperkt, maar is deze van het document dat haar constateert, de (gele) identiteitskaart voor vreemdelingen, vijf jaar.
Om de integratie van gevestigde vreemdelingen te bevorderen, past het om waar mogelijk ze gelijk te stellen met de Belgische burgers.
Artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister bepaalt dat de identiteitskaart die wordt uitgereikt aan de burgers van meer dan tweeëntwintig jaar, tien jaar geldig is. De identiteitskaart die wordt uitgereikt aan de burgers van twaalf jaar tot volle tweeëntwintig jaar, is vijf jaar geldig. Om de gelijkstelling tussen gevestigde vreemdelingen en Belgische burgers te bewerkstelligen en om eenvormigheid te brengen in het systeem van verlenging van identiteitskaarten van deze categorieën, past het om in artikel 18 van de wet van 15 december 1980 te voorzien dat de geldigheidsduur van het document dat de machtiging tot vestiging constateert, bij koninklijk besluit bepaald wordt, wat de mogelijkheid geeft de geldigheidsduur van de (gele) identiteitskaart op tien jaar te brengen, net zoals voor de Belgen. Aangezien de geldigheidsduur van de identiteitskaarten van de Belgen bij koninklijk besluit bepaald is, dient de geldigheidsduur van de (gele) identiteitskaart eveneens bij koninklijk besluit bepaald te worden en wordt dit niet rechtstreeks in de wet van 15 december 1980 ingevoegd. »
Vandaag stellen we echter vast dat van die mogelijkheid om de geldigheidsduur van de identiteitskaart voor vreemdelingen af te stemmen op die van de Belgische identiteitskaart nooit gebruik werd gemaakt.
Daarom wensen we het principe dat de geldigheidsduur van het document dat de machtiging tot vestiging vaststelt tien jaar bedraagt, rechtstreeks op te nemen in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Sfia BOUARFA. Philippe MOUREAUX. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 18 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt vervangen als volgt :
« Artikel 18. De geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging is onbeperkt; die van het document dat de machtiging tot vestiging vaststelt, bedraagt tien jaar. »
17 juli 2002.
Sfia BOUARFA. Philippe MOUREAUX. |