2-1267/1

2-1267/1

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

7 AUGUSTUS 2002


Voorstel van resolutie over de informatiemaatschappij en de bevordering van de elektronische handel en de elektronische overheid

(Ingediend door de heren Alain Destexhe en Vincent Van Quickenborne)


TOELICHTING


I. Samenvatting

In vergelijking met de andere OESO-landen scoort het e-België bijzonder slecht. De Koning Boudewijnstichting heeft 30 voorstellen geformuleerd om ons land een leidende positie te bezorgen in de informatiemaatschappij. Die aanbevelingen worden voorgesteld in de vorm van een resolutie.

II. Toelichting

Op 15 mei 2000 heeft Alain Destexhe een voorstel van resolutie ingediend over de informatiemaatschappij en de bevordering van de elektronische handel en de elektronische overheid (1) met een drievoudig doel :

­ van de openbare sector een « uitstalraam » maken voor de informatiemaatschappij, en dat vanaf 2002;

­ ervoor zorgen dat België de beste Europese omgeving wordt voor elektronische handel vanaf 2003;

­ ervoor zorgen dat 80 % van de Belgische burgers in 2005 toegang hebben tot internet.

In maart 2002 heeft de Economische Kring van de Koning Boudewijnstichting een rapport gepubliceerd, waarin 30 voorstellen voor het e-België van morgen worden geformuleerd.

Hoewel sedert het indienen van de eerste resolutie heel wat is veranderd en verbeterd, speelt België nog steeds geen voortrekkersrol bij de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën, noch in de hardware, noch in de software, noch in de ontwikkeling van het internet-netwerk.

Nieuwe informatie- en communicatietechnologieën beïnvloeden nochtans aanzienlijk de dagelijkse gang van zaken in de bedrijven en het gewone leven van de burger.

De overheid heeft hier zeker een rol te spelen, want investeren in informatie- en communicatietechnologieën kan een gunstige invloed hebben op de economische groei.

Vooral in Finland, Zweden, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren de nieuwe technologieën de drijvende kracht achter de groei. In Finland bijvoorbeeld was de ICT-sector in 2000 goed voor :

­ 6 % van de totale werkgelegenheid in de privé-sector;

­ 8 % van de totale toegevoegde waarde;

­ 18 % van de buitenlandse handel.

In Zweden valt op te merken :

­ dat het aandeel van de ICT-sector in de toegevoegde waarde gestegen is van 5 % in 1993 tot 7 % in 1998;

­ dat de ICT-sector verantwoordelijk is voor 25 % van de groei van het BNP tussen 1993 en 1999.

Volgens een OESO-studie van 2000 wordt België daarentegen ondergebracht bij de landen die op ICT-gebied vrij zwak scoren.

Landen die op ICT-gebied sterk scoren : Finland, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Hongarije, Ierland, Korea.

Landen die op ICT-gebied middelmatig scoren : Oostenrijk, Canada, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Ijsland, Italië, Japan, Mexico, Nederland, Noorwegen, Zwitserland.

Landen die op ICT-gebied zwak scoren : Australië, België, Tsjechische Republiek, Duitsland, Nieuw-Zeeland, Polen, Portugal, Spanje, Turkije.

België moet gebruik maken van de geboden kans om een knooppunt te worden in de waardeketen van de kennismaatschappij. In de komende jaren zullen we een explosieve groei zien in de informatiestromen, financiële transacties en het verzenden van gedigitaliseerde goederen en diensten.

Ons land moet zorgen voor een aan die ontwikkeling aangepaste infrastructuur. Daarvoor is de samenwerking van de overheid, de burgers, de onderwijswereld, het bedrijfsleven en de sociale gesprekspartners vereist.

Wat moet er concreet gedaan worden ?

Om aan de behoeften van de markt en de burger te voldoen zijn er middelen nodig, toegang tot aangepaste technologie, degelijk opgeleide werknemers en goedkope financiële middelen. Bovendien moet de overheid een kader scheppen waarin ICT-bedrijven en -toepassingen kunnen groeien en bloeien en waarin de burger er onbevreesd een beroep kan op doen.

Hoe ?

De Koning Boudewijnstichting legt de nadruk op zes doelstellingen die haar belangrijk lijken :

­ België moet een lead customer worden in het gebruik van elektronisch geleverde informatie;

­ de belangrijke rol van het onderwijs moet worden benadrukt;

­ de toegang tot internet moet makkelijker en goedkoper worden;

­ het gebruik van internet in de scholen moet worden bevorderd;

­ het gebruik van internet in de bedrijven moet worden bevorderd;

­ de juridische en maatschappelijke context moet worden aangepast.

III. Toelichting bij de voorstellen van de Koning Boudewijnstichting

Het rapport van de Economische Kring van de Koning Boudewijnstichting kreeg de titel « België on-line, 30 voorstellen voor het e-België van morgen ». Alvorens nader in te gaan op die dertig voorstellen, lijkt het ons belangrijk in enkele paragrafen het opzet van dit rapport te schetsen.

A. Een leidende markt worden in België :

Grote bedrijven moeten een deel van hun aankopen plaatsen bij bepaalde « start-ups ». Uit vele onderzoeken blijkt dat het succes van vele « valleys » veel te maken heeft met de aanwezigheid van grote bedrijven die bereid waren het risico te nemen om producten en diensten te kopen van kleine « start-ups ».

De ontwikkeling van Silicon Valley zou niet mogelijk geweest zijn zonder bedrijven als Hewlett Packard of Intel, enz. Tal van kleine bedrijven konden pas doorbreken toen ze erin slaagden een product aan de man te brengen bij een groot bedrijf.

De overheidsinstanties die inzake e-government het verst gevorderd zijn, hebben een visie ontwikkeld waarin de openbare sector optreedt als katalysator bij het tot stand brengen van een cybereconomie en waarin de nood aan een one stop service die is toegespitst op de burger, erkend wordt.

Zo gebruikte de Australische regering het begrip « client focus » om de diensten aan te geven die aan de burger worden geboden. Canada dat samen met de Verenigde Staten en Singapore wordt beschouwd als een van de meest innoverende landen op het gebied van e-overheid, heeft sedert december 2000 een on-line-verbinding in het leven geroepen teneinde de burger geactualiseerde informatie te verstrekken en hem toegang te verschaffen tot alle belangrijke documenten.

Er moet voor gezorgd worden dat de burger slechts één interactiepunt met de overheid heeft. Het is belangrijk te benadrukken dat het interactiepunt zo georganiseerd moet zijn dat het niet de structuur van de overheidsdienst weerspiegelt doch de problemen waarmee de burgers in hun dagelijks leven of de bedrijven bij de uitoefening van hun activiteiten geconfronteerd worden.

Nemen we Canada als voorbeeld : het portaal van de Canadese overheid bestaat uit drie categorieën : de bedrijven, de Canadezen en de niet-Canadezen. Of nog het voorbeeld van Singapore : het portaal is georganiseerd rond de gedenkwaardige gebeurtenissen in het leven van de burger. De informatie wordt ondergebracht in een geheel van diensten die op een aantrekkelijke wijze worden voorgesteld en die rekening houden met een bepaalde chronologie teneinde alle problemen aan te pakken waarmee de burger van bij de geboorte tot aan zijn dood kan worden geconfronteerd.

Wanneer de burger een zaak met de overheid wil regelen moet hij zich kunnen identificeren en wenst hij garanties te krijgen met betrekking tot veiligheid en vertrouwelijkheid.

De elektronische handel lijdt nog steeds onder een gebrek aan vertrouwen bij de potentiële klanten. De internet-sector en in het bijzonder de bedrijven die zich direct tot de consument wenden, moeten nog ethische geloofwaardigheid opbouwen. De klant wenst een kwaliteitsgarantie. Wij moeten de Belgische of de buitenlandse consument ervan overtuigen dat de producten die door de Belgische bedrijven worden aangeboden van goede kwaliteit zijn, dat de kredietkaartnummers niet misbruikt zullen worden, dat de levering volgens de bestelling zal verlopen, dat de termijn in acht genomen wordt, enz.

B. De grote rol van het onderwijs

De opleiding van mensen vormt een grote uitdaging in een kennismaatschappij : er komt een explosie van de markt voor e-learning en bijbehorende producten op het niveau van buitenlandse handelsorganisaties. Traditionele vormen van onderwijs zullen steeds meer worden aangevuld met nieuwe benaderingen die de enorme mogelijkheden van de informatie en communicatietechnologieën exploiteren. Het cyberonderwijs zal professioneel worden aangepakt.

Wij zullen ons onderwijs moeten exporteren om ons op de wereldmarkt te positioneren als leveranciers van topklasse-onderwijs.

Een land als Australië, dat weliswaar veel groter is dan België maar waarvan de bevolking slechts dubbel zo groot is als de onze, heeft in zijn onderwijssector een export gecreëerd van 4 miljard dollar per jaar door buitenlanders virtueel in Australië te laten studeren.

Deze activiteit is slechts tien jaar oud maar behoort tot de snelst groeiende dienstensectoren. Tot nu toe wordt vooral op een traditionele manier les gegeven maar de Australische scholen en universiteiten investeren steeds meer in onderwijs op afstand met on-line modules.

C. De toegang tot internet makkelijker en goedkoper maken

Het gebruik van internet is in België duurder dan in de buurlanden.

In de scholen die zijn aangesloten op het netwerk zijn er geen communicatiekosten. Die gemakkelijke toegang zou moeten worden uitgebreid tot andere bevolkingsgroepen.

Het zou nuttig zijn openbare gebouwen (bibliotheken, scholen) toegankelijk te maken buiten de normale openingsuren. Scholen staan veelal leeg in de late namiddag,'s avonds en in het weekeinde. De gebouwen en de pc's van de school De Muze te Gent werden gebruikt om senioren te leren omgaan met het internet. Bedrijven zouden bijvoorbeeld afgeschreven computermateriaal ter beschikking kunnen stellen van scholen.

Mega-internet cafés zijn in België nog niet echt rendabel. Toch bewijst de buitenlandse ervaring dat ze beantwoorden aan een behoefte. In andere landen zijn er internetbistro's op openbare plaatsen. In Singapore heeft de overheid er bijvoorbeeld voor gezorgd dat men in alle bibliotheken, vakbonden, plaatselijke verenigingen en sportclubs over computers kan beschikken.

D. Het gebruik van internet in de scholen bevorderen

Onderwijs is een gemeenschapsaangelegenheid. De federale regering kan de gemeenschappen evenwel voorstellen doen.

Het introduceren van ICT in het onderwijs is meer dan voorzien in een budget voor pc's. Dat is uiteraard nodig maar er zijn teveel voorbeelden van scholen waar de pc's enkel dienen voor het vermaak van de leerlingen en niet echt bijdragen tot het onderwijs. De toepassing van ICT op school vergt een lerarenkorps dat daarvoor is opgeleid.

In Zweden bijvoorbeeld werden middelen vrijgemaakt om computers te installeren in bijna alle basisscholen en scholen voor secundair onderwijs en om lesgevers in het ICT-gebruik op te leiden; 73 000 lesgevers, dat wil zeggen ongeveer de helft van het onderwijzend korps, zouden een opleiding moeten krijgen tegen eind 2002. Bovendien merkt men dat in die scholen elke onderwijzer en elke leerling een eigen e-mailadres hebben.

Ook in de Verenigde Staten heeft de overheid een nieuw programma PT3 (Preparing Tomorrow's Teachers to use Technology) uitgewerkt dat bedoeld is om de lesgevers vertrouwd te maken met het ICT-gebruik.

Op ICT gebaseerd onderwijs moet rekening houden met het feit dat de leerling heel wat informatie moet verwerken die hem niet door de leraar maar door andere bronnen wordt verstrekt. Het gebruik van ICT in het onderwijs noopt tot een herziening van de traditionele aanpak, waarbij de leraar doceert en de leerling absorbeert.

In Zweden kunnen de leerkrachten via een voor scholen bedacht intranet on line leren hoe zij het internet in hun lessen kunnen integreren.

E. Het gebruik van internet in de bedrijven bevorderen

Het gedeelte van de actieve bevolking dat voor zijn job geen ICT-vaardigheden nodig heeft moet ondanks alles toch worden opgeleid om de nieuwe technologieën te gebruiken. Het is belangrijk dat alle personeelsleden een basisopleiding in ICT-toepassingen krijgen. Het bedrijf zou bijvoorbeeld binnen zijn muren een klein internetcafé kunnen organiseren, waar werknemers tijdens de vrije uren of na de arbeidsdag on line kunnen gaan, indien er geen directe toegang tot het internet voorhanden is. In de Verenigde Staten heeft het ministerie van Werkgelegenheid sedert 1998 meer dan 7,7 miljoen dollar subsidies verstrekt voor projecten die bedrijven en opleidingsinstellingen laten samenwerken.

De aankoop van een pc door de werknemer of het ter beschikking stellen van een pc door het bedrijf bij de werknemer thuis moet kunnen worden ingebracht als bedrijfskosten en mag niet beschouwd worden als een voordeel in natura.

In Zweden is het zeer hoge aantal personen die met informatica zijn vertrouwd grotendeels het gevolg van de mogelijkheid die de bedrijven hebben om computers bij de werknemer thuis te installeren en die investering fiscaal af te trekken.

Zweden biedt de werknemers dus de mogelijkheid thuis vertrouwd te raken met de informatica.

Een van de kenmerken van de informatiemaatschappij is de mogelijkheid om veel meer telewerk te doen (ofwel thuis ofwel in speciale regionale centra voor werknemers uit dezelfde regio). Men moet pogen oplossingen te vinden die het thuis werken attractief en productief maken, hetzij deeltijds of voltijds.

F. De juridische en maatschappelijke context aanpassen

Heel wat inspanningen werden reeds gedaan om het starten met een onderneming te vereenvoudigen maar toch blijft de administratieve rompslomp te groot. De regering moet inspanningen blijven leveren om de procedures bij het starten van een bedrijf te « re-engineeren ». In een recent rapport wordt overigens gewezen op de achterstand die België heeft opgelopen vergeleken bij de andere landen van de Europese Unie in het opstarten van nieuwe ondernemingen.

Een substantieel deel van de potentiële internetgebruikers heeft onvoldoende vertrouwen in het internet. Veel mensen aarzelen nog om hun vakantie of kaartjes voor het theater te bestellen via het internet omdat ze niet weten wat er achteraf met hun persoonsgegevens gaat gebeuren.

Zodra de regels betreffende de bescherming van het privé-leven zijn vastgelegd moet het publiek ook maatstaven krijgen om te kunnen oordelen of de regels in de praktijk worden toegepast.

Daarbij kan men zich laten inspireren door de controleprocedures die gebruikt worden bij brandpreventie, veiligheid van liften, enz. De bedrijven kunnen hun gedragscode voorleggen aan een onafhankelijk bureau en een label verkrijgen indien die code beantwoordt aan bepaalde criteria. Bepaalde bureaus onderzoeken die gedragscodes op internet en spannen zich in om een klassement op te stellen en bijvoorbeeld sterren toe te kennen zoals dat in bepaalde hotelgidsen het geval is.

IV. De 30 voorstellen voor het e-België van morgen, rapport van de Koning Boudewijnstichting

In België zelf een « lead customer » worden

1. Aan de grote Belgische ondernemingen vragen om meer risico's te nemen in hun aankoopbeleid en een deel van hun bestellingen te plaatsen bij lokale « start-ups ».

2. Het e-government ontwikkelen dat ons land een sprong in de cyberruimte kan laten maken. De overheid kan een echte markt creëren wanneer zij een aantal proefprojecten lanceert rond reële behoeften van de Belgische burger (geboorteaangifte, aanvraag van paspoorten, van bouwvergunningen, te vervullen formaliteiten bij het oprichten van een onderneming, enz.), waarbij wordt nagegaan hoe de voordelen van internet inzake gegevensintegratie nuttig kunnen zijn.

3. Het implementeren van proefprojecten zal uiteraard ook de reorganisatie van de dienstverlening vereisen. Slechte en complexe diensten of reglementeringen blijven slecht en complex, ook al staan ze op het internet ! De stichting heeft zich ook geschaard achter de aanbevelingen van het consultingbedrijf Accenture : een duidelijke visie en de nodige administratieve infrastructuur ontwikkelen om departementen en ministeries te helpen bij de invoering van een aantal toepassingen, om doelstellingen te communiceren, om de resultaten en de verantwoordelijkheden te bepalen en te verifiëren; starten bij de behoeften van de burger en niet bij de structuur van de overheid; een mentaliteit van « Customer relationship management » introduceren, een website voor de hele overheid creëren die er garant voor staat dat de burger maar één interactiepunt met de overheid heeft.

4. De elektronische handel ontwikkelen door de invoering van een kwaliteitslabel voor de bedrijven die aanwezig zijn op het internet.

5. Willen we beletten dat ons e-onderwijs volledig in handen komt van een paar grote buitenlandse commerciële organisaties, dan moeten we experimentele vormingsinitiatieven steunen in het beginstadium van hun ontwikkeling.

6. Het ontwikkelen van een exportmentaliteit in het onderwijs kan helpen om ons op de wereldmarkt te positioneren als leveranciers van topklasse-onderwijs. Onze lokale markt is wellicht te klein om on line-learning echt rendabel te maken. We moeten echter bereid zijn om ons onderwijs niet te laten stoppen aan onze landsgrenzen.

De toegang tot het internet moet gemakkelijker en goedkoper worden.

7. De kosten voor telecommunicatie moeten worden verlaagd want het internetgebruik in België is te duur. De liberalisering van het lokale telefoonnetwerk en het openstellen ervan voor de concurrentie zijn belangrijke factoren die hiertoe zullen bijdragen.

8. Voor bepaalde maatschappelijke groepen (jongeren, werklozen, gepensioneerden) zouden de communicatiekosten voor internetgebruik tot nul moeten worden gereduceerd.

9. Openbare gebouwen (bibliotheken, scholen) zouden buiten de normale openingsuren moeten worden opengesteld teneinde bepaalde categorieën van personen vertrouwd te maken met het internet.

10. De samenwerking van bedrijven en lokale overheden met het oog op het beheer van internetcafés moet worden bevorderd. Men zou kunnen denken aan kleine internetcafés in de grote stations, in ziekenhuizen ...

De bevordering van het gebruik van internet in de scholen

11. Het invoeren van ICT in het onderwijs mag niet beperkt blijven tot het voorzien in een budget voor de aankoop van pc's. Het implementeren van ICT op school vergt een goed opgeleid lerarenkorps.

12. Opleiding volstaat niet. Een geïntegreerde aanpak is nodig : er moeten pc's worden geïnstalleerd en leraars worden opgeleid. Er moet een internetsite en een chatroom worden gecreëerd die enthousiaste lesgevers in staat stellen met elkaar van gedachten te wisselen.

13. De traditionele onderwijsaanpak moet ter discussie worden gesteld : er moet geëxperimenteerd worden met nieuwe leer- en opleidingsmethoden, want onderwijs dat gebaseerd is op ICT moet er rekening mee houden dat de leerling veel informatie opsteekt die hij haalt uit andere bronnen dan de lesgever.

14. Het onderwijssysteem moet investeren in onderzoek naar de eigen werking. Het ombuigen van een grote organisatie als ons onderwijssysteem is een reusachtige oefening in change management.

15. ICT-opleidingen bieden het voordeel dat ze weinig of niet verankerd zijn in de culturele traditie van ons land. Ze zijn dus meer dan andere cultureel geïnspireerde activiteiten makkelijker toegankelijk voor allochtonen of kansarmen. Men moet de inspanningen bundelen om ICT-onderwijs te gebruiken als een integratiemiddel voor de allochtone gemeenschappen.

16. In de informatiemaatschappij is de vorm soms belangrijker dan de eigenlijke inhoud. De macht ligt bij degene die zijn ideeën kan uitdrukken en dus doordrukken. Ons onderwijs moet meer oog hebben voor betere communicatie en voor een betere inschatting en evaluatie van de communicatie.

Het gebruik van internet in de bedrijven bevorderen

17. Aan alle werknemers zou een basisopleiding moeten worden gegeven in ICT-toepassingen om ook het gedeelte van de actieve bevolking dat voor zijn job geen ICT-vaardigheden nodig heeft, toch op te leiden in het gebruik van de nieuwe technologieën.

18. De aankoop van een PC door de werknemer of het ter beschikking stellen door het bedrijf van een PC bij de werknemer thuis moet kunnen worden ingebracht als bedrijfskosten en mag niet beschouwd worden als een voordeel in natura.

19. Jongeren opleiden in ICT betekent ook jongeren stimuleren om een ICT-job te zoeken. De werkgeversorganisaties zouden meer moeten investeren in het promoten van ICT-opleidingen.

20. Een van de kenmerken van de informatiemaatschappij is de mogelijkheid om telewerk te ontwikkelen : er moet een aangepast juridisch kader worden uitgewerkt en er moeten oplossingen worden gevonden die beantwoorden aan de sociale behoeften van de burgers en het werk aangenamer maken.

21. De opleiding wordt vaak « on the job » gegeven maar is ook het resultaat van initiatieven van vrijwilligers. Vele vzw's beschikken over een computer maar zijn onvoldoende geschoold om problemen op te lossen. Een doeltreffende helpdesk voor kleine non-profitorganisaties zou bijdragen tot een hele reeks lokale en vernieuwende initiatieven.

Meer incentives zijn nodig

22. Willen we van België een vitaal knooppunt in de coördinatie van informatiestromen maken dan moet de overheid bereid zijn om daaraan de nodige middelen te besteden. Er moeten stimulerende maatregelen worden uitgewerkt die aangepast zijn aan de specificiteit van de creatie van kennis, gegevens- en informatiebanken.

23. KMO's zijn nog niet ver gevorderd inzake ICT. Voor velen houdt de toepassing van ICT een groot risico in. Waarom kan men voor de KMO's de initiële investeringen in ICT niet beschouwen als een onderzoeks- en ontwikkelingsproject waarvoor bijvoorbeeld een dubbele fiscale aftrekbaarheid zou kunnen gelden ?

De context voor ondernemers

24 en 25. Ondernemerschap moet worden bevorderd want het starten met een onderneming gaat nog al te vaak gepaard met administratieve rompslomp.

De juridische en reglementaire context

26. De PKI (Public Key Infrastructure) is essentieel voor een goede relatie tussen burger en overheid. België heeft reeds heel wat maatregelen genomen om de Europese richtlijnen toe te passen maar moet nog meer inspanningen leveren om een leidende positie te bekleden in de uitwerking en toepassing van PKI.

27. Er moet een regelgeving inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden uitgewerkt. Onze huidige wetgeving inzake verwerking van persoonsgegevens is grotendeels een omzetting van de Europese richtlijn. Bedrijven en particulieren hebben nood aan veel concretere regels die aansluiten bij de dagelijkse praktijk.

28. Er moet een label worden ingevoerd voor de bedrijven die de regels met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toepassen en er moet worden gecontroleerd of die regels wel degelijk worden toegepast.

29. Gepleit wordt voor een dialoog tussen de sociale gesprekspartners teneinde beter te kunnen bepalen tot waar de privacy reikt in communicatie die te maken heeft met de bedrijfsactiviteiten.

De maatschappelijke context

30. Er moet een breed maatschappelijk debat op gang worden gebracht over het evenwicht tussen transparantie en privacy alsmede over de manier waarop ontspanningsproducten op het internet aan regels moeten worden onderworpen.

Tot besluit nemen wij de conclusie over van het rapport van de Koning Boudewijnstichting : « Onze droom is België tot een belangrijk knooppunt te maken in de besturing van de kennis- en informatiestromen. Om dit te realiseren hebben we een kader nodig dat innovatie in de ICT-wereld mogelijk maakt. Enkele marginale maatregelen zullen niet volstaan om dat maatschappelijk en economisch kader te creëren. We hopen dat de sociale partners, het onderwijs, de overheid en de burgers zullen samenwerken om een groot deel van deze voorstellen te implementeren. We zijn ervan overtuigd dat een coherent en ambitieus programma een groot verschil kan maken in onze toekomstige welvaart. »

Alain DESTEXHE.
Vincent VAN QUICKENBORNE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. na kennisname van het rapport van de Koning Boudewijnstichting « België on line » en van de 30 concrete voorstellen die daarin worden geformuleerd;

B. overwegende dat de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën zeer belangrijk zijn voor de economische groei, de werkgelegenheid, de bedrijven, de administratie en de particulieren;

C. overwegende dat België niet zeer goed scoort in internationale vergelijkingen;

D. overwegende dat in andere landen heel wat initiatieven werden genomen;

E. overwegende dat de overheid een uiterst belangrijke rol te spelen heeft bij het uitwerken van een kader binnen hetwelk de nieuwe technologieën zich kunnen ontwikkelen;

F. overwegende dat het e-Europa-initiatief op de top van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 is goedgekeurd.

Vraagt de regering :

1. met bijzondere aandacht toe te zien op de uitvoering van de 30 aanbevelingen vervat in het rapport van de Koning Boudewijnstichting en onder meer op die waarvoor de federale overheid rechtstreeks bevoegd is;

2. een inventaris op te stellen van de beste initiatieven in de OESO-landen, waarbij wordt aangegeven of ze in België toepasbaar zijn;

3. aan het Parlement verslag uit te brengen over de initiatieven die reeds genomen zijn en over de toepassing in België van het e-Europa-initiatief.

27 augustus 2002.

Alain DESTEXHE.
Vincent VAN QUICKENBORNE.

(1) Stuk Senaat, nr 2-434/1.