Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-52

ZITTING 2001-2002

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 1902 van mevrouw De Schamphelaere d.d. 20 februari 2002 (N.) :
Verblijf- en woonstinschrijving in het bevolkingsregister. ­ Getuigschrift. ­ Aflevering met « terugwerkende kracht ». ­ Rechtsgevolgen.

Thans kan een gemeentebestuur dadelijk mechanografisch een « Getuigschrift van verblijf-woonst » afleveren op basis van de gegevens van het « Rijksregister ». Op dit attest wordt onder meer ook vermeld vanaf welke datum iemand in het bevolkingsregister van een bepaalde gemeente (van huidig verblijf ?) is ingeschreven.

Merkwaardig is echter wel, dat in de gevallen waarin uw inspectie, in het kader van het regulariseren van een verblijfstoestand, een « verplichte mutatie » heeft opgelegd met « terugwerkende kracht » van de ene gemeente naar de andere, overeenkomstig artikel 8, § 2, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten, enkel en alleen deze datum op dit getuigschrift is vermeld. Dit is meestal diegene waarop het onderzoek ter plaatse door uw inspectie gebeurde, ofwel diegene die deze op eigen initiatief vaststelde, naar aanleiding van een arrest van de Raad van State met betrekking tot de gemeenteraadsverkiezingen, en dat bepaalde dat iemand een bepaalde gemeente niet zou bewoond hebben op het ogenblik dat de kiezerslijst werd afgesloten, of ook bij de vervallenverklaring om dezelfde reden van een mandaat van gemeente- en/of OCMW-raadslid.

In feite was deze persoon dus nog een tijd in het bevolkingsregister van zijn « oorspronkelijke gemeente » ingeschreven geweest, na de datum die op voornoemd getuigschrift, met betrekking tot de gemeente van « verplichte inschrijving » vermeld is geworden.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op de volgende vragen :

1. Kan iemand die in een dergelijke situatie is geplaatst, en die zich aanmeldt bij het gemeentebestuur (dat die inschrijving moest verrichten) teneinde een dergelijk getuigschrift te bekomen, vragen dat de ambtenaar die dit opmaakt, in een voetnoot hierop de vermelding aanbrengt, wanneer deze beslissing werd genomen, uitgevoerd en uitwerking kreeg, alsook wanneer hiertegen (eventueel) « al dan niet schorsend » beroep is ingesteld bij de « Raad van State » ?

2. Zo ja, is deze ambtenaar er uws inziens toe gehouden om op dit verzoek van de aanvrager in te gaan ?

3. Bent u (eventueel) bereid (om zo nodig) over deze aangelegenheid aan de gemeentebesturen de nodige onderrichtingen te verstrekken, om alzo meer klaarheid te scheppen tot wanneer iemand in het bevolkingsregister van de ene dan wel van de andere gemeente stond ingeschreven, en hem alzo later overbodige juridische discussies te besparen (bijvoorbeeld, hoe een vrederechter op basis van dit attest ­ met voetnoot ­ kan uitmaken op welk adres men iemand moest aanschrijven omdat hij als verpachter kan beschouwd worden, hoe het OCMW zijn onderstandsdomicilie kan vaststellen in geval van dringende maatschappelijke steunverlening, hoe de mutualiteit kan nagaan of iemand in zijn gezin al of niet nog langer als « ascendent » kan beschouwd worden, welke eventueel zijn juiste militiegemeente is, in geval hij een militiegetuigschrift nodig heeft voor het solliciteren naar een openbare betrekking, en hoe het college van burgemeester en schepenen eventueel kan oordelen of iemand nog recht heeft op de terugbetaling van eventueel ten oprechte betaalde taks op zijn tweede verblijf, daar de bezwaartermijn hiervoor slechts drie maanden bedraagt, en in deze reglementering niet voorzien is, dat als later nieuwe elementen optreden ­ bijvoorbeeld een dergelijke ministeriėle beslissing ­ nog een geldig bezwaar kan ingediend worden ­ cf. artikel 376 WIB 1992) ?