2-1080/2 | 2-1080/2 |
7 MEI 2002
Evocatieprocedure
Art. 2
Het ontworpen artikel 21bis van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement, ingevoegd door de wet van 24 mei 1994 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, vervangen als volgt :
« Art. 21bis. Op een lijst moeten de kandidaten afwisselend van een verschillend geslacht zijn. »
Verantwoording
Het voorliggend ontwerp is ongetwijfeld een stap in de goede richting.
Het stelt voor om de eerste twee plaatsen op de lijsten evenwichtig aan kandidaten van beide geslachten toe te kennen.
Maar dit ontwerp garandeert geen evenwichtige spreiding van mannen en vrouwen op de lijst en ook geen vrouwelijke vertegenwoordiging op de verkiesbare plaatsen.
Kortom, noch de vaststelling dat op de verschillende kandidatenlijsten de norm voor de lijstsamenstelling is bereikt, noch de toekenning van de twee eerste plaatsen aan kandidaten van verschillend geslacht, betekenen automatisch dat ook meer dan één op drie van de verkozenen een vrouw zal zijn.
Vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid, Laurette Onkelinx, heeft tijdens de hoorzitting van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat op 10 november 1999 toegezegd om een wetenschappelijke studie te laten uitvoeren naar de invloed van verschillende lijstsamenstellingen op de aanwezigheid van vrouwen in de verkozen organen.
Wij stellen dus vast dat wat betreft de vervrouwelijking van de politiek de lijstsamenstelling cruciaal blijft. Enkel door meer vrouwen op verkiesbare plaatsen te positioneren, kunnen de verschillende parlementen en raden echt vervrouwelijken.
Dit hangt nauw samen met het Belgische kiessysteem voor de parlementen waar de volgorde op de lijst in grote mate bepalend blijft voor het al dan niet verkozen zijn en de invloed van het aantal voorkeursstemmen minder relevant is. Het is immers zeer moeilijk om de lijstvolgorde te doorbreken.
De afzwakking van de lijststem en de afschaffing van de opvolgerslijsten zal gevolgen hebben op het evenwicht man/vrouw op de lijsten. Het risico van een sterke mediatisering van de kandidaatstelling en interne concurrentiestrijd is niet denkbeeldig. Het ritssysteem biedt hierop een interessant antwoord. Plaatsen bovenaan de lijsten zijn immers in alle bestaande kiesstelsels belangrijke plaatsen wat betreft de verkiesbaarheid.
Het feit dat meer dan de helft van de Belgen vrouwen zijn, wordt allerminst weerspiegeld in de samenstelling van de diverse parlementen. Vrouwen nemen dus niet in gelijke mate deel aan de politieke besluitvorming en bijgevolg wordt het politiek systeem gekenmerkt door een structureel democratisch tekort.
Deze problematiek is niet nieuw. In het kader van 50 jaar vrouwenstemrecht (1998) heeft in het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Senaat een debat plaatsgevonden rond vrouwen en politieke besluitvorming, voorafgegaan door een hoorzitting met deskundigen.
Zo stelt Dr. Ann Carton voor om de wet op de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen op kandidatenlijsten te amenderen zonder de verhouding van een derde-twee derde te wijzigen :
« Mannelijke en vrouwelijke kandidaten zouden alternerend op de verkiesbare plaatsen moeten terechtkomen en bovendien zou het ritssluitingsprincipe aan de kop van de lijsten consequent moeten worden toegepast. Enkel op deze manier wordt effectief op een « worst case » scenario geanticipeerd. Bij het innemen van posities op kandidatenlijsten moet immers niet alleen rekening worden gehouden met de verkiesbare en de strijdplaatsen maar evenzeer met een mogelijk zetelverlies. »
Vroeger heeft ook de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen zich in het advies nr. 4 van 26 juni 1995 betreffende de deelname van de vrouwen aan het politiek leven in die zin uitgesproken : « De Raad vroeg aan de regering om de wet Smet-Tobback van 24 mei 1994 aan te passen door er een verplichting aan toe te voegen dat de politieke partijen een quotum zouden opstellen voor personen van hetzelfde geslacht op verkiesbare plaatsen op de kieslijsten. »
Tevens is dit ook al jarenlang een eis van de politieke vrouwenbewegingen, en in het bijzonder van de CD&V-werkgroep Vrouw & Maatschappij. In de meest recente CD&V-richtlijnen voor de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen van 2000 wordt het ritsysteem aangereikt als een belangrijk instrument voor het bereiken van de paritaire democratie en voor een betere zichtbaarheid van vrouwen op de lijsten.
Erika THIJS. Mia DE SCHAMPHELAERE. |