2-75/3

2-75/3

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

6 FEBRUARI 2001


Wetsvoorstel tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER BODSON


De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 12 januari en 25 oktober 2000 en 6 februari 2001.

1. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE INDIENER VAN HET WETSVOORSTEL

Het Wetboek der successierechten (artikelen 83 en volgende) biedt iedere erfgenaam, legataris of begiftigde de mogelijkheid om te verzoeken de uit hoofde van een nalatenschap verschuldigde rechten geheel of ten dele te voldoen door de afgifte van kunstwerken. Dankzij dit systeem kan de overheid een aantal kunstwerken in haar musea bewaren.

Deze regeling die met de fiscus getroffen kan worden, wordt echter voor erg weinig nalatenschappen toegepast. De indiener haalt het voorbeeld aan van de erfgenamen van Magritte, die deze procedure hadden kunnen gebruiken om de successierechten te betalen, maar die er de voorkeur aan gaven de schilderijen bij Sotheby's in Londen te verkopen. Hierdoor was de Franse Gemeenschap verplicht aan de openbare verkoop deel te nemen om de belangrijkste werken terug naar België te brengen.

Aan de procedure van afgifte van kunstwerken zijn volgens de indiener meerdere nadelen verbonden.

Om te beginnen is de procedure te lang omdat het advies van twee verschillende commissies vereist is. Dit is een tijdrovende en ondoorzichtige procedure.

Ook de beoordeling van de kunstwerken in de nalatenschap is problematisch. Momenteel wordt het werk beoordeeld op het ogenblik dat de « aanvaardingscommissie » haar beslissing neemt. Soms is dit een onaangename verrassing voor de erfgenamen die in de aangifte van nalatenschap een andere waarde hadden vermeld.

De definitie van de kunstwerken en de vereiste van internationale faam vormt een derde probleem. Moet de inbetalinggeving beperkt worden tot een Breughel, een Van Gogh of een van de Vlaamse Primitieven, of komen ook andere werken in aanmerking ? De indiener stelt voor dit criterium te vervangen door de vraag of het werk tot het nationaal cultureel erfgoed behoort en waardevol genoeg is om in België bewaard te worden. Dit criterium is niet alleen ruimer, maar ook beter geschikt : het is de minister van Financiën die beslist of hij het werk aanvaardt of niet.

Ten slotte staat het voorstel de afgifte van kunstwerken toe ter betaling van de rechten van overgang bij overlijden van een persoon die geen inwoner van het Koninkrijk is. Momenteel kunnen erfgenamen van een burger met de Belgische nationaliteit die niet in België gedomicilieerd was, in geen geval overgaan tot inbetalinggeving van kunstwerken, ook niet als de goederen wel in België gebleven zijn.

Dit voorstel wil de inbetalinggeving praktischer en bruikbaarder maken. Zonder de Staat zijn voordelen te ontnemen, biedt dit voorstel de minister van Financiën de mogelijkheid om na te gaan of het om belangrijke kunstwerken gaat, om tot een akkoord te komen met de erfgenamen die dankzij een duidelijke regeling makkelijk contact kunnen hebben met de fiscus en om de collecties aan te vullen van onze musea, die uiteraard niet de middelen hebben om deze werken aan te kopen.

II. ALGEMENE BESPREKING

Meerdere leden wijzen op een mogelijk bevoegdheidsprobleem. Is het akkoord van de gewesten nodig als de federale overheid wijzigingen aanbrengt in dit aspect van de successierechten of moet er eventueel overleg met de gewesten georganiseerd worden ?

Krachtens artikel 3, eerste lid, 4º, van de Financieringswet van 16 januari 1989 zijn het successierecht en het recht van overgang bij overlijden gewestelijke belastingen.

Krachtens artikel 4, § 2, van diezelfde wet zijn de gewesten bevoegd om de aanslagvoet en de vrijstellingen van het successierecht te wijzigen.

Krachtens artikel 4, § 4, van diezelfde wet blijft de federale wetgever bevoegd voor het vaststellen van de heffingsgrondslag van het registratierecht. Een wijziging kan evenwel slechts doorgevoerd worden met instemming van de gewestregeringen.

De regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten (1) heeft betrekking op de wijze van betalen van belastingen en ressorteert derhalve niet onder één van de door de Financieringswet gehanteerde bijzondere categorieën, te weten die van de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de vrijstellingen. Derhalve behoort het voorliggende wetsvoorstel tot de bevoegdheid van de federale wetgever.

Vervolgens wenst een commissielid het standpunt van de minister van Financiën te kennen over de inhoud en de doelstellingen van dit wetsvoorstel.

Een vertegenwoordiger van de minister van Financiën verklaart dat de bestaande procedure voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten op het eerste gezicht niet veel gebruikt wordt, doch het is niet duidelijk of dit te wijten is aan het tekort aan mogelijkheden of aan iets anders. Zeker is dat er een zekere schroom bestaat tegenover deze veeleer uitzonderlijke wijze van betaling van successierechten.

Eén van de verlammende factoren is het optreden van twee verschillende commissies. Een meer werkzame oplossing is hier absoluut nodig, maar het is net zo zeer noodzakelijk dat de ambtenaren van de administratie in de commissie worden bijgestaan door deskundigen die onmiddellijk een onderscheid tussen waardevolle en andere kunstwerken kunnen maken.

De vertegenwoordiger van de minister ziet ook een probleem wat betreft het ogenblik waarop de waarde van het kunstwerk wordt bepaald. Dit kan zijn de datum van het overlijden van de erflater of de datum waarop de beslissing tot afgifte van het kunstwerk ter betaling van de successierechten wordt genomen.

De auteur onderstreept dat het voorliggende wetsvoorstel precies de bestaande procedure wil versoepelen.

Wat betreft de samenstelling van de nieuwe commissie, verwijst spreker naar artikel 3 van het wetsvoorstel : er worden vijftien leden aangewezen, onder wie vier deskundigen. Hij heeft geopteerd om de meerderheid van de leden uit ambtenaren van het ministerie van Financiën aan te wijzen, aangezien het toch om een uitzonderlijke wijze van betaling van de successierechten gaat en de auteur enige voorzichtigheid wenste in te bouwen zodat niet om het even wie met om het even welk « kunstwerk » in aanmerking zou komen. Indien de minister echter oordeelt dat er meer deskundigen moeten worden aangewezen, dan heeft spreker hiertegen geen bezwaar.

Wat betreft het tijdstip waarop de waarde van het kunstwerk wordt bepaald, wijst de auteur op de huidige toestand. Nadat de twee bestaande commissies ­ soms erg lang ­ gedebatteerd hebben om uiteindelijk een waarde te bepalen, zien de erfgenamen zich dikwijls voor een vervelende situatie geplaatst want zij hebben hun berekeningen gemaakt op de waarde die werd aangegeven in de aangifte van nalatenschap, die dan niet meer wordt gevolgd. Stel dat in deze aangifte een kunstwerk op 300 miljoen frank werd geschat en de commissie dit kunstwerk nadien slechts 150 miljoen frank waard acht ? De cijfers moeten minstens overeenstemmen.

De vertegenwoordiger van de minister meent dat indien de ambtenaren van de administratie bijgestaan worden door deskundigen, de waarde van een kunstwerk vlug kan gegeven worden, hetgeen een noodzakelijke voorwaarde is voor het dynamiseren van de procedure.

3. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN

Artikel 1

Dit artikel geeft geen aanleiding tot opmerkingen en wordt aangenomen met 8 stemmen bij één onthouding.

Artikel 2

Gelet op de opmerkingen die werden geuit tijdens de algemene bespreking, dient de heer Monfils het amendement nr. 1 in dat tot doel heeft het artikel 2 in zijn geheel te vervangen.

De auteur stipt aan dat het amendement tot doel heeft de mechanismen met betrekking tot de afgifte van kunstwerken ter betaling van de successierechten beter te definiëren en te preciseren. Spreker verwijst uitdrukkelijk naar de verantwoording van het amendement (zie : Stuk Senaat, nr. 2-75/2).

Volgens de vertegenwoordiger van de minister van Financiën bouwt dit amendement, alsmede de amendementen ingediend op de artikelen 3 en 4, zeker enige soepelheid in in de bestaande procedure. Belangrijk is de samenstelling van de commissie zo te wijzigen dat gezorgd wordt voor een betere vertegenwoordiging van de technische leden die toch geacht worden over de nodige kennis te beschikken om de artistieke en financiële waarde van een kunstwerk juist in te schatten.

Er blijft echter één probleem, namelijk de schorsing van de termijn voor het inleveren van de aangifte van nalatenschap op de datum waarop de schattingsaanvraag wordt ingediend, want deze schorsing heeft ook tot gevolg dat de termijn van betaling van de successierechten wordt opgeschoven alsmede de aanrekening van intresten.

Gelet op de problemen die kunnen rijzen bij de schatting van een kunstwerk, is een mogelijke oplossing voor dit probleem niet evident. Een mogelijke oplossing ligt in het aannemen van een amendement dat in dergelijke gevallen de erfgenamen de mogelijkheid biedt rechtstreeks aan de bevoegde regionale directeur kwijtschelding van intresten te vragen.

Volgens een senator is het aan de minister van Financiën om het nodige te doen opdat de commissie zo vlug mogelijk haar advies geeft. Daarnaast vreest spreker dat de suggestie van de vertegenwoordiger van de minister veeleer een rem voor de erfgenamen zou kunnen zijn om de procedure van afgifte van kunstwerken aan te vatten, terwijl het toch de bedoeling is om het cultureel erfgoed van de Staat en van elke burger te verrijken.

Het amendement nr. 1 dat het artikel 2 vervangt, wordt aangenomen met 8 stemmen bij één onthouding.

Artikel 3

De heer Monfils dient het amendement nr. 2 in dat ertoe strekt de rol van de commissie in overeenstemming te brengen met de preciseringen die in het geamendeerde artikel 2 zijn aangebracht.

Het amendement nr. 2 dat het artikel 3 vervangt, wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 4

De heer Monfils dient het amendement nr. 3 in.

Het amendement nr. 3 en het artikel 4, aldus geamendeerd, worden aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

Artikelen 5, 6, 7 en 8

Deze artikelen geven geen aanleiding tot verdere vragen en worden aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

Het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur,
Philippe BODSON.
De voorzitter,
Paul DE GRAUWE.

TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN


Zie Stuk nr. 2-75/4


(1) Het actueel vigerende stelsel van afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten werd ingevoerd door artikel 14 van de wet van 1 augustus 1985 (Belgisch Staatsblad, 6 augustus 1985).