2-564/1 | 2-564/1 |
16 JANUARI 2001
In het regeerakkoord van 7 juni 1999 werd onder het hoofdstuk « Een doeltreffende en zorgzame overheid », een reeks doelstellingen geponeerd die de overheid in staat moet stellen om opnieuw het vertrouwen van de bevolking te winnen :
een externe audit van de openbare besturen;
een pact voor de depolitisering;
een nieuwe verhouding tussen de administratie en de ministeriële kabinetten;
een administratieve vereenvoudiging en een wetsevaluatie;
een overheid die echt communiceert.
Het regeringswerk terzake leidde onder meer tot de Copernicusnota, die tot doel had de aanzet te geven tot de modernisering van de openbare besturen.
De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden bekommerde zich reeds eerder deze zitting over dit plan en zijn consequenties, en ging over tot het horen van de eerste minister en de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, alsmede van diverse afgevaardigden van de representatieve overheidsvakbonden.
Al deze gedachtewisselingen, en de besluiten die de commissie daaruit trok zijn weergegeven in een verslag over « De modernisering van de federale openbare besturen » (Stuk Senaat, nr. 2-436/1)
Daar waar het accent toen vooral lag op de interne effecten van de hervorming op de ambtenarij, heeft de commissie het nu nodig geacht haar aandacht meer te richten op de communicatie met de burger via de nieuwe technologieën, het zogenaamde e-government.
Het e-government of de « elektronische administratie » omvat het uitbouwen van een informatica-infrastructuur en het nemen van initiatieven om administraties en burgers in staat te stellen de informatie- en communicatietechnologie te gebruiken voor bestuursdaden.
De installatie van het e-government is op federaal vlak de verantwoordelijkheid van drie ministers, namelijk de heer Luc Van den Bossche, die de back-office verzorgt, de heer Rik Daems, die de PPP (Public/private partnership) uitwerkt en bevoegd is voor de ICT in het algemeen (Informatie- en Communicatie Technologie), en de heer Charles Picqué, die binnen de wet op de elektronische handtekening verantwoordelijk is voor de vrijwillige certificatie van dienstverleners van elektronische handtekeningen.
De commissie heeft ervoor geopteerd om deze drie verantwoordelijke ministers op federaal niveau te horen.
Het ligt mede in de bedoeling van de commissie om, buiten de loutere kennismaking met de initiatieven die in deze strategische materie reeds werden genomen, ook perspectieven te openen, vooral dan naar de lokale besturen toe (provincies en gemeenten) omdat zonder hun intensieve medewerking het e-government onmogelijk van de grond kan komen.
De ervaringen van de besturen die voor de commissie kwamen getuigen bewijzen dat, mits een goede dosis voluntarisme, de nieuwe technologieën hun intrede kunnen doen in de overheid, het zij op het federale niveau, dat van de gefedereerde entiteiten, of nog het plaatselijke niveau, waarin de provincies en de gemeenten de belangrijkste actoren zijn.
Het ogenblik waarop dit verslag wordt uitgebracht is niet toevallig, vermits het samenvalt met de vernieuwing van de provincie- en gemeenteraden, die aldus in dialoog met het federaal niveau inspiratie kunnen opdoen voor hun beleid tijdens de pas gestarte legislatuur.
1.1. Uiteenzetting van de minister
1.1.1. Principes van het e-government
De realisatie van e-government moet steunen op zes fundamenten, namelijk :
1. samenwerking tussen alle overheden;
2. « intentiegerichte dienstverlening » (opgebouwd vanuit de intenties van de klant);
3. publiek private samenwerking;
4. samen uitbouwen van de noodzakelijke architectuur;
5. vermijden van een « digitale kloof »;
6. garanderen van veiligheid.
Het veralgemeend gebruik van de nieuwe technologieën biedt de mogelijkheid om de zoektocht van de burger, noem het misschien beter de dwaaltocht, door de overheden en administraties heen, overbodig te maken. De inhoudelijke vraag stellen volstaat voortaan. De antwoorden bereiken de burger vanuit de bevoegde overheden. Een drieledige operatie : de bevoegdheden blijven bij wie ze toebedeeld kreeg, de bevoegde overheid maakt zich bekend bij het antwoord, en de vraagstelling kan zich resumeren tot de inhoud, bevrijd van elke zorg om wie over wat bevoegd is. Vereenvoudiging tot de n-de macht. Maar een essentiële voorwaarde voor deze aanpak is dat alle overheden hun klanten bedienen via samenwerkingsverbanden en aldus één virtuele overheid aanbieden.
Thans wordt met gemeenschappen en gewesten onderhandeld met het oog op :
het neerschrijven van een samenwerkingsakkoord in verband met het e-Gov-platform;
de oprichting van een intergouvernementele rechtspersoon.
De klanten verwachten én eisen een vlotte, effectieve, klantvriendelijke en betaalbare dienstverlening. Zij verwachten bovendien dat een informatie die aan een overheid werd overgemaakt door alle overheden gebruikt wordt, en dus niet telkens opnieuw moet worden overgemaakt. Bovendien verwachten ze een 24 uur per dag bereikbaarheid.
Het beter toegankelijk maken van de huidige diensten door ICT, of het elektronisch kopiëren van de huidige procedures is hierbij volstrekt onvoldoende.
E-government wordt slechts een feit wanneer de volledige dienstverlening wordt hertekend vanuit de denkpatronen (de intenties) van burgers en bedrijven. Voor de individuele burger zijn deze bijvoorbeeld : geboorte, studeren, trouwen, wonen, ..., voor de bedrijven : oprichting, werving, investering, financiering, fiscaliteit, ...
Een intentiegerichte aanpak realiseert een dergelijke « intentie » via « één virtueel loket », los van de verschillende overheden en diensten die, achter de schermen, het dossier behandelen. Een dergelijk virtueel loket voor de burger werd bijvoorbeeld reeds gerealiseerd in Singapore. « Ondernemen-Vlaanderen » is een ander voorbeeld van aanzet tot een dergelijk intentiegedreven « bedrijvenloket ».
Publiek private samenwerking, in alle mogelijke vormen wordt dus nodig en mogelijk. Samenwerking met private partners kan per « intentie » worden uitgebouwd.
Hiervoor heb ik vorig jaar de « nationale gemengde adviescommissie met betrekking tot de hinderpalen voor de informatiemaatschappij » opgericht. Ze moet fungeren als het forum waarin de verschillende niveaus van de overheid, zowel onderling, als samen met het bedrijfsleven overleggen en gemeenschappelijke oplossingen uitwerken.
Een voorbeeld van PPP is de samenwerking met het bedrijfsleven in het geval van de « mobiele werfmeldingen ». Ook voor de uitwerking van een e-government-platform wordt gestreefd naar een PPP.
Een gebruiksvriendelijke toegangspoort (portal), opgesteld volgens de denkpatronen van de gebruikers, moet burgers, ondernemingen en organisaties de kans bieden om via betekenisvolle trefwoorden te worden doorverwezen naar de desbetreffende e-government-diensten. Dit omvat uiteraard veel meer dan het louter doorverwijzen naar andere loketten en organisaties. Dit portaal richt zich zowel naar de generieke gebruiker als naar de specialist die direct zijn service dient te kunnen vinden.
Deze informatietoegang moet technologieneutraal zijn zodat verschillende communicatiekanalen zoals pc, vaste en mobiele telefoon, tv, kiosk ..., hiervoor gebruikt kunnen worden.
Deze diensten zullen worden aangeboden door de onderscheiden overheidsdiensten in interactie met hun interne informatiesystemen. De backoffices van de verschillende overheden zullen uiteraard hiervoor moeten worden aangepast.
Dé sleutel in dit ganse gebeuren is niet zozeer de toegangspoort, als wel wat er zich juist achter bevindt, namelijk de « Universal Messaging Engine » of « middleware », dat wil zeggen datgene wat het mogelijk maakt dat de verschillende backoffices, op een transparante wijze voor de gebruiker, worden ingeschakeld voor de verwerking van een « intentie ».
Een dergelijk digitaal overheidsplatform moet België in staat stellen een voorsprong te nemen op de buurlanden door de integratie van de verschillende bestuursniveaus en door de modulariteit van het systeem. Het project zal op basis van een publiek private samenwerking (pps) worden uitgewerkt.
De keerzijde van een geïntegreerde dienstverlening met meer toegevoegde waarde, is de dreiging van het ontstaan van een nieuwe maatschappelijke kloof tussen de klanten, die gebruik kunnen maken van het nieuwe model enerzijds en de « achterblijvers » anderzijds.
Het onderwijs, maar vooral de notie levenslang leren zullen via diverse kanalen het antwoord moeten formuleren op deze uitdaging. Iedereen heeft immers recht op toegang tot de informatiesnelweg.
Ondertussen moet onze aandacht ook uitgaan naar alle andere communicatiekanalen, zoals publieke kiosken, gebruiksvriendelijke terminals enz. (bijvoorbeeld in de gemeentehuizen en in de postgebouwen, of waarom niet in grootwarenhuizen) zodat een zo groot mogelijk publiek kan worden bereikt. Alle overheden kondigen acties aan om de deelname aan het nieuwe dienstenmodel te verhogen.
Om het risico van « ongelijke » behandeling te vermijden zolang niet iedereen toegang heeft wordt, voorlopig, geopteerd om de elektronische overheid te zien als een bijkomende toegang tot de overheid. Aldus blijft een gelijkwaardige behandeling van alle burgers gegarandeerd.
6. Garanderen van veiligheid
De risico's naar betrouwbaarheid en veiligheid in een elektronische omgeving zijn algemeen bekend : privacy en confidentialiteit; integriteit van de doorgestuurde data (onmogelijkheid (ongewenst) te wijzigen); bewijzen van de identiteit; bewijs dat een transactie plaatshad; binnendringen in backofficesystemen, eens ze zijn aangesloten op internet (autorisatie); en blootstelling aan virussen. Naast het facet veiligheid dient tevens de nodige aandacht besteed aan het element beschikbaarheid.
De gegevensuitwisseling tussen de verschillende overheden onderling en tussen de overheden en hun klanten moet op een beveiligde manier kunnen gebeuren. Hiervoor wil de overheid zo snel mogelijk een concrete invulling geven aan een certificatiedienstenregeling (public key infrastructure). De uitbouw hiervan betreft immers een basisvoorwaarde voor de realisatie van e-government. Dit zal worden uitgewerkt op basis van de volgende principes :
de gemeenten treden gratis op als registratieautoriteit voor identiteitscertificaten voor natuurlijke personen. Deze identiteitscertificaten kunnen worden afgeleverd door alle certificatieautoriteiten die een overeenkomst afsluiten met de overheid;
deze identiteitscertificaten, en alleen deze, kunnen worden gebruikt voor het plaatsen van een juridisch geldige handtekening ten overstaan van de overheid;
elke persoon kiest vrij zijn certificatieautoriteit;
de overheid richt zelf geen certificatieautoriteit op;
het Rijksregister staat in voor een efficiënte en veilige elektronische communicatie tussen de gemeenten als registratieautoriteit en de certificatieautoriteiten die een overeenkomst hebben gesloten met de overheid;
in elke relatie met de overheid is het gebruik van identiteitscertificaten en de validatie van de geldigheid ervan gratis;
om een juridisch geldige elektronische handtekening te plaatsen ten aanzien van de overheid hoeft de titularis enkel zijn identiteitscertificaat te gebruiken, en geen andere certificaten;
de private key verbonden aan deze wordt bij voorkeur bewaard op een beveiligde processorchipkaart met minstens pincodebeveiling.
Het spreekt voor zich dat hiervoor onder meer maatregelen nodig zijn die moeten toelaten dat het Rijksregister en de gemeenten de hun toebedeelde rol op een dynamische wijze zullen kunnen spelen en dat een aangepast bedrijvenregister zal moet worden uitgebouwd.
Bovendien zullen volgende punten worden uitgewerkt :
een ontwerp van koninklijk besluit in uitvoering van de wet betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen ter vaststelling van de aanvullende eisen voor het gebruik van elektronische handtekeningen in de openbare sector;
een modelovereenkomst tussen de overheid en de certificatiedienstverleners;
een lastenboek voor een marktraadpleging van certificatiedienstverleners met het oog op het afleveren van identiteitscertificaten aan federale overheidsdiensten en kenmerkcertificaten aan het federale overheidspersoneel;
een conceptstudie met betrekking tot de invoering van een elektronische identiteitskaart die, idealiter, gratis zal worden ter beschikking gesteld aan elke burger.
Op basis van bovenvermelde principes zal dan een gedetailleerd voorstel van implementatieplan met budgettaire raming en timing worden opgemaakt. Hierin zullen tevens maatregelen moeten worden voorzien om aan het Rijksregister toe te laten een meer performante service af te leveren. Op dit ogenblik is het nog niet mogelijk hieraan een timing te koppelen.
1.1.2. Opgestarte initiatieven
1. Uitwerking van het veralgemeend gebruik van unieke identificatiesleutels die moeten toelaten om een eenduidige identificatie van de entiteiten te waarborgen
Principes :
Het voorstel werd uitvoerig besproken in de schoot van de nationale gemengde commissie met betrekking tot de hinderpalen voor de informatiemaatschappij en het wordt aanvaard door alle betrokkenen (verschillende overheden én het bedrijfsleven).
Voorgesteld wordt om voortaan voor ondernemingen en organisaties algemeen een enkel identificatienummer te gebruiken, dat verder bouwt op het bestaande BTW-nummer. Dit geldt ook voor ondernemingen en organisaties gevormd door een natuurlijk persoon. Er is even overwogen om voor deze ondernemingen of organisaties het rijksregisternummer van de natuurlijke personen als uniek nummer te gebruiken, maar dit blijkt niet wenselijk en moeilijk aanvaardbaar voor de betrokkenen. Wel zal in een gegevensbank een dynamische link worden beheerd tussen het ondernemingsnummer van deze ondernemingen en organisaties enerzijds en het rijksregisternummer van de achterliggende natuurlijke persoon anderzijds.
Voor ondernemingen en organisaties die reeds over een BTW-nummer beschikken, zal dit nummer voortaan het unieke identificatienummer uitmaken. Andere nummers, zoals het handelsregisternummer en het RSZ-nummer, zullen dus geleidelijk aan niet meer worden gebruikt. Aan de ondernemingen en organisaties die nog niet over een BTW-nummer beschikken, zal een uniek identificatienummer worden toegekend. Ondernemingen en organisaties die in de toekomst worden opgericht, zullen van bij de oprichting een uniek identificatienummer krijgen. Omwille van het veralgemeend gebruik, zal dit nummer in de toekomst niet meer BTW-nummer, maar « ondernemings- en organisatienummer » worden genoemd.
Om de stabiliteit van het nummer doorheen de tijd te waarborgen, zullen de nieuw toegekende ondernemings- en organisatienummers, in tegenstelling tot het huidige BTW-nummer, geen inhoudelijke informatie meer bevatten met betrekking tot de juridische aard van de onderneming of organisatie of met betrekking tot de instantie die het nummer heeft toegekend.
Ook voor exploitatiezetels en technische bedrijfseenheden zal algemeen een uniek identificatienummer worden gebruikt. Dit nummer zal dezelfde lengte hebben als het ondernemings- en organisatienummer, maar er duidelijk van kunnen worden onderscheiden.
Naast de invoering van het unieke ondernemings- en organisatienummer, wordt ook de invoering van een uniek ondernemings- en organisatieregister voorbereid. Dit register zal worden beheerd binnen de FOD Economie, KMO-beleid, Middenstand en Energie, en onder andere het Rijksregister van de rechtspersonen in zich opnemen. Een werkgroep opgericht binnen de stuurgroep van de dienst voor Administratieve Vereenvoudiging bespreekt de komende weken een voorstel van gegevensmodel van dit register en van de ermee verband houdende beheersprocessen.
Stand van zaken :
het gegevensmodel is klaar;
de analyse van de informatiestromen wordt opgestart (door DAV, Financiën, Middenstand en RSZ) kan klaar zijn eind januari;
behoefteanalyse klaar tegen eind januari indien geen bijkomende problemen;
implementatie : hangt af van beslissingen;
of : agentschap bij Economische Zaken ? Opvulling ?
of : lastenboek en uitbesteding ?
De overgang naar het nieuwe systeem zal geleidelijk aan gebeuren.
2. Burgers en ondernemingen moeten de waarborg krijgen dat overheidsdiensten hen geen informatie meer opvragen waarover een andere overheidsdienst reeds beschikt
Binnen de sociale zekerheid is deze situatie al voor een groot deel bereikt via het netwerk beheerd door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Het netwerk tussen de overheidsdiensten zal worden opgebouwd overeenkomstig de concepten uitgewerkt en geïmplementeerd door de Kruispuntbank. Fundamenteel hierbij is dat duidelijk wordt afgesproken :
welke overheidsdienst verantwoordelijk is voor de authentieke bron;
dat alle andere diensten verplicht zijn tot raadpleging van deze authentieke bron.
Prioriteit wordt thans gegeven aan de uitwisseling van volgende aangemaakte berichten ten behoeve van alle overheidsdiensten die eraan behoefte hebben, en die zich aangesloten hebben op het netwerk :
het bewijs dat een onderneming is ingeschreven in het handelsregister;
het bewijs dat een onderneming in orde is met haar verplichtingen ten aanzien van de RSZ;
het bewijs dat een onderneming in orde is met haar verplichtingen ten aanzien van de BTW;
het bewijs dat een zelfstandige aangesloten is bij een sociaal verzekeringsfonds;
het bewijs dat een onderneming erkend is als aannemer van werken;
het bewijs dat een onderneming geen voorwerp uitmaakt van een (aanvraag tot) faillissement of gerechtelijk akkoord;
het bewijs dat een persoon recht heeft op tegemoetkoming aan gehandicapten;
het getuigschrift van goed zedelijk gedrag van een persoon.
Vanaf juli 2001 zal dit gerealiseerd zijn en zal deze informatie niet meer moeten worden opgevraagd aan de klanten.
3. De backoffice van de federale overheden moet op een industrieel peil gebracht worden
Voor de federale overheid betekent dit dat een grondige inspanning noodzakelijk is om verder te informatiseren en om bestaande informatiseringen op elkaar af te stemmen.
1.2. Bespreking
Een lid stelt vast dat de evolutie naar e-government toe vooral in de steden vaste voet krijgt.
Velen blijven er echter van verstoken en dat is vooral het geval in de plattelandsgemeenten.
Veel van die mensen willen wel bijbenen, maar kunnen niet.
Een andere kloof dreigt te ontstaan tussen ondernemingen, waar alles in orde is, en de verenigingen zoals VZW's, die niet de middelen daartoe hebben. Bij de ondernemingen is er een e-loket; bij de VZW's niet. De planning voor de e-loketten voor ondernemingen is perfect : reeds in juli 2001 zou dit systeem beginnen functioneren. Maar kunnen buitenstaanders ook deze informatie bekomen ?
Een lid heeft begrepen dat er in juni 2001 een soort rijksregister van bedrijven zou komen. Een deel daarvan behoort tot het federale niveau, te weten het rijksregister van de natuurlijke personen en een ander deel hangt van de gewesten af omdat het aspecten van het bedrijfsleven vertoont.
De minister antwoordt dat het alleen van het federaal niveau deel uitmaakt.
Hetzelfde lid vraagt wat er staat te gebeuren wanneer één bedrijf verschillende inschrijvingen heeft genomen in verschillende gerechtelijke arrondissementen en bijgevolg meer dan één BTW-nummer voert.
De minister antwoordt dat er voortaan niet meer dan één BTW-nummer gevoerd wordt.
Hetzelfde lid stelt een vraag over de naamsverandering van een natuurlijk persoon. Wordt zijn verleden dan gewist in alle databanken door bijvoorbeeld een nieuw rijksregisternummer toe te kennen en door alle aangesloten databanken « schoon te maken ? »
Een lid stelt dat er een principe moet zijn dat de overheid niet de speelbal mag worden van private bedrijven, ook niet financieel. Daarom is het nodig om slechts één loket te hebben, om misbruiken te vermijden.
Ze vraagt ook of de overheid voldoende gewapend is om experten aan te werven. In Vlaanderen zijn er wel voldoende.
Een ander lid stelt net als de eerste spreekster vast dat er een grote sprong voorwaarts is geweest in het e-government, die vooral op de bedrijfswereld gericht was, bijvoorbeeld door de oprichting van een virtueel loket voor het opstarten van een onderneming. De werkelijke vraag is wanneer de kloof overheid/burgers zal worden gedicht.
De regering heeft de administratieve vereenvoudiging in haar regeerakkoord geschreven en daarbij het objectief ingelast van 25 % minder regels. In dat opzicht is het virtueel loket geen oplossing an sich. Het veronderstelt dat voorafgaandelijk de papierwinkel vermindert.
In dat opzicht is het ook nodig om van nu af aan, terwijl de operatie nog bezig is, één enkel aanspreekpunt te hebben in de federale administratie, en dit om overlappingen te vermijden of de versnippering van materies over allerlei departementen tegen te gaan.
In een ander opzicht stelt zich de vraag naar de legaliteit van de hele operatie. De hele operatie wordt doorgevoerd via een plan waarvan geen letter in de wet staat, al was het maar betreffende de archivering of de bescherming van de privacy.
Uiteraard is het wegwerken van barrières een doelstelling van het economische leven.
Bij de raadpleging van de gelinkte bestanden moet het recht op privacy worden gevrijwaard. De specialisten van de sociale secretariaten zouden hierin moeten worden betrokken.
Een senator heeft net zoals vorige spreekster ook de indruk dat men door de invoering van het e-government de klip wil omzeilen van de administratieve vereenvoudiging.
Verder zou hij graag vernemen hoe het gesteld is met de regeringscommissaris voor de administratieve vereenvoudiging. Is er nog een commissaris voor deze materie bevoegd en zoniet, wie is dan bevoegd ?
Graag had hij de taak van de overheidsbedrijven in de operatie e-government onder de loep genomen.
Wat is de rol van De Post daarin ? Deze wil uitbesteden naar de privé. Doch is daarvoor geen aanbesteding nodig ? Hij vraag zich ook af of het niet nodig is de VRT in te schakelen in het ontwikkelen van het e-government. Kan dat en hoe ziet de minister dat ?
De financiering van het e-government hangt niet af van de veiling van de UMTS-lijnen. Toch gaat een deel van het geld naar de e-democracy van minister Daems. Hoe is dat te verantwoorden ?
Hij wijst ook op het belang van de lage kostprijs. Nu is de prijs van een uur op internet nog 80 frank. Dit kan niet op tegen de kost van een brief naar de overheid.
Daarbij valt het op dat Belgacom voor de derde maal een alternatief plan heeft ontwikkeld maar ondanks dat blijft de verlaging van de kost uit.
Een ander lid is ietwat terughoudend. Hij vreest dat de administratieve moloch van de bureaucratie zich niet zo gemakkelijk zal gewonnen geven.
Hij stelt wel vast de minister al ver gevorderd is in de uitwerking van zijn plannen. In dat verband wou hij graag een paar vragen kwijt :
is er een verplichte antwoordtermijn voorzien voor de overheid ? Zoniet dient een snellere vraagstelling tot niets;
hoe kan men de e-aanvraag bewijskracht geven ? Hij geeft een voorbeeld : een winkel wordt gesloten bij gebrek aan beroepskaart. Maar de winkelier heeft ze al drie maanden aangevraagd en was het wachten beu;
hij vindt het installeren van kiosken een goed idee. Maar er zijn anderen die niet mee kunnen, en ook bij de jongeren zijn er analfabeten. Worden er voor dat soort publiek geen e-overheidswinkels voorzien met bediening ?;
er komt een certificatiekaart. Hij juicht de eenmaking toe. Maar er is al een SIS-kaart met een handig formaat. Waarom deze kaart dan niet gebruiken als smart card ?;
zijn er nog archiveringsmogelijkheden buiten de magnetische systemen ?;
registratie van bedrijven op een uniek BTW-nummer vindt hij goed. Maar quid met een VZW met handelsactiviteiten zonder BE-voorvoegsel ? Wat als die activiteit groeit en de VZW wordt omgevormd tot NV ? Is er een principe om het eerste nummer te behouden ?;
wat gaan de documenten kosten ? Is het geen tijd om de zegelrechten af te schaffen ? De burger betaalt immers al zijn telefoonlijn voor internet.
De minister antwoordt als volgt op de gestelde vragen.
De vraag over de digital-gap (digitale kloof) snijdt een vrij belangrijk probleem aan : er zijn mensen die een inspanning zullen moeten leveren om mee te zijn. Bovendien zal er altijd wel een fractie van de bevolking dit niet halen, bijvoorbeeld de analfabeten, waar vorming geen effect op heeft.
Het plaatsen van publieke kiosken bijvoorbeeld in grootwarenhuizen, postkantoren, enz. moet helpen om een zo ruim mogelijk publiek te bereiken. De overheid kan zelfs méér doen dan de privé : ze kan hulp voorzien in overheidskiosken. De investeringsmassa impliceert de tenlasteneming van degenen die het niet aankunnen.
Een VZW zal een uniek identificatienummer bezitten. Wordt ze een bedrijf met handelskarakter, dan kan ze haar nummer behouden.
Buitenstaanders kunnen de gegevens niet opvragen. Dat is niet de bedoeling van het systeem. Uiteraard kan wel toegang worden verleend tot gegevens die wettelijk vrijgegeven zijn.
Er zal maar één nationaal nummer bestaan voor bedrijven met of zonder dochtermaatschappijen. Dat nummer blijft ongewijzigd gelden ongeacht of er dochtermaatschappijen worden opgericht dan wel bestaande dochtermaatschappijen naar elders worden overgebracht.
Natuurlijke personen kunnen hun verleden niet wegmoffelen door van naam te veranderen.
Wat de samenwerking tussen de diverse overheden betreft, is een samenwerkingsverband voor het uitbaten van één « virtuele » overheid perfect mogelijk. Ieder moet zijn onafhankelijkheid kunnen bewaren. In geen geval mag deze samenwerking leiden tot een fusie van deze overheden of een de facto hernationalisatie.
Een probleem is dat de gemeenschappen verschillen in snelheid. De Vlaamse overheid is sneller dan de andere.
Wat de bemanning betreft van de nieuwe structuren, komt er een kleine groep gespecialiseerde topmensen, die een staffunctie hebben. Verder is er de horizontale uitbouw in de departementen, waar men werkt met de mensen die er al zijn.
De vakbonden zijn aan deze nieuwe omgeving niet aangepast. Zij wensen niet dat de overheid de prijs betaalt voor het aanwerven van specialisten. Zonder deze specialisten kan de hervorming evenwel niet werken. Sturing en controle zijn taken die een specifieke capaciteit vergen, en die moet verloond worden.
Outsourcing is geen oplossing voor de drie kerntaken, namelijk vraag, sturing en controle. Enkel de taken die daarbuiten vallen, kan de privé wél aan.
De Post moet voor haar management en een reeks processen ook naar de markt gaan. Ze moet daarbij de wet op de overheidsopdrachten respecteren.
Wat de sociale zekerheid betreft, is de informatisering van de aanvragen niet ver meer af. De Kruispuntbank is een model in haar genre. De minister schat dat de aangiften van sociale risico's elektronisch zullen kunnen worden ingediend vanaf januari 2003. Wat de fiscale materies betreft, hangt het opstarten van het proces af van het invoeren van de elektronische fiscale aangifte.
De minister geeft toe dat de kost voor het gebruik van e-mail duur is, en bijgevolg een remmende factor is. Het is absoluut nodig het internet ook wat dat betreft gebruiksvriendelijker te maken.
De toegankelijkheid mag niet verward worden met de afhankelijkheid van de realisering van de inkom.
De vereenvoudiging van enkele segmenten is niet relevant. De informatisering schept kansen. De overheid moet daarvan gebruikmaken om de processreengineering in te voeren.
Sommigen zijn daarmee al bezig : de invoering van de informatisering bij de Administratieve Gezondheidsdienst bracht een reflectie teweeg over de zin van de diverse taken. De arbeidsongevallensector kan bijvoorbeeld best afgestaan worden aan de privé-sector. Dan vervalt het gehele erkenningsonderzoek van deze ongevallen.
Het reengineeringsproces zal aldus eindigen in de hervorming van de diensten en de wetgeving.
Qua methodiek is er de ex-ante- en de ex-post-evaluatie. Dit is terzelfder tijd mogelijk.
De ex-post-evaluatie is eerder de quality control, en heeft minder invloed op de reengineering.
Op de vraag van een senator of ook de toepassing van wetten en koninklijke besluiten moet worden geïntegreerd in het proces, laat de minister er niet de minste twijfel over bestaan dat men buiten de wet moet denken voor procesreengineering, zoniet komt men nooit tot een hervorming. Alles in vraag stellen is een permanente bewegingsreflex.
Het PP-partnership kan ook bottom-up worden toegepast.
Aldus kan bijvoorbeeld het wettelijk systeem van de handgeschreven registers worden doorbroken bij de hypotheken.
De wet op de privacy zélf, die het gevolg is van angst voor de informatica, moet nu worden herbekeken.
De opdracht van regeringscommissaris Leonard is afgelopen en de minister heeft deze bevoegdheid volledig tot zich getrokken.
De commissaris Zenner is er enkel voor de vereenvoudiging van de fiscale procedure. Als zodanig kan hij slechts zijdelings in aanraking komen met de materie van het e-government.
Wel zou er een specifiek commissariaat kunnen komen voor de sociale sector, en dan nog slechts met een coördinerende bevoegdheid.
Wat De Post betreft, is deze onderneming voor verbetering vatbaar, mits een consequente investering.
Maar als overheidsonderneming moet ze wel respect hebben voor het geheel dat voor alle overheden wordt opgezet.
Elke overheid moet haar organisatie aanduiden voor de universele dienstverlening.
Alle organisaties worden uiteindelijk samengevoegd via PKI naar één groep.
Samenwerking met de privé-sector is daarbij mogelijk.
De federale overheid zal als haar organisatie De Post aanduiden, voorzover het de universele dienstverlening betreft. De Post kan wel hier en daar opdrachten vervullen voor de diverse gemeenschappen, maar ze mag daarbij geen preponderante rol spelen.
De VRT past niet als orgaan voor « build » en « operate ». Ze bereidt zich vooral voor op het nieuwe televisiegebeuren.
Wat de financiering van de buildfase betreft, zal er veel geld nodig zijn qua investering, dat vooral van de federale participatiemaatschappij zal moeten komen.
Het back-office is een zaak van de operatefase, en dient uit de gewone begroting gefinancierd.
Het gebruik van het systeem is eveneens te betalen vanuit de gewone begroting. Dit zal uiteraard in stijgende lijn gaan. Het gaat immers om een inhaalbeweging.
Wat security betreft, meent hij dat deze maximaal moet zijn. Het verlies van gegevens op magneetband moet onmogelijk zijn.
Daarom moet e-government maximaal beveiligd zijn.
Voor de bestelling van documenten moet niet alleen de security gelden, maar moeten ook andere belemmeringen worden geweerd, zoals het plakken van zegels. De zegelrechten moeten ook worden afgeschaft, krachtens het principe van de gelijke kost voor alle burgers. Er mag geen verschil zijn in kost voor elektronische gebruikers en anderen.
2.1. Uiteenzetting van de minister voor Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid
De minister heeft er kennis van genomen dat de commissie ingelicht wil worden over de verschillende initiatieven die momenteel binnen de federale regering worden ontplooid in verband met het ontwikkelen van wat men tegenwoordig e-government of de « elektronische administratie » noemt.
De regering pakt dit aan als volgt.
Het begrip e-government omvat zowel kwesties die verband houden met het ontwikkelen van een goed functionerende informatica-infrastructuur, als maatregelen die alle burgers in staat stellen om de nieuwe informatie- en communicatietechnologie te gebruiken.
Het is immers niet de bedoeling om een moderne administratie tot stand te brengen die slechts voor een deel van het publiek toegankelijk is en zo een duale samenleving te creëren. Dit fenomeen heeft trouwens al een naam : de « digitale kloof ».
In het kader van het e-government moet de overheid trouwens ook de toegang tot de elektronische overheidsdiensten kunnen waarborgen. Met « toegang » wordt zowel de infrastructuur bedoeld die ter beschikking van het publiek wordt gesteld, als de toegankelijkheid van de beschikbare informatie. De minister komt straks nog terug op dit toegankelijkheidsprincipe.
Op het vlak van de infrastructuur is het dus de bedoeling de nieuwe technologieën te gebruiken om de informatie die de overheid bezit, ter beschikking te stellen van de burgers en de ondernemingen. Deze eerste stap in het moderniseringsproces van de overheidsdiensten is reeds grotendeels afgerond. Veel van deze diensten hebben intussen hun eigen website.
Het gaat er nu om de burgers en de ondernemingen ook de kans te bieden « on line » met de administratie te communiceren.
In dit verband is gebleken dat België dringend nood heeft aan een structuur die alle overheidsdiensten groepeert. Het plan is dus ontstaan om alle Belgische overheidsdiensten, zowel op federaal als op regionaal, gemeenschaps- en gemeentelijk niveau, samen te brengen in één structuur of toegangspoort (« portal »).
De constructie ervan dient uiteraard te gebeuren in nauwe samenwerking met de deelgebieden en met strikte inachtneming van de bevoegdheden. Het project is momenteel in behandeling bij een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale, regionale en gemeenschapsregeringen.
Het is de bedoeling om de overheidsdiensten zo op een gebruiksvriendelijke manier voor te stellen en daarbij rekening te houden niet zozeer met de nogal complexe Belgische institutionele structuur, als wel met de verwachtingen van de burgers en de ondernemingen.
Deze geïntegreerde aanpak zou de dienstverlening aan de burgers en de ondernemingen aanzienlijk moeten verbeteren. Ook zouden de kosten zo moeten verminderen, wat op zich al niet te verwaarlozen is.
De minister van Economie is trouwens zeer bezorgd om de beveiliging van de nieuwe infrastructuur. Niet alleen moet de veiligheid van het systeem optimaal zijn, maar ook de uitwisseling van vaak persoonlijke gegevens dient zo goed mogelijk beveiligd te worden.
De minister van Ambtenarenzaken heeft in dit verbane samen met de minister van Economie en de minister van Telecommunicatie een nota ingediend, die de PKI-infrastructuur van de overheidsdiensten en het gebruik van elektronische handtekeningen door de overheidsdiensten behandelt.
Deze tekst is voorgelegd aan de Nationale Gemengde Commissie met betrekking tot de hinderpalen voor de informatiemaatschappij en creëert een door de gemeenten verzorgd identificatiesysteem voor de burgers die een elektronische handtekening gebruiken.
Het komt hierop neer dat de dienstverleners die instaan voor de certificatie, namelijk de bedrijven die de elektronische handtekeningen leveren, zich ertoe verbinden om dit via de gemeenten te doen. Op die manier worden bij transacties tussen burgers en overheidsdiensten alleen de elektronische handtekeningen aanvaard die zijn afgegeven via de gemeenten.
De regering heeft immers geoordeeld dat de gemeente de meest aangewezen instantie is om de identiteit van de handtekeningen te controleren, zoals zij dit ook voor het uitreiken van de identiteitskaarten doet. Deze verplichting houdt een bijkomende garantie in, die noodzakelijk is om het frauduleuze gebruik van een elektronische handtekening te voorkomen. De regels inzake de praktische toepassing van het systeem moeten worden vastgelegd in een koninklijk besluit.
Volgens de minister is dit systeem slechts een eerste stap op de weg naar een gratis elektronische handtekening voor iedere burger. Een studie zal binnenkort moeten uitmaken of het mogelijk is om een elektronische handtekening op te nemen op de toekomstige elektronische identiteitskaart.
De voorwaarde dat de elektronische handtekening gratis moet zijn, brengt ons terug bij het oorspronkelijke gespreksonderwerp : de toegankelijkheid van de elektronische overheidsdiensten.
Zoals gezegd, zullen de overheidsdiensten niet alleen een infrastructuur moeten opbouwen die tegemoet komt aan de verwachtingen van de burgers en waar dus ook begeleidende maatregelen bijhoren. Zij zullen ook moeten garanderen dat er open informaticanormen worden gebruikt.
Dat laatste aspect van e-government vergt de bijzondere aandacht van de overheid. Alle overheidsinformatie moet door iedereen kunnen worden gelezen en niet alleen door de gelukkige bezitters van de allernieuwste sofware van een bepaald merk. Net als in de traditionele wereld moet ook in de virtuele wereld de toegang tot de overheidsinformatie verzekerd zijn voor bejaarden of gehandicapten.
De elektronische identiteitskaart zal beter beveiligd zijn dan de SIS-kaart. De regering bespreekt thans deze kwestie.
In het kader van de Europese Unie wordt gedacht aan een eenvorming systeem met chipkaarten. De SIS-kaart kan hiervoor niet dienen.
2.2. Bespreking
Een lid stelt vast dat het identificatienummer het essentiële element vormt van het e-government-systeem. Waarom kan men daarvoor de SIS-kaart niet gebruiken ?
De minister antwoordt dat het om een probleem gaat van beveiliging van de handtekeningen : ze moeten volgens een asymmetrische cryptografie zijn opgesteld. Het systeem functioneert met twee mathematisch gebonden sleutels : een publieke (niet-geheime) en een privé (geheime).
Bedrijven als Isabel en Globals gebruiken reeds dit systeem.
Een lid beweert dat de discussie over de elektronische handtekening een debat uit het verleden is. Binnenkort voorziet men computerschermen met ingebouwde camera en identificatie op basis van de stem. De minister moet vooruitziend zijn, en de toekomst voorbereiden, zonder overbodige investeringen.
In een elektronisch systeem van regeren is er ook de reserveplicht van de ambtenaren. Zonder spreekrecht van de ambtenaren, dat wil zeggen een verregaande delegatie, hoeft de investering niet en volstaat rechtstreeks contact.
En zelfs al gaat alles sneller via elektronische informatie, is er toch een enorm probleem met de beveiliging. Het Echelonverhaal versterkt hem nog in zijn terughoudendheid. Als men weet dat de Amerikaanse inlichtingendiensten dit netwerk ook gebruiken voor economische spionage, bijvoorbeeld om wapen- en vliegtuigcontracten te beïnvloeden, dan is er geen reden om te snel van wal te steken. De ambtenaren zouden wel eens in verleiding kunnen komen om databanken over de allerpersoonlijkste gegevens te misbruiken.
Men moet dus misbruik voorkomen via juridische sancties, daar waar het blijkbaar niet lukt via technische weg.
De minister verklaart dat de identificatiesystemen waarover het lid spreekt nog niet helemaal operationeel zijn. Dat geldt ook voor de vingerafdrukidentificatie waarvan de ontwikkeling nochtans al ver gevorderd is.
Daarom is gekozen voor de asymmetrische cryptografie maar het wetsontwerp over elektronische handtekeningen is neutraal vanuit elektronisch oogpunt. Bovendien legt een verordening van de Europese Unie ons deze vorm van encryptie op, en deze norm moet bijgevolg in het Belgisch recht worden omgezet.
Het systeem moet zo vlug mogelijk worden aangenomen. Het gaat hem ook over de bewijskracht voor het gerecht. Vanuit het oogpunt van beveiligde technologie moet het systeem neutraal zijn.
Juist vanwege het streven naar absolute veiligheid heeft het project een zekere vertraging opgelopen wat betreft het eenheidsportaal.
De vorige spreker wijst erop dat de encryptie zeer duur is. Bovendien moet elke sleutel ter beschikking worden gesteld van de Staatsveiligheid. Hij is daarenboven kraakbaar.
Men moet zich dus geen illusies maken, maar wel de sancties navenant zwaar genoeg stellen.
De minister antwoordt dat op het vlak van het strafrecht de aanpassing van de strafwet aan het internet gebeurt via de wet op de informaticacriminaliteit.
De minister voor Telecommunicatie en Overheidsbedrijven wenst hieraan toe te voegen dat hij het eens is met het lid dat beweert dat het gevaar voor hackers altijd reëel is. Daar de overheid alle gegevens heeft over de burgers, zelfs de meest gevoelige, heeft ze sowieso een grotere beveiligingsplicht. De dubbele encryptie is het beste wat er op dit ogenblik bestaat. De private code kan niet uit de publieke encryptie worden opgehaald.
Wat « Echelon » betreft, dient men in herinnering te brengen dat de meeste door dat systeem gecapteerde informatie niet eens is beveiligd ab initio. Wat de commerciële beveiligingspakketten betreft, heeft de overheid de encryptiegegevens in handen, en dus ook de Amerikaanse overheid, voor eigen nationale producenten. Nochtans zijn er nu Europese producten op de markt waar de VS geen vat op hebben.
Hij bevestigt de uitleg van zijn collega dat de wet op de informaticacriminaliteit ook de misbruiken van systemen bestraft en inbreuken op de elektronische handtekening.
De vorige spreker weet wel dat het briefgeheim uitgebreid is tot elektronische communicatie. De drager van het bericht stelt geen probleem.
Waar het hem vooral om te doen is, is de controle op de inhoud. Als men de regels van de vrije markt als uitgangspositie hanteert, moet het debat op een ander niveau gevoerd worden, namelijk op wereldvlak.
3.1. Uiteenzetting door de minister
De installatie van het e-government is op federaal vlak de verantwoordelijkheid van drie ministers, namelijk de heer Luc Van den Bossche, die de back-office verzorgt, de heer Rik Daems, die de PPP (Public/private partnership) uitwerkt en bevoegd is voor de ICT in het algemeen (Informatie- en Communicatie Technologie), en de heer Charles Picqué, die binnen de wet op de elektronische handtekening verantwoordelijk is voor de vrijwillige certificatie van dienstverleners voor elektronische handtekeningen.
Van bij het aantreden van de huidige regering werd het plan opgevat om het e-government te bevorderen. Begin oktober 1999 werd de gemengde commissie voor het wegnemen van de belemmeringen voor de informatiemaatschappijen opgericht en er was geregeld overleg tussen de kabinetten.
In april 2000 gingen de ministers Rik Daems en Luc Van den Bossche samen naar Seattle om er een conferentie bij te wonen over e-government. Dat was de aanzet voor de invoering van het concept in België. De sector werd afgetast, en er werden ontwerpen uitgewerkt.
Op 17 juli 2000 kwam een eerste nota in ministerraad, over een intentiegericht e-government, met een actieve tussenkomst van de regering.
De afspraak was toen dat er drie onderdelen zouden worden uitgewerkt :
1) een algemene nota over e-government;
2) een nota over PKI (Public Key Infrastructure);
3) een nota over samenwerkingsverbanden tussen private en publieke sector.
In september 2000 kwam er een specifieke regeringsverklaring met het vijfsterrenplan voor de informatiesamenleving, waarvan ster nr. 1 het e-government was, met als begroting een deel van de opbrengst van de veiling van de UMTS-licenties. De opbrengst van de veiling van de UMTS-licenties zal integraal gebruikt worden voor schuldafbouw en een deel van de uitgespaarde rente-uitgaven zal besteed worden aan initiatieven binnen het vijfsterrenplan. De vermeden rente-uitgaven zullen verdeeld worden tussen informatiesamenleving en mobiliteit, waarbij een twee derden/een derde verhouding wordt gehanteerd die progressief verandert. Dit betekent dat men begint met twee derden voor informatiesamenleving en een derde voor mobiliteit. Na vijf jaar is de verhouding andersom.
In november 2000 werd de nota over PKI in Ministerraad goedgekeurd.
Als gevolg daarvan wordt gezocht naar samenwerkingsakkoorden met gemeenschappen en gewesten en wordt de inhoudelijke voorbereiding getroffen.
Tegen 18 december 2000 moet er een intergouvernementele samenwerking komen, en vervolgens een formeel samenwerkingsakkoord met gemeenschappen en gewesten.
Verder moet nog de samenwerking met De Post en de andere autonome overheidsbedrijven besproken worden.
3.2. Bespreking
Een senator vraagt hoe de financiering van de UMTS-rechten zal verlopen.
Welke sommen zijn bestemd voor de bevoegdheden van minister Daems enerzijds, en deze van minister Van den Bossche anderzijds ?
Qua samenwerkingsverbanden vraagt hij zich af wie eindverantwoordelijke zal zijn. Is het soms De Post, die zich de laatste tijd in die zin profileert ?
Een lid meent verstaan te hebben dat de certificaten erkend zullen worden via het Rijksregister.
Het is evenwel de firma IDOC die de identiteitskaarten aanmaakt. Er komt een nieuwe aanbesteding waarbij andere aannemers de mogelijkheid hebben mee te dingen. Waarom worden ze niet betrokken bij PKI ?
Wat gaat er gebeuren als er één kaart komt, de zogenaamde « smart card » ?
Een ander lid vraagt of minister Daems ook specialisten heeft aangetrokken en onder welk statuut.
Hoever staat het met de twee ontbrekende nota's die aan de regering moeten worden voorgelegd, en voornamelijk deze over de algemene principes ?
Wat is de rol van de overheidsbedrijven in deze context ? Deze zouden aan de burgers pc's kunnen aanbieden via kiosken. De meeste burgers zullen dit nodig hebben, omdat ze thuis geen pc's hebben.
De minister antwoordt dat de vraag naar de architectuur van het e-government niet eenvoudig te beantwoorden is, omdat een aantal zaken in volle beweging zijn.
De hervorming gaat uit van de back-office van alle overheden, en via de informatica van hun middle-ware-structuur. Daarenboven komt als sluitsteen het portaal.
In het buitenland vindt men al erg veel landen waar 50 % van de bevolking aangesloten is op internet. In België is dat ongeveer 1/3 van de gezinnen, doch men kan bijkomende kanalen voorzien voor de toegang, zoals de set-up box om via de TV te kunnen werken.
Men moet dus faseren. Een enkel portaal, met een back-office die onvolmaakt werkt, geeft een onvolmaakt beeld.
Qua financiering kunnen de bespaarde rente-uitgaven van de UMTS-veiling ten dele worden aangewend.
Het regeerakkoord verwijst naar de federale participatiemaatschappij om deze materie te beheren.
Wat het aspect betreft van de PKI-problematiek, is het duidelijk dat deze gebonden is aan de elektronische handtekening. Dit valt onder de bevoegdheid van minister Picqué.
De PKI-nota staat op zichzelf, en de andere twee sluiten aan op mekaar.
Wat de problematiek van IDOC betreft, wordt deze best aangepakt in een samenwerkingsverband. Er zijn hierover gesprekken gaande.
De aanmaak van identiteitskaarten is in hoofdzaak een bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.
Wat de hooggespecialiseerde technici betreft, werd de heer Verhulst als ICT-manager aangetrokken via executive search. Voor wat zijn eigen departement betreft verklaart de minister dat hij de heer Verbruggen van Orange heeft aangetrokken als steun voor zijn project. Dit was een aanwerving als extern expert op het kabinet.
Wat de toegangswegen betreft is in beginsel enkel op PC-toegangen gemikt.
Uiteraard kunnen kiosken worden ingericht. Dit zal dan voornamelijk gebeuren in postkantoren.
4.1. Hoorzitting gehouden op 7 november 2000
4.1.1. Hoorzitting met een delegatie van de stad Gent (mevrouw Mercelis, de heer Van der Bauwhede, mevrouw Schelstraete en de heer De Meyer)
De heer Van der Bauwhede zegt dat de stad Gent een project van e-government heeft opgezet, uitgaande van PPP (Public/Private Partnership).
Hij geeft vervolgens een demonstratie van de website van de stad Gent, waaruit de omvang moet blijken van het geleverde werk, en de interpenetratie van de gegevens.
Daarop treft men een overzicht aan van de diensten, de toeristische info, de geschiedenis van de stad, een interactieve ondernemersgids voor degenen die een onderneming willen opstarten, de vacatures, gegevens voor de onderzoekers op het gebied van demografie, GIS-toepassingen van alle gegevens van percelen qua BPA, info over verhuizen, de catalogi van de bibliotheken, een stadsplan, een evenementenkalender en multimediauitleg in zes talen, waaronder het Japans.
Vervolgens is er het e-loket. Dit vereist de nodige marketing om deze dienstverlening bekend te maken. Deze dienst heeft een stijgend succes. Het heeft als voordeel dat de mensen zich niet meer moeten verplaatsen voor een formulier en daardoor tijd winnen. Tegelijk is het een ontlasting van het verkeer binnen de stad.
Men heeft er, bij het invoeren van het e-loket naar gestreefd om nog een stap verder te gaan via het invoeren van een persoonlijke dienstverlening van de burgers : op basis van het surfgedrag van de gebruikers, maakt men een profiel op van hun interessegebieden, en gaat men hen interesseren door hun gerichte informatie te sturen.
Het gekozen portaal is ook belangrijk. Het moet goed geconcipieerd worden, ook in verband met andere niveaus, zoals het federaal gebeuren.
De grootste uitdaging voor het welslagen van het e-government is evenwel het hertekenen van de processen in de samenwerking binnen de diensten.
4.1.2. Hoorzitting met de heer Fabrice Léveque en de heer Jean-Michel Herbint van de « communicatie-cel » van de stad Bergen
De stad Bergen heeft binnen het secretariaat-generaal een « communicatie-cel » opgericht. Deze cel heeft een website ontwikkeld, die sedert mei 1999 on line is.
Deze cel moet voornamelijk de externe communicatie bevorderen.
Zij ontvangt de e-mails die de websitegebruikers sturen, bekijkt ze en stuurt ze door naar de juiste dienst. Bovendien zorgt de cel ook voor het onderhoud van de website.
Op de website zijn de gebruikelijke rubrieken te vinden : voorstelling van de stad, toeristische informatie, ...
De site biedt echter ook twee extra mogelijkheden :
het publiek kan via de site administratieve documenten bestellen;
via de site kunnen administratieve dossiers beheerd worden.
Het publiek kan alle stadsdiensten via een enkel e-mailadres bereiken.
Daarnaast heeft een zestigtal personen een eigen e-mailadres.
De cel sorteert de e-mails die binnenkomen volgens drie types.
Er zijn :
algemene berichten, bijvoorbeeld gelukwensen voor de site;
algemene vragen;
vragen over specifieke problemen, bijvoorbeeld het onderhoud van het wegennet.
Elke mail wordt elektronisch doorgestuurd naar de secretaris-generaal. De dienst waarvoor de e-mail is bestemd, krijgt een papieren kopie. Het derde type mail krijgt een speciale behandeling van de bevoegde diensten.
De uitvoerende diensten die verspreid zijn over de verschillende gebouwen, zorgen voor de antwoorden.
De diensten versturen hun antwoord via gewone post of, indien mogelijk, via e-mail.
De projectleiders zijn erg tevreden over de reacties van de bevolking op de website. Inwoners van de stad Bergen kunnen terecht op een speciaal voor hen voorbehouden plek op de site. Daar vinden zij de openingsuren van de loketten, uitleg over de administratieve procedure die zij moeten volgen en gemeentelijke reglementen. Bovendien kunnen zij ook administratieve documenten aanvragen op de site.
De minister van Ambtenarenzaken meldt de commissie dat de minister van Ambtenarenzaken, de minister van Economie en de minister van Telecommunicatie de krachtlijnen van het toekomstig beleid uittekenen. Zij hebben onder meer bepaald dat de gemeenten moeten optreden als « certification authority » (identificatie-autoriteit) voor de elektronische handtekening.
Het rijksregister kan een erg nuttige databank zijn.
In Gent speelt men, naar het zeggen van de heer Van der Bauwhede kort op de bal, door bij een overlijdensaangifte, het certificaat te annuleren.
De bedoeling is om, in een verdere stap, de dossiers te visualiseren.
De heer Herbint verklaart dat de stad Bergen grote inspanningen heeft gedaan om de bevolking vertrouwd te maken met de nieuwe technologieën. In de hele stad zijn in zogenaamde « genumeriseerde ruimtes » PC's geïnstalleerd.
De minister verklaart dat eerlang één enkel loket moet worden geïnstalleerd waar bijvoorbeeld het virtuele parcours van de oprichting van een onderneming wordt voorgesteld. In plaats van alle bevoegde instanties te moeten afgaan, kan men op één website terecht. Dat betekent uiteraard dat één toegang moet leiden naar alle diensten waarmee contact moet worden opgenomen.
Een ander voorbeeld is het samenbrengen van alle informatie over mobiele werkplaatsen. Alle elementen worden verzameld en op het web geplaatst. Ook die toepassing zal binnenkort operationeel zijn.
4.1.3. Hoorzitting met de heer Kurt Jans, informaticus van de gemeente Kampenhout
De heer Jans is informaticus in de gemeente Kampenhout, die 10 700 inwoners telt. De gemeente heeft een CD-ROM uitgegeven met alle informatie voor de bevolking.
Sinds 1999 werkt hij aan de website van de gemeente waarin alle principes van de e-gemeente worden toegepast. Daarvoor moesten alle diensten en ambtenaren e-mail en een mailadres hebben.
Met de financiële steun van een privé-firma heeft elke inwoner een gratis internetaansluiting gekregen.
De gemeente heeft ook een aantal PC's en printers geïnstalleerd in openbare plaatsen, zoals scholen, het postkantoor en het gemeentehuis.
Iedere inwoner ontvangt ook een nieuwsbrief per e-mail.
De plaatselijke ondernemingen krijgen op de website van de gemeente een gratis pagina om zichzelf voor te stellen.
4.1.4. Hoorzitting met de heer Benoît Sonveaux, webmaster van de stad Hoei
De heer Sonveaux heeft een website ontworpen voor de stad Hoei. Hij beklaagt zich over het gebrek aan enthousiasme van zijn collega's van andere diensten, die zich niet genoeg inspannen. Hij krijgt ook niet genoeg financiële middelen om echt aan e-gemeente te doen.
4.1.5. Bespreking
Een lid vraagt welk statuut het personeel heeft dat zich in de verschillende steden en gemeenten bezighoudt met e-government.
De heer Léveque van de stad Bergen verklaart dat hij bestuurssecretaris is.
De heer Jans uit Kampenhout antwoordt dat de informaticus de graad van programmeur heeft (niveau B).
Volgens de heer Van der Bauwhede heeft de dienst informatietechnologie van Gent een personeelsformatie van 25 personen. In de dienst van de schepen van interne communicatie houden nog eens zes personen zich met dit werk bezig. Dankzij de horizontale samenwerking tussen al deze diensten is het systeem méér dan een lege doos.
Een lid is aangenaam verrast, vooral wat het ene loket betreft.
De minister antwoordt dat in theorie alles mogelijk is. De enige moeilijkheid ligt erin de diensten te identificeren die voor een bepaald probleem instaan.
De heer Herbint wijst erop dat de ontwikkeling van e-government geleidelijk moet gebeuren. In Bergen is men in de fase van de website. E-government veronderstelt echter niet alleen dat men beschikt over internet maar ook over intranet.
Gent heeft nog geen gratis internetaansluiting. De heer Van der Bauwhede meent echter dat het probleem elders ligt. Privé-verdelers zoals Les 3 Suisses bieden ook gratis aansluiting. Het probleem ligt veeleer in de opleiding en de terbeschikkingstelling van PC's, bijvoorbeeld in bibliotheken.
Een lid vraagt hoe men mensen kan motiveren voor een opleiding.
De heer Jans antwoordt dat in zijn gemeente alle bewoners een bekendmaking hebben ontvangen. Er is een beroep gedaan op externe leraars voor cursussen van drie halve dagen.
De nodige fondsen zijn grotendeels verkregen dankzij de bijdragen van sponsors.
Hij wijst erop dat in Nederland elke gemeente een subsidie van 500 000 frank krijgt.
Een ander lid vraagt of er geen nood is aan een ondersteunende structuur voor de samenwerking tussen de verschillende initiatieven.
De heer Van der Bauwhede antwoordt dat het project alleen kan slagen als de hele procedure opnieuw wordt bekeken en vereenvoudigd. De verschillende bevoegdheidsniveaus moeten samenwerken, ook binnen eenzelfde dienst. Men moet het eens raken over de plaats waar de toegang wordt geïnstalleerd en over de vrijheid van de architectuur.
Men moet vooral het bestaande hergebruiken anders wordt het te duur.
Voor alles en nog wat een beroep doen op privé-ondernemingen kost te veel.
De Vereniging van steden en gemeenten is een informele gesprekspartner.
Een lid vraagt of er geen problemen zijn met betrekking tot de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zijn er bijvoorbeeld geen problemen met hackers en kan men het gedrag van de netsurfers analyseren zonder deze wet te overtreden ?
De heer Van der Bauwhede antwoordt dat er in Gent niet echt problemen zijn geweest. De gegevens staan niet op het web maar zijn verspreid over verschillende bestanden. Hij wijst er bovendien op dat men alleen informatie kan vragen aangezien de website niet interactief is.
Misplaatste grappen maken geen kans. Als iemand bijvoorbeeld een attest vraagt op naam van iemand anders, krijgt die persoon en niet de hacker het attest toegezonden via De Post.
In de Verenigde Staten is men tot de conclusie gekomen dat een behoorlijke dienstverlening aan de bevolking het risico van enkele hackers waard is.
In Europa ligt de nadruk veel meer op de absolute bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De minister meent dat men zelfs het rijksregisternummer kan gebruiken als dat nummer geen persoonlijke gegevens bevat zoals de geboortedatum of het geslacht.
De minister van Ambtenarenzaken wil PKI's (= Public Key Infrastrucure) en multifunctionele toegangen tot stand brengen.
Hij werkt samen met de andere overheden.
Op de Top van Lissabon in 1999 zijn zeer strenge termijnen vastgesteld voor de verwezenlijking van het e-government en van de begeleidende wetgeving.
4.2. Hoorzitting gehouden op 28 november 2000
4.2.1. Hoorzitting met de heer Jan Deckers, afgevaardigde van de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP)
De heer Deckers begint met de vaststelling dat de provincie een tussenniveau is tussen gemeenten en overheid, zowel gewestelijk als federaal. Hijzelf is verantwoordelijke voor de informatica in Oost-Vlaanderen, maar hij spreekt namens de VVP.
In zijn provincie is de toepassing van e-government voortgevloeid uit een reflexie over de kerntaken van de provincie als intermediair niveau.
In andere provincies is er een gelijkaardige tendens waar te nemen.
Daar waar de informatica eerst een ondersteunende rol had, voornamelijk voor de boekhouding, is ze stilaan geëvolueerd naar een strategisch gegeven, als uitvloeisel van het globaal ICT-gebeuren.
De provincie Oost-Vlaanderen heeft de informatica aangewend om als provincie nog een rol te kunnen spelen op dit niveau.
Met toepassing van het B2B-concept, dat samenwerking met andere besturen impliceert, werd gezocht naar de geschikte privé- en overheidspartners.
Eens die stap gezet, kon men naar de klant gaan.
Men moet als verantwoordelijke uiteraard vooruitziend zijn voor het inschatten van komende innovaties. Zo moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de komst van internet op TV-schermen.
Ook de e-betaling is interessant, om bijvoorbeeld de rechten te betalen voor het indienen van VLAREM-dossiers.
Het opdrijven van de bandbreedte maakte het dan weer mogelijk om sneller de website toegankelijk te maken.
De eerste voorwaarde voor e-government is uiteraard om te beschikken over een intranet. Daardoor moet het mogelijk zijn alle bibliothecarissen, infodiensten, enz. van de provincie in verbinding te brengen met elkaar en uiteindelijk met de klant.
Via internet kunnen dan andere besturen in het project betrokken worden. Eén daarvan was de ontwikkeling van een gecentraliseerde provinciale bibliotheekcatalogus (PCC = Provinciale centrale catalogus).
Aldus ontstaat een B2B-relatie tussen provincie en gemeenten en/of bibliotheken.
Het resultaat is dat het cataloguswerk in alle openbare bibliotheken van de provincie met 90 % is verminderd, zodat de bibliothecarissen zich nu meer met hun klanten kunnen bezighouden.
Uit deze samenwerking is in een tweede fase een inter-bibliothecaire uitleendienst gegroeid, met als doel :
de burger thuis zijn boeken te laten reserveren;
de eerste stappen te zetten naar een Europees netwerk (MISTRALL : MIgration Scenario for TRust and Authentication solutions in Large scale Library roll-outs) om de norm te halen. Daardoor wordt een uniforme lidkaart mogelijk via de chiptechnologie;
grensoverschrijdend te werken (met als eerste stap een link met Zeeland).
De databank van de provincie ontvangt gegevens van gemeenten, van de Vlaamse Gemeenschap en van de databank van gevaarlijke stoffen.
De burgers kunnen die gegevens ook raadplegen, maar nog niet rechtstreeks invoeren.
De administratie doet wel al tijdsbesparing door de gegevens rechtstreeks op de databank in te tikken, via haar eigen workflow. Vandaar gaan ze naar internet en naar de milieudatabank. Vanuit de eigen databank worden alle gegevens 's nachts overgeladen op deze van de Vlaamse Gemeenschap, die zo over de jongste stand van zaken beschikt.
De provincie speelt door haar interactief informaticabeleid onder andere een rol in de ontsluiting van verenigingen. Er zijn er duizenden in Vlaanderen, maar ze allemaal via de Vlaamse Gemeenschap beheren is té gigantisch als opgave. Het ideaal niveau daarvoor is de provincie. De plaatselijke besturen kunnen nieuwe adressen en telefoonnummers doorseinen. Ze staan immers dichter bij de werking via adviesraden, sponsering, enz.
Andere gegevens worden anderzijds beter ingebracht via de Vlaamse Gemeenschap. Wie kent er immers beter de actuele stand van zaken voor bijvoorbeeld het aantal erkende bedden van een ziekenhuis ?
De input kan ook gebeuren vanuit de partners via domeinoverschrijding. Zo gaat het met sport- en milieuorganisaties. Door hen op de website toe te laten, krijgt men een aanbod en vraag van vrijwilligers. Uiteindelijk zal men een sociale kaart van Vlaanderen kunnen tekenen via die weg.
Er zijn ook subsidies voor ankerpunten, zodat de verenigingen worden aangezet om hun gegevens in te voeren.
Nog een andere toepassing is het GIS-systeem (geografisch informatiesysteem). Dit is erg interessant voor de overheid zowel als voor de burger, bijvoorbeeld om een bedrijf te identificeren dat hem hindert door een uitstoot van giftige gassen. De identiteit van de eigenaar van het perceel of de houder van een vergunning komen voor in dit systeem.
ICT is een kwestie van personeel en van middelen. Het is een noodzaak, maar men moet de consequenties ervan inzien.
Zo is het aandeel van de informatica in de begroting van de overheden 1,5 à 3 %, terwijl dat voor de privé-sector 8 à 15 % is.
Terwijl de overheid per werknemer 150 000 frank à 300 000 frank investeert in vorming, is het in de privé 750 000 frank à 1 500 000 frank.
Wat outsourcing betreft, is hij voorstander, maar niet voor het volledige pakket. De overheid heeft er alle belang bij haar kennis in eigen handen te houden.
Een belangrijk aspect is de integratie : het werk moet door iedereen worden gedaan in een bedrijf. Het is geen kwestie van informatici alleen.
Bovendien kan men de ICT niet opleggen van bovenaf : zo werkt dat niet. Men moet via onderhandelingen tot een win-winsituatie komen. Hij verwijst naar de bibliothecarissen die dankzij de informatisering nu meer tijd vrij hebben voor hun klanten.
Wat is uiteindelijk de rol die nog voor het federale niveau is weggelegd ? Deze is vooral regulerend en stimulerend.
Als regulerende taak is er op de eerste plaats de elektronische handtekening, en de bescherming van de privacy. Anderzijds moet ze de Europese rol stimuleren en andere binnenlandse stimulansen geven.
4.2.2. Hoorzitting met mevrouw Anne-Marie Vastesaeger, afgevaardigde van de Vereniging voor Belgische Steden en Gemeenten (VBSG)
Mevrouw Vastesaeger geeft een uiteenzetting over het systeem Inforum, dat een gegevensbank is van de Vereniging voor Belgische Steden en Gemeenten. Deze kadert in een project van e-government.
Informatie opslaan is onontbeerlijk voor degelijk e-government.
Van deze taak van het back office hangt de goede werking van het bestuur af. Hier wordt de binnenkomende en uitgaande post gearchiveerd.
Het middle office onderhoudt de relaties met de andere bestuursniveaus.
Het front office zorgt voor de communicatie met de burger.
Uiteraard moeten deze drie niveaus perfect samenwerken.
Het grootste probleem is dat de burger nog niet gewend is aan de elektronica. De burger verwacht niet zozeer dat de informatie wordt opgeslagen, maar dat er in zijn plaats naar gezocht wordt.
De uitbouw van een stevig e-government kan slechts slagen als verschillende personen op diverse niveaus samenwerken.
Inforum is een goed voorbeeld van die samenwerking. Het systeem is immers de facto gedecentraliseerd. De gemeenten leveren hun gemeentelijke reglementen aan het systeem, dat deze reglementen op zijn beurt ter beschikking stelt van heel België.
Gemeenten halen vaak aan dat zij te weinig informatici hebben om een omvangrijk project als e-government op te starten.
Niet alleen hun statuut maar ook hun bezoldiging vormt een probleem.
4.2.3. Bespreking
Een lid heeft van minister Van den Bossche vernomen dat er een structureel overleg op gang gebracht is op federaal niveau voor het e-government. Zijn de provincies daarbij betrokken ? Is er overleg tussen de provincies ?
Wat de toepassingen van het GIS betreft, wenst ze te weten hoever men nog verwijderd is van het moment dat men zijn bouwvergunning rechtstreeks van het net kan halen.
Wat Inforum betreft, wil ze weten hoe deze gegevensbank zich verhoudt tot de provincies en de gemeenten. Waar gaat de informatie het eerst naartoe ? Zij denkt daarbij aan de gewestconvenant voor de mobiliteit, waaraan door de Vlaamse Gemeenschap modules werden toegevoegd. Het duurt een hele poos vóór de gemeente hierover beschikt. Via Inforum moet het toch sneller kunnen.
Een ander lid vraagt of de modale burger ook toegang heeft tot Inforum.
Een lid wijst erop dat er geen universele definitie is voor e-government. De senatoren moeten deze in het verslag voor zichzelf invullen, rekening houdend met de omgeving. Welke bevoegdheid moet men daarin geven aan de structuren, rekening houdend met het feit dat er op plaatselijk vlak meestal samenwerkingsstructuren bestaan, zoals intergemeentelijke of gemengde (provincie/gemeente).
Men moet daarbij ook de performance in acht nemen. Verder is er het probleem van de deontologie van de dossierbeheerder. Het discretieprobleem brengt mee dat men niet altijd de inventaris heeft van het aantal invoerders. Men moet weten wie toegang heeft tot bepaalde dossiers.
Boven de plaatselijke niveaus moet er communicatie ontstaan tussen overheden van diverse aard. Een typisch voorbeeld daarvan is de uitwerking en de uitvoering van rampenplannen. Het GIS zal hierin een belangrijke rol moeten spelen, bijvoorbeeld bij de aanduiding van het te omsluiten rampengebied.
Hij dringt erop aan dat de schaarse middelen van de overheid hier worden geïntegreerd.
Stelselmatig worden nieuwe afdelingen opgericht, bijvoorbeeld de plaatselijke economie.
Men moet daarbij het Rome-principe in acht nemen, en geen beslissingen nemen die fundamenteel afwijken van de fundamentele opties. Zo niet, moet men de middelen verhogen.
In dit verband zou men incentives kunnen inbouwen in de geldstromen. Zo zou men als criterium voor het bekomen van middelen van het gemeentefonds kunnen overwegen dit te binden aan de graad van benadering van e-government.
De heer Deckers vindt de vraag over de al dan niet verspilling van middelen weinig zinvol in een informaticawereld in volle evolutie. Het is moeilijk om hieraan een zinvol debat te houden in verband met een globaal project. Waar hij integendeel wel voorstander van is, is het werken per project. Daarvan kan men wél de zin inschatten en de uitvoering beheersen, onder andere door het kiezen van de juiste partners. Men moet niet te vlug ingaan op de roep om één enkel e-loket. Men mag niet vergeten dat internet een geweldige diversificatie aanbiedt; de beste website haalt het te langen laatste toch, omdat de burgers hem zoeken en vinden.
Wat meer bepaald het rampenplan betreft, is er geen gestructureerd overleg. Dit maakt het moeilijk om de informatie te verzamelen op één punt. In Oost-Vlaanderen is er reeds info verzameld voor bepaalde fases. Men kan dat echter niet van bovenaf regelen.
Een interessant project is het beheer van VLAREM-dossiers. Dit project is op een niveau gekomen dat het mogelijk maakt volledig via internet te werken. Het volstaat dat de digitale handtekening er komt om het verlenen van vergunningen elektronisch te laten verlopen.
Mevrouw Vastesaeger ziet wel een toekomst voor de digitalisering van dossiers weggelegd bij besturen. Het probleem van de bescherming van de digitale handtekening is bijna opgelost, maar dan stelt zich nog de vraag naar het houderschap van de handtekening : wie is gemachtigd in een bepaald type dossier de handtekening te plaatsen ?
Wat Inforum betreft, is het duidelijk dat de toegang niet gratis kan zijn. Het wordt bekostigd door de gemeenten via de VBSG, in samenwerking met Dexia, voor het netwerk. Er is geen verplichte aansluiting voor de gemeenten. Het is een dienst voor de klanten. Een particulier mag ook aansluiten, mits betaling. Van de gemeenten is 90 % aangesloten; van de OCMW's, 60 %.
Uiteraard is de informatie geselecteerd vanuit de invalshoek van de gemeentelijke problematiek. Ze is niet op de actualiteit gericht, maar is veeleer een databank, net als een bibliotheek. Andere verenigingen, zoals de VVSG, spelen wel op de actualiteit in. Zo verspreidt deze vereniging iedere dinsdag een info van nieuwe feiten en gebeurtenissen op gemeentelijk vlak.
4.3. Hoorzitting van 5 december 2000
4.3.1. Uiteenzetting door de heer Pascale Blondiau, afgevaardigde van de Vereniging van steden en gemeenten van Wallonië
I. Context van de uiteenzetting
De minister van Binnenlandse Zaken van het Waalse Gewest heeft de Vereniging van steden en gemeenten van Wallonië belast met een studie die heeft geleid tot de redactie van een rechtsgids, getiteld « Création et gestion d'un site internet communal ».
Deze rechtsgids is de gemeenten ter beschikking gesteld als onderdeel van een beleid dat het Waalse Gewest reeds enkele jaren voert om de nieuwe technologieën in de diensten te verspreiden en de Waalse gemeenten te stimuleren om websites te creëren met informatie en mogelijkheden voor interactie en communicatie.
Een behoorlijk aantal Waalse gemeenten heeft deze uitdaging reeds aangenomen. Zo'n 145 gemeenten van het Waalse Gewest beschikken over een internetsite.
In de rechtsgids worden zes thema's aangesneden :
het creëren en ontwikkelen van een gemeentelijke website,
de diensten die de gemeente kan aanbieden, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
de eerbiediging van het intellectuele eigendom,
de verantwoordelijkheid en
de technische beveiliging.
Wanneer een gemeente informatie aanbiedt op haar website, moet zij oog hebben voor de kwaliteit ervan en voor haar verantwoordelijkheid aangaande eventuele fouten of gebreken. Ook moet zij beseffen dat een website problemen kan meebrengen inzake intellectuele eigendom en inzake de persoonlijke levenssfeer, met name wanneer gegevens van deze sites worden geregistreerd.
Het aanbieden van interactieve diensten op een website of via elektronische post waarbij bijvoorbeeld administratieve formulieren kunnen worden gedownload of zelfs ingevuld doet bovendien problemen rijzen met betrekking tot de verificatie van de echtheid van de boodschappen van burgers en beambten.
Een gemeente die online diensten van de democratie wil aanbieden, moet ook oog hebben voor de begeleidende maatregelen die zij moet treffen.
Ten slotte moet men bij de ingebruikneming van nieuwe technologieën ook nadenken over de beveiliging van het informaticasysteem van de gemeente.
Alleen als iedereen in de gemeente eraan meewerkt en er een echte politieke wil bestaat, kan vooruitgang worden geboekt op het vlak van de nieuwe technologieën.
De menselijke factor is ook essentieel : opdat het project en de aan de burger voorgestelde diensten echt efficiënt kunnen werken, is er nood aan gemotiveerde ambtenaren en aan een echte dynamiek van de nieuwe technologieën.
Deze keuze veronderstelt dat de nodige fondsen en specifieke menselijke kennis worden ingeschakeld. Een website die niet up-to-date is, wordt al snel oninteressant. Daarom moet iemand in de gemeente de opdracht krijgen om de website bij te houden, aan te passen, ... Als de gemeente bijvoorbeeld aan de burger communicatie via e-mail voorstelt, moet iemand ook antwoorden op de boodschappen en zorgen voor de voortgang ervan.
Als de gemeente zich wil lanceren in de « cyber-administratie » moet zij nadenken over de organisatie binnen de gemeente, met name op het menselijke maar ook op het technische vlak.
De rechtsgids heeft verschillende vragen belicht die de gemeenten zich kunnen stellen wanneer zij diensten willen aanbieden aan hun burgers :
A. De officiële aard van de site
Wanneer hij informatie zoekt over zijn gemeente, moet de internetgebruiker nagaan of hij wel een officiële site raadpleegt.
Diverse elementen kunnen de officiële aard van een site aantonen, bijvoorbeeld het gebruik van een identieke grafische kaart op alle pagina's van de site (bijvoorbeeld het wapenschild van de gemeente, ...).
Ook het registreren van de domeinnaam onder www.commune.be lijkt ons een doorslaggevend element voor de zichtbaarheid.
Voor de gemeente is de liberalisering van de toekenning van de domeinnamen onder « .be » en het feit dat er geen enkele band meer moet bestaan tussen de naam van de aanvrager en de gevraagde domeinnaam wel zorgwekkend.
Momenteel blijft de domeinnaam van een gemeente voorbehouden, zolang die niet geregistreerd is.
Wanneer op 13 december de nieuwe toekenningsregels van kracht worden, zal iedereen toegang hebben tot deze domeinnamen. Vele gemeenten hebben nog geen domeinnaam en lopen daarom vanaf 13 december het risico dat hun naam wordt weggekaapt.
Bovendien hebben vele gemeenten er vanwege de recente gemeenteraadsverkiezingen voor geopteerd de beslissing over te laten aan de nieuwe verkozenen.
Daarom hebben wij DNS Belgium gevraagd de domeinnamen van de gemeenten tot de installatie van de nieuwe gemeenteraden en schepencolleges, dat wil zeggen tot februari 2001, voor te behouden.
We vragen ons overigens af of het niet wenselijk is om hierover een omzendbrief goed te keuren zodat de officiële websites over heel België een zekere eenvormigheid vertonen. In Frankrijk bijvoorbeeld is de extensie « gou.fr » per omzendbrief opgelegd.
B. Het online bestellen van administratieve documenten
1. Identificatie van de correspondent
Zoals hierboven vermeld, is het voor interactieve diensten waarbij het bijvoorbeeld mogelijk is online formulieren te downloaden of online documenten te bestellen nodig dat de burger geïdentificeerd kan worden.
Bepaalde gemeenten hebben ervoor gekozen om de toegang tot het gedeelte van hun website waar de interactieve operaties gebeuren, aan regels te onderwerpen.
Meestal zal de internetgebruiker zich moeten registreren door zijn gebruikersnaam en een paswoord in te voeren. Men kan in deze identificatieprocedure verder gaan door bijvoorbeeld te eisen dat de burger eenmaal voor de gemeentelijke diensten verschijnt om een numeriek identiteitscertificaat te ontvangen (chipkaart, « PIN », dat wil zeggen een gebruikersnaam en een code, enz.).
Deze preïdentificatie kan interessant zijn voor de burger die niet meer bij elke operatie een formulier met zijn gegevens moet invullen. De uitwisseling verloopt sneller. Voor de gemeenten is het uiteraard belangrijk om de internetgebruiker te kunnen identificeren en eventueel ook de auteur van herhaalde, nutteloze of tergende vragen of verzoeken.
De gemeente moet er wel rekening mee houden dat de gebruiker die houder is van en verantwoordelijk voor zijn sleutel (identificatienummer) deze kan verliezen of aan een derde kan meedelen. Daarom kan best een procedure worden ingebouwd voor de aangifte van het verlies van een sleutel zodat die kan worden geblokkeerd.
Het risico bestaat ook dat de derde zich op technisch niveau een toegang verschaft tot deze procedure om zich een valse numerieke identiteit aan te meten.
De beste oplossing is ongetwijfeld de correspondent aan te moedigen om een elektronische handtekening te gebruiken.
In dat opzicht verheugen wij ons natuurlijk over de goedkeuring van het wetsontwerp dat ertoe strekt aan de elektronische handtekening dezelfde bewijskracht toe te kennen als aan de klassieke handtekening op papier. Dat zal de relatie burger-administratieve diensten vergemakkelijken.
Bovendien kunnen we daardoor andere online diensten aanbieden. Zo kunnen bijvoorbeeld huurovereenkomsten voor gemeentelijke zalen worden gesloten.
Men mag evenwel niet uit het oog verliezen dat het gebruik van een elektronische handtekening bepaalde kosten met zich meebrengt (momenteel ongeveer 2 700 frank om een certificaat te krijgen) en een bepaalde technische infrastructuur vereist (men moet thuis een soort protonterminal hebben).
De burger moet dus de vrije keuze behouden tussen de traditionele procedure op papier en de elektronische procedure.
2. Elektronische procedure
Momenteel kan online een aantal officiële documenten worden besteld. Die documenten worden rechtstreeks naar het thuisadres van de betrokken persoon gestuurd.
Zo kan men bijvoorbeeld een uittreksel uit de akten van de burgerlijke stand bestellen. Zelfs wanneer de wet betreffende de elektronische handtekening in werking treedt, kunnen deze documenten nog niet in elektronische vorm worden opgestuurd omdat de wet bepaalt dat zij gedateerd moeten zijn en het stempel van de gemeentelijke diensten moeten dragen.
Een volledige online procedure is dus nog niet mogelijk.
Hetzelfde geldt voor de documenten waarop fiscale zegels moeten worden aangebracht of die bij aangetekende brief moeten worden gestuurd.
Inzake stedenbouw bepaalt het Waals Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium bijvoorbeeld dat alle briefwisseling met betrekking tot de procedure aangetekend moet worden verzonden, waarbij het poststempel geldt als bewijs. Uiteraard kost een aangetekende zending geld (zegels, ...), moet de burger zich meermaals verplaatsen en verliest iedereen veel tijd. De procedure langs elektronische weg zou de zaken sterk vereenvoudigen maar daarvoor is een wetswijziging vereist.
C. De online democratie
Bepaalde gemeenten stellen online discussiefora voor. Dan is het interessant om een moderator te hebben teneinde misbruiken te voorkomen : laster, eerroof, ...
Deze moderator beheert het forum door bijvoorbeeld informatie te checken vóór die op het forum komt, de inhoud van de websites waarnaar wordt verwezen na te gaan, enz.
Dat onderstreept opnieuw de nood aan gespecialiseerd en gemotiveerd personeel op dit vlak.
D. De gemeente biedt een internettoegang aan
De gemeente kan het internet toegankelijk maken voor de burgers door bijvoorbeeld lokalen ter beschikking te stellen.
Bepaalde gemeenten hebben al initiatieven in die zin genomen.
Deze initiatieven moeten worden aangemoedigd omdat zij de nieuwe technologieën voor iedereen toegankelijk maken. Er moet wel worden nagedacht over vormen van beveiliging die misbruiken kunnen voorkomen.
De gemeente moet de kandidaat-gebruikers van het internet gedragsregels opleggen waarbij ze ook voorziet in controlemiddelen om na te gaan of deze regels wel worden nageleefd.
E. De gemeente biedt andere diensten aan
De gemeente kan bijvoorbeeld een eventueel overschot van het door de hosting ter beschikking gestelde geheugen volgens vooraf vastgestelde criteria aanbieden voor privé-sites.
De gemeente zal er wel op moeten toezien dat zij niet in oneerlijke concurrentie komt met de serviceproviders.
In het algemeen zal de gemeente in de hele procedure rond het opstarten van een website moeten zorgen dat zij de wetgeving inzake overheidsopdrachten naleeft.
F. De gemeente biedt e-commerce-diensten aan
De gemeente kan eventueel via internet bepaalde drukwerken verkopen of haar zalen verhuren. Wanneer de wet betreffende de elektronische handtekening in werking treedt, zal deze kwestie bijzonder actueel worden. De vraag is of de gemeente dan moet worden beschouwd als een verkoper als bedoeld in de wet op de handelspraktijken. Als het antwoord bevestigend is, moet de gemeente alle door deze wet opgelegde formaliteiten naleven, wat wellicht een zware last zal zijn.
Het is absoluut onontbeerlijk dat de gemeenten de weg van de nieuwe technologieën inslaan.
Dat betekent dat aan de problematiek van de nieuwe technologieën in de gemeente een algemene reflectie moet worden gewijd, met name wat de doelstellingen, de techniek, het personeel maar ook de beveiliging betreft.
De gemeenten moeten erop toezien dat zij de wetgeving naleven die deze nieuwe vorm van openbare dienstverlening regelt.
Er mag bovendien geen nieuwe maatschappelijke breuklijn in het leven worden geroepen en daarom moeten de diensten ook nog op de traditionele manier worden aangeboden.
De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden beveelt de regering aan alles in het werk te stellen opdat :
1. de lokale besturen (inzonderheid provincies en gemeenten) de principes van het e-government binnen de kortste termijn in de praktijk omzetten;
2. in elke van die besturen een mandataris speciaal wordt gelast met de informatica (b.v. bestendig afgevaardigde of schepen);
3. zoveel mogelijk wordt geïnvesteerd in deze activiteiten, door e-government te stimuleren via subsidies, en er bij de gewesten wordt op aangedrongen een criterium te maken van de realisatie ervan voor het verkrijgen van gelden uit de provincie- en gemeentefondsen;
4. bij de verwezenlijking van aanbeveling nr. 3, zowel de investering in personeel (aantal en vorming) als in middelen (aanschaf van uitrustingsgoederen) wordt beoogd, zodat de kloof met de privé-sector op dit vlak kan worden gedicht;
5. het statuut van de informatici wordt geüniformiseerd, en geherwaardeerd waar nodig, om het beroep aantrekkelijk te maken in vergelijking met de privé-sector;
6. de burgers op de hoogte worden gebracht van de elektronische middelen die voor hen gereserveerd worden, en opdat zij die nog niet met de moderne communicatietechnieken kunnen omgaan, bijgestaan worden;
7. de wet op de elektronische handtekening zo snel mogelijk via de nodige uitvoeringsbesluiten effectief in werking treedt;
8. zorg wordt besteed aan de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger, daarin begrepen de zorg voor een goede, trapsgewijze voorbereiding, ook voor degenen die voor het eerst kennismaken met deze nieuwe technologie.
9. een voldoende integratie van de drie bestuursniveaus, namelijk de Front Office (contacten met de burger), de Middle Office (communicatie tussen verschillende overheidsdiensten) en de Back Office (de verwerking van informatie op intern vlak : bijvoorbeeld het archiveren) wordt bevorderd, wat onder meer de aanpassing inhoudt van de wetgeving op de archivering;
10. de overheidsdiensten worden geïdentificeerd en in kaart gebracht, teneinde de integratie tussen de verschillende bestuursniveaus mogelijk te maken;
11. het één-loket systeem gebaseerd zou zijn op een interactie tussen verschillende sites, en deze interactie zou worden bevorderd;
12. het overleg tussen de verschillende diensten, enerzijds, en tussen de overheidsniveaus, anderzijds, zou gestimuleerd worden. Hierbij zou geopteerd worden voor « kleinschalig » overleg (bijvoorbeeld op provinciaal niveau) gezien de massa aan informatie die moet worden verwerkt. Er moet « piramidaal » worden overlegd (de provincies, onderling, dan de gewesten onderling en uiteindelijk op federaal vlak);
13. de hardware die wordt gebruikt bij het geautomatiseerd stemmen tevens zou worden gebruikt om op publieke plaatsen gratis « internet » hardware ter beschikking van de bevolking te stellen.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.
NOTIFICATIE VAN DE MINISTERRAAD VAN 20 JULI 2000
De notificatie van de Ministerraad van 20 juli 2000 betreffende e-government luidde als volgt :
« De raad heeft kennis genomen van de nota van 17 juli 2000 en het op 19 juli 2000 uitgedeelde verslag van de interkabinettenwerkgroep.
De raad beslist dat, tegen begin oktober :
een gemengde werkgroep een voorstel zal voorbereiden met betrekking tot het beoogde samenwerkingsmodel (rol van de nieuwe maatschappij, partners, taken, beslissingsbevoegdheden, financiering, inkomstenbronnen, juridische onderbouw ...);
een werkgroep een voorstel zal voorbereiden met betrekking tot de aanpak en de rol van de overheid inzake de uitreiking en het gebruik van een digitale identiteitskaart en een Public Key Infrastructure (PKI);
een werkgroep een voorstel zal voorbereiden met betrekking tot de volledige aanpak en timing inzake « Elektronische overheid ».
De raad beslist dat, voortaan, in afwachting van de bespreking en de goedkeuring van een globaal ICT-plan voor de federale overheid, alle algemene initiatieven met betrekking tot ICT binnen de federale overheid zullen moeten worden overlegd met de ICT-manager.
De raad belast de ministers van Telecommunicatie en Ambtenarenzaken, elk wat hem betreft, met het nemen van alle verdere uitvoeringsmaatregelen.
De definitieve beslissingen zullen genomen worden nadat een globale nota aan de raad zal zijn voorgelegd. »
SAMENVATTING ALGEMENE NOTA E-GOVERNMENT
De overheid moet een actieve rol spelen, zowel naar het creëren van de randvoorwaarden als naar het uitrusten van de overheden met een geïntegreerd informaticasysteem (voorbeeldfunctie).
Eén virtuele overheid (integratie van alle niveaus, ook de lokale) in samenwerking met het bedrijfsleven (samenwerkingsverbanden).
Herorganisatie van de overheid volgens « intentiegerichte diensten » (volgens levenservaringen) : geïntegreerd antwoord op gerichte vraag van de burger/bedrijf/organisatie.
Middlewarestructuur waardoor alle overheden met elkaar kunnen communiceren (open standaarden, xml).
Gefaseerde aanpak : integratie (info), transactioneel, proactiviteit (zelf nieuwe diensten ontwikkelen).
Belang van elektronische handtekening (veiligheid : authentificatie, integriteit).
Vermijden van de digitale kloof.
Rollen en verantwoordelijkheden :
nationale gemengde commissie met betrekking tot de hinderpalen voor de informatiemaatschappij;
administratieve vereenvoudiging;
ICT-organisatie binnen de verschillende overheden;
publiek private samenwerkingen.
Denk groot, start klein en schaal snel.
Veralgemeend gebruik van unieke identificatiesleutels.
Elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten.
Portal site van de overheid.
Elektronische identiteitskaart.
PRESENTATIE VAN DE VERWEZENLIJKINGEN OP HET GEBIED VAN E-GOVERNMENT VAN DE STAD GENT
INFORMATIEGIDS VAN DE GEMEENTE KAMPENHOUT TEN BEHOEVE VAN HAAR INWONERS
GIDS VOOR WEBSITES VAN GEMEENTEN (VWSG)
LIJST DER BEBRUIKTE AFKORTINGEN INZAKE INFORMATICA
ICT : Informatie- en Communicatie-Technologie;
UMTS : Universal Mobile Telecommunications System;
PKI : Public Key Infrastructure;
PPP : Public/Private Partnership;
PPS : Publieke/Private Samenwerking;
GIS : Geografisch Informatie-Systeem;
PC : Personal Computer;
B2B : Business-to-Business.