2-481/3 | 2-481/3 |
14 NOVEMBER 2000
Naar aanleiding van de tragische dood van 58 Chinese onderdanen in de nacht van 18 op 19 juni 2000 in een container op weg van Zeebrugge naar Dover, werden door de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden een reeks hoorzittingen georganiseerd om te peilen naar de omstandigheden van dit drama.
Parallel daarmee werd door mevrouw Thijs op 21 juni 2000 een voorstel ingediend tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie naar deze omstandigheden en naar de verantwoordelijkheden ervoor, naar de efficiëntie, en naar de verbeteringen die in het licht van de opgedane kennis door de onderzoekscommissie kunnen worden aanbevolen inzake preventie en controle van de mensenhandel.
De volgende hoorzittingen werden door de commissie gehouden, buiten het kader van huidig voorstel :
op 20 juni 2000 met de heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken;
op 27 juni 2000 met de heer Marc Verwilghen, minister van Justitie;
op 4 juli 2000 met de heer Didier Reynders, minister van Financiën;
op 12 juli 2000 met de heer Lamiroy, kabinetsmedewerker van de minister van Justitie.
Bovendien werd op 7 juli door de commissie een bezoek gebracht aan de haveninstallaties van Zeebrugge om de visu te kunnen vaststellen hoe de inschepingsverrichtingen van het vrachtvervoer aldaar verlopen.
Bij de afweging van de vraag of het nuttig was een onderzoekscommissie op te richten, werd door de commissie uiteraard rekening gehouden met de gegevens die via deze hoorzittingen en het bezoek aan Zeebrugge werden verkregen.
De hoofdindienster van het voorstel verwijst naar de toelichting bij haar initiatief (Stuk Senaat nr. 2-481/1) waarin verschillende elementen terug te vinden zijn nopens het incident van Zeebrugge waaruit duidelijk blijkt dat er heel wat ernstigs misgelopen is, dat niet te herleiden is tot een loutere samenloop van omstandigheden.
De ontwikkelingen van de zaak (hoorzittingen, bezoek aan Zeebrugge en krantenartikels) wijzen erop dat al de vastgestelde problemen nog niet zijn opgelost en dat er evenzeer nog duistere punten zijn bijgekomen, die de noodzaak van een grondig onderzoek nog versterken. Deze problemen zijn bovendien van uitgesproken structurele aard en staan buiten het gerechtelijk onderzoek dat aan de gang is, zodat interferenties tussen beide facetten (parlementair en gerechtelijk onderzoek) kunnen worden vermeden. Het parlementair onderzoek vormt aldus een noodzakelijk complement ten overstaan van het gerechtelijk onderzoek. Bovendien is het oprichten van een onderzoekscommissie de enige manier om waarachtige verklaringen te bekomen, vooral vanwege privé-firma's, zoals P & O.
Een mede-indiener van het voorstel verklaart dat alle elementen waarover hij tot nu toe beschikt, zowel in de hoorzittingen als via het bezoek te Zeebrugge, hem sterken in de mening dat dit alles slechts een aanzet kan zijn tot een meer fundamentele aanpak van het probleem.
Los van de noodzaak aan een onderzoekscommissie over het drama van Zeebrugge, is er zeker ook een verlenging nodig van het mandaat van de subcommissie « Mensenhandel en Prostitutie », en dit om het onderzoek naar de structurele problematiek van de mensenhandel te verfijnen, onder andere in het verlengde van de subcommissie.
Meer bepaald wat de noodzaak betreft aan een onderzoekscommissie, blijft hij bij zijn overtuiging dat er nog blinde vlekken zijn in de gehoorde uiteenzettingen.
In de eerste plaats rijzen een aantal vragen over het optreden van P & O. Het bezoek van vrijdag 7 juli 2000 aan de haven van Zeebrugge heeft deze commissie toegelaten een aantal vaststellingen te doen op het terrein. De rederij P & O slaat de gegevens van de vrachtwagens op in haar computers, maar wat méér is, ze stuurt deze gegevens ook door naar Dover waardoor mogelijkerwijze aldaar een controle kan worden georganiseerd op grond van deze gegevens. Deze registratie van gegevens is in wezen de enige controle die in België plaatsheeft.
Voor het achterwege blijven van een degelijke controle wordt vaak de vrijheid van verkeer ingeroepen. Ook wordt erop gewezen dat in het kader van Schengen enkel de invoer van goederen moet gecontroleerd worden. Spreker wijst er evenwel op dat deze vrijheid van verkeer en van handel niet belet dat de overheid een algemene veiligheidsplicht heeft. Hij heeft er reeds op gewezen dat de overheid terzake geen resultaatsverbintenis heeft maar wel verplicht is om een inspanning te leveren die in verhouding staat tot de ernst van de situatie. De vraag is dus niet of er al dan niet controle is maar of deze controle in verhouding staat tot het probleem waaraan het hoofd moet geboden worden (evenredigheidsbeginsel).
Gelet op de gebrekkige beschikbaarheid van bevoegde diensten op het terrein rijzen er toch wel ernstige twijfels of de overheid op dit punt haar verplichting is nagekomen.
Een tweede vaststelling tijdens het bezoek aan Zeebrugge is dat twee van de drie rederijen in Zeebrugge over een eigen bewakingsdienst beschikken. P & O is de enige die geen eigen veiligheidsdienst heeft. Tijdens haar bezoek heeft de commissie inzage gekregen van de stukken van de vergaderingen die tussen de rederijen en de provinciegouverneur van West-Vlaanderen werden gehouden om na te gaan op welke wijze de veiligheid kon worden nageleefd door een eerste controle door de rederijen. P & O heeft een kosten-batenanalyse gemaakt van de kostprijs van de boetes die ze moet betalen en die van het organiseren van een effectieve controle. Aangezien het goedkoper is de boetes te betalen heeft P & O ervoor geopteerd om de boetes te betalen. Dit is een toch wel erg krasse redenering : waar gaan we naartoe als de vrachtvervoerders in ons land besluiten om de snelheidsbeperkingen niet langer na te leven als blijkt dat het voordeliger is om de boetes te betalen en daardoor « just in time » te kunnen leveren ?
Het Parlement moet niet aanvaarden dat geldelijk gewin de enige leidraad wordt voor het handelen van de economische operatoren in onze samenleving. Moreel gesproken vindt hij dergelijke handelwijze onaanvaardbaar. Er mag nooit uit het oog verloren worden dat men omgaat met mensen.
Buiten dit ethisch aspect meent hij ook dat P & O de juridische verplichting heeft om controles te houden onder voorbehoud van wat de Britse wetteksten terzake bepalen. Het vervoerscontract van P & O houdt een aantal verplichtingen in, namelijk het controleren of er geen verboden goederen of mensen worden gesmokkeld.
Onder voorbehoud van verder onderzoek zou het bijzonder dwaas zijn te poneren dat, aangezien deze verplichting in Dover wordt gecontroleerd, deze niet bestaat bij de afvaart. Het geheel van de wettelijke en contractuele verplichtingen van de rederijen vergt dus een nader onderzoek. Spreker meent dat de verplichting voor de rederijen om een effectieve controle door te voeren buiten kijf staat. Het bewijs is dat wanneer de controle ontbreekt een boete wordt opgelegd bij aankomst in Dover. Waar kan die controle anders gebeuren dan vóór het vertrek ?
P & O doet dus geen eigen controle, deels omwille van commerciële redenen, deels omwille van het feit dat de zes afvaarten per dag nauwelijks controle toelaten. De schade die voortvloeit uit dit gebrek aan controle is voor rekening van de samenleving of voor de slachtoffers van de mensenhandel. Het is de plicht van de overheid om deze primaire veiligheidsverplichting bij het vervoer te doen naleven.
Een andere vaststelling is dat de politiecontrole zowel structureel als in de feiten onbestaande is. Spreker verwijst naar de bijzondere omstandigheden die de minister van Binnenlandse Zaken in zijn verslag voor de commissie heeft geschetst. De zeevaartpolitie was tot november 1999, 24 uren per dag aanwezig in Zeebrugge. Sindsdien meldt de zeevaartpolitie zich 15 minuten vóór de inschepingsoperatie aan voor controle. Als er al controle is dan is zij bovendien slechts theoretisch. De commissie heeft zelf kunnen vaststellen dat het feit dat er geen controle was de vrachtwagenchauffeurs ertoe aanzet hun voertuig rechtstreeks te parkeren op het terrein bestemd voor de reeds gecontroleerde vrachtwagens. De aanwezige politie controleerde niet de vrachtwagens maar enkel de computerfiches van P & O om na te gaan of de chauffeur niet geseind is.
Vanzelfsprekend is dit geen controle. Van de vrachtwagen of de chauffeur zelf wordt niets gecontroleerd.
De douane controleert alleen de goederen. Als het om intracommunautair vervoer gaat moet dit echter niet systematisch gebeuren. De politie controleert de chauffeurs en de douane controleert mogelijk de goederen, maar als de goederen mensen zijn is er duidelijk een hiaat. In ieder geval is er dus een structurele fout in de organisatie van de veiligheid, gelet op het feit dat de lijn Zeebrugge-Dover een bekende route is voor de mensenhandel.
Spreker beweert niet dat de politie iedere vrachtwagen moet controleren maar wel dat een minimale inspanning moet gedaan worden om na te gaan of er verdachte elementen zijn. De minister van Justitie stelt zijns inziens terecht dat een geïntegreerde aanpak de enige juiste aanpak is voor de toekomst. Dit impliceert met name een samenwerking tussen de rederijen, de politie en de douane en het uitwerken van criteria om te bepalen of een optreden nodig is. Dit alles ontbreekt op dit ogenblik : er zijn geen schriftelijke richtlijnen die een omschrijving geven van wat verdachte elementen zijn, hoe daarop moet gereageerd worden en op welke wijze een aangepaste controle moet gebeuren.
Volgens de minister van Justitie ging het bij het transport van de Chinezen niet om een gecontroleerde zending. Dit belet niet dat de verklaringen van de verschillende ministers niet volledig met elkaar overeenstemmen wat de aard van de vracht betreft. De minister van Justitie heeft verklaard dat men dacht dat het om een smokkel ging van tabak en sigaretten, met andere woorden, een ontduiking van accijnzen die dan in Dover zou worden vastgesteld. De minister van Financiën heeft ook een verklaring in die zin afgelegd.
Op vrijdag 7 juli 2000 heeft de commissie op het terrein kunnen vaststellen dat op de computerfiche van Van der Spek vermeld wordt dat het gaat om de opening van een rekening voor een op 15 juni 2000 opgerichte vennootschap, drie dagen vóór de overtocht en dat er contant werd betaald. Of die feiten op zichzelf elementen waren die een verdere controle verantwoordden is onduidelijk. Volgens een woordvoerder van de Belgische douane, die op 7 juli is ondervraagd, zijn dit voor de Britse douane, op grond van de fraudeprofielen die zij heeft opgemaakt, voldoende elementen om dit als een verdacht vervoer te beschouwen. De Engelse documenten over de als verdacht te beschouwen transporten werden aan de commissie getoond.
Dit betekent dat P & O over deze twee elementen beschikte en, al dan niet terecht, deze niet heeft doorgegeven aan de Belgische douane of aan de Belgische politie.
Dezelfde spreker wijst erop dat de verklaringen van de baliemedewerker van P & O aan de commissie vooralsnog geen definitief oordeel mogelijk maakten. De baliemedewerker verklaarde dat contante betalingen slechts twee à drie keer per week gebeuren. De hiërarchische overste relativeerde dit door te zeggen dat er meer dan één baliemedewerker is. Op zijn vraag over het aantal contante betalingen volgens de boekhouding bleef men het antwoord schuldig. Bovendien werd er positief geantwoord op de vraag of men Van der Spek kende. Het is duidelijk dat de commissie moet achterhalen op welke manier men Van der Spek kende. De opening van een rekening door Van der Spek op 15 juni 2000 gebeurde in Eindhoven bij een medewerker van P & O. Het lijkt hem nogal eigenaardig dat een rekening wordt geopend in Eindhoven voor een firma die in Rotterdam werd opgericht. Bestaat er geen kantoor van P & O in Rotterdam ?
Al deze concrete elementen wijzen erop dat bij P & O een zekere laksheid heerst. Ze houden geen toezicht meer op de wettigheid van de operaties. Dit creëert een algemene sfeer van a-legaliteit : met de wet wordt geen rekening gehouden want dit is een kost voor de rederij. Het gevolg is dat noch de politie, noch de douane de gepaste signalen krijgen om te kunnen optreden.
Wat de douane betreft heeft de commissie nogmaals kunnen vaststellen dat het kader van de overheidsdiensten onvoldoende is ingevuld om de taken in de haven naar behoren te kunnen uitvoeren. Daarnaast heeft de commissie vernomen dat op zondag één douanier in de haven aanwezig is, en dan nog in de achterhaven. Op het reusachtige terrein waarop de vrachtwagens parkeren is geen enkele politiecontrole. De vrachtwagens passeren de douanecontrole slechts vijftien minuten vóór de inscheping. Dit maakt het totaal onmogelijk om een controle te organiseren gelet op het afvaartritme.
Om die reden worden de vrachtwagens bijeengebracht op een « gesloten » terrein. Iedereen heeft kunnen vaststellen hoe gemakkelijk het is om op dit terrein in de vrachtwagens plaats te nemen : er is geen permanente politiebewaking en op zondag is er geen enkele douanier op het terrein aanwezig.
Het is juist dat er vrijheid is van verkeer van goederen en dat het gaat om intracommunautair vervoer, maar dit laat niet alles toe.
Het terrein dat uit zijn aard geschikt is voor de isolatie van wachtende vrachtwagens, en bovendien bedoeld is voor precontroles, wordt in feite daarvoor niet gebruikt. Het gevolg is dat alle controles tijdens de vijftien minuten vóór het vertrek moeten gebeuren, wat absoluut onvoldoende is om alle wagens vóór het inschepen te controleren.
Het is schrijnend dit te moeten vaststellen als men weet dat Zeebrugge op één van de meest intensieve smokkelzones ligt qua mensenhandel.
Nog een ander voorbeeld van onbedachtzaamheid is de controle van de koelwagens. De douanier die ter plaatse werd gevraagd naar de controletechnieken, antwoordde dat het makkelijk is trafieken in te schatten op hun inhoud. Ieder transport heeft een specifieke temperatuur. Zo heeft een transport van ham 4 oC nodig, terwijl een tomatentransport met 12 ºC volstaat.
Vermits de temperatuur van buitenaf te lezen valt, is het een koud kunstje om te weten of er fraude is of niet.
Dat wil zeggen dat, mits een minimale inspanning, P & O minstens één indicatie zou hebben gehad over de verdachte aard van het transport met de Chinezen.
De conclusie is dat het hele gebeuren vragen oproept.
Vanzelfsprekend is België niet de eerste verantwoordelijke. Dit zijn namelijk de mensenhandelaars.
Doch indien er aanbevelingen moeten komen ten gevolge van dit drama, zal het zeker de conclusie zijn dat dergelijke drama's kunnen worden voorkomen, mits een minimum aan voorzorg.
De douaniers meldden dat er een jaar geleden werd afgesproken dat de rederij een eerste controle zou verrichten en dat ze daarvoor aanspraak zou kunnen maken op Smet-banen. Wat is hiervan geworden ?
Een lid gaat akkoord met de spreker tot op een zekere hoogte.
Hij beweert dat men nog dient uit te klaren, ten eerste, of de cijfers die men opgeeft voor verstekelingen enkel gelden bij de aankomst in Groot-Brittannië en, ten tweede, of het cijfer bij de maatschappij die de macht en de middelen heeft om te controleren groter zou zijn dan bij de maatschappijen die dat niet kunnen.
Cijfers zijn er in België niet beschikbaar. Toch zal het nodig zijn deze te verzamelen. Dit vergt zeker een follow-up.
Ook de bevoegde ministers moeten over dit migratieprobleem hun beleid toelichten.
Hij wenst dat dit beleid wordt opgevolgd, en mocht deze opvolging falen, dan wil hij wel zijn mening herzien over de kwestie van de oprichting van een onderzoekscommissie. Tot nader order lijkt hem dat echter niet noodzakelijk en zal hij tegenstemmen.
Een ander lid herinnert aan de verklaringen van de ministers : goederen worden bij binnenkomst in België door de douane gecontroleerd, terwijl de rijkswacht instaat voor de controle van personen.
Alvorens P & O te beschuldigen met de bewering dat de rederij uit zuiver economische overwegingen verkiest de boetes te betalen veeleer dan naar behoren te controleren, moet men nagaan over welke middelen en welke juridische basis P & O beschikt om dit soort oneigenlijke politiecontroles uit te voeren.
Is P & O niet verplicht om alleen maar boetes te betalen bij gebrek aan een volwaardige controlebevoegdheid ?
De mobiele scanner die de minister van Financiën belooft, kan een oplossing bieden.
Hij vindt dat de commissie de uitvoering van de aangekondigde maatregelen moet afwachten. Zij kan later nog nagaan of ze genoegen kan nemen met de resultaten.
Een lid wijst erop dat de bevoegdheden van de subcommissie naar alle waarschijnlijkheid in die zin zullen worden verruimd. Zij ziet dus ook niet onmiddellijk het nut in van een onderzoekscommissie.
De eerste spreker, die voorstander blijft van een onderzoekscommissie, is evenwel bereid om de mede-indieners te vragen het voorstel in te trekken, als voldoende waarborgen worden geboden dat de commissie bevoegd zal zijn om het drama van de dood van 58 Chinezen uit te spitten.
Hij behoudt zich daarenboven het recht voor om naargelang het debat verloopt amendementen in te dienen op het besproken voorstel.
Een lid verklaart met nadruk dat hij het als het strikte minimum beschouwt dat de subcommissie de opdracht krijgt om de dood van de Chinezen te onderzoeken. Vorig jaar alleen zijn 2 023 personen, onder wie verschillende minderjarigen, zonder verblijfstitel opgepakt op de routes naar Engeland die door de netwerken gebruikt worden. Dat is toch geen onbelangrijk fenomeen.
De eerste spreker leidt uit de debatten die tot nu toe werden gehouden rond de verlenging van het mandaat van de subcommissie af dat de meerderheid een onderzoekscommissie vreest. Ze heeft blijkbaar iets te verbergen; waarom zou ze anders tegen de oprichting van zulk een commissie gekant zijn ? De doofpotoperatie is een voorbeeld van oude politieke cultuur. De krant De Standaard heeft geen ongelijk waar ze stelt dat de huidige Senaat slechts een schim is van wat ze was tijdens de vorige legislatuur. De commissies leveren immers geen kwaliteitswerk meer.
Hij zal daarover aan de publieke opinie een verklaring moeten geven, vermits men intern geen debat wil voeren op grond van objectieve argumenten. Waarom zou nu een onderzoekscommissie niet meer mogelijk zijn, onder het mom van het lopen van een gerechtelijk onderzoek, als men bedenkt dat de commissie-Verwilghen wél werd geaccepteerd ondanks het aan de gang zijnde gerechtelijk onderzoek ?
Hetzelfde gebeurde met de onderzoekscommissie over de scheepskredieten : het aan gang zijnde gerechtelijk onderzoek, ja zelfs de aanhouding van schepen Gantman hebben het voeren van een parlementair onderzoek bij de Vlaams Raad niet kunnen belemmeren.
Hetgeen spreker vooral wil bekomen, is dat er een parlementair debat op gang komt over zulk een essentieel vraagstuk als de dood van 58 mensen op doortocht in ons land. Hij wil daarmee een aanzet geven tot het instellen van een debatcultuur. Deze is nu niet of nauwelijks aanwezig bij de Senaat.
Nooit eerder maakte hij mee dat de Senaat op het einde van een zitting er nog zeven wetsontwerpen moest doorjagen, en dit terwijl de Kamer reeds in verlof was.
Men heeft te dier gelegenheid een soort stilzwijgende grondwetswijziging doorgevoerd, namelijk dat het amenderingsrecht van de Senaat wordt opgeschort als de Kamer met verlof is.
Een lid antwoordt dat deze opmerkingen van de mede-indiener niet helemaal terecht zijn. Weliswaar wordt niet ingegaan op zijn verzoek om de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie, maar men mag niet uit het oog verliezen dat de subcommissie haar werkzaamheden heeft voortgezet en zich ook heeft gebogen over het probleem van de clandestiene migratie, waarvan de gebeurtenissen in Dover slechts het resultaat zijn. In dat opzicht heeft men de deur op een kier gezet.
Hij kant zich niet definitief tegen de oprichting van een onderzoekscommissie, maar hij wil eerst de subcommissie een kans geven. De oprichting van een onderzoekscommissie zou het onderzoeksterrein van de senatoren immers te zeer beperken.
Een ander lid verklaart eveneens dat de subcommissie en de commissie waaruit zij is voortgekomen, het probleem van de mensenhandel, en vooral de dood van 58 Chinezen, zeer ernstig nemen. Uiteraard blijft het mogelijk om een onderzoekscommissie op te richten als dat nodig zou blijken.
Nog een lid vindt ook dat het incident van Dover de resultante is van een groter geheel.
Dat neemt niet weg dat hij de grootst mogelijke klaarheid wenst daaromtrent. Eigenlijk is hij er voorstander van het probleem van Dover apart te behandelen. Het zou om een specifieke werkzaamheid moeten gaan, beperkt in de tijd (bijvoorbeeld tot in het najaar).
In een tweede fase kan de subcommissie dan de bredere context onderzoeken.
Dit is de enige methode om dit specifiek drama niet te laten verzanden.
Een ander lid stelt vast dat de Senaat sinds de Staatshervorming nog steeds op zoek is naar een eigen profiel. Er werden in die richting reeds bepaalde aanzetten gegeven. Zo was er de commissie « Georganiseerde criminaliteit » en de subcommissie « Mensenhandel » waarvan de verslagen een grote weerklank hebben gehad.
In dergelijke gunstige trend een breuk veroorzaken door een onderzoekscommissie te weigeren, getuigt van een duidelijke pleinvrees.
De 58 omgekomen Chinezen verdienen beter dan een subcommissie. Het instrument van de onderzoekscommissie is gecreëerd door de wetgever voor zulke gevallen.
De voorzitter van de Senaat pleit voor de herinvoering van het bicameralisme om de Senaat naar buitenuit meer tot haar recht te laten komen.
Nochtans moet men daarop niet wachten en kan men geen beter middel daartoe bedenken dan de oprichting van de voorgestelde onderzoekscommissie.
Een ander lid stelt vast dat alle senatoren die het woord hebben genomen, het erover eens zijn dat het incident in Dover zeer ernstig is.
Ook vinden ze allemaal dat hier een reactie op moet komen op parlementair niveau, door middel van een bijzondere commissie.
Nu is de subcommissie op zich al een bijzondere commissie. Men kan het idee van een onderzoekscommissie nog als slag om de arm houden.
Spreekster kan zich met zulke oplossing verzoenen.
Een ander lid wijst erop dat het de regering-Dehaene is die indertijd de Staatshervorming op gang heeft gebracht en dat alle partijen die de regering steunden dus ook zijzelf hiermee akkoord zijn gegaan. Nu wordt het geleidelijk aan duidelijker dat dit misschien niet de juiste beslissing was. Wat de nieuwe rol betreft die de Senaat zich moet aanmeten volgens een vorige spreker is dat de debatcultuur herinnert zij eraan dat onder anderen dezelfde senator destijds de instelling van de onderzoekscommissie over Rwanda heeft vertraagd.
Zij vindt dat de subcommissie een goed instrument is, waarvan het belang bewezen is. Het werk van deze commissie zal duidelijke gevolgen hebben op het terrein, zowel op politioneel als op gerechtelijk en politiek vlak. De Senaat heeft er belang bij zijn werkzaamheden in verband met alle aspecten van de gedwongen clandestiene migratie in deze richting voort te zetten.
Wanneer België in 2001 het voorzitterschap van Europa zal waarnemen, zal ons land de nadruk op deze problematiek kunnen leggen.
Wat het incident in Dover betreft, gaat het om een probleem dat waar dan ook in Europa had kunnen opduiken en dat men niet alleen België kan verwijten.
Om dit te illustreren volstaat het te denken aan de duizenden doden die vallen bij vruchteloze pogingen om de Straat van Gibraltar over te steken.
Ten slotte is er nog de voortgangsrapportage van Tampere en het befaamde « score board », dat de minister van Binnenlandse Zaken in staat zal stellen om in te grijpen wanneer hij voorzitter zal zijn.
Een lid wenst er de nadruk op te leggen dat de discussie rond het incident van Dover een gewoon politiek debat is. De argumenten van de indieners van het voorstel doen veelal weinig terzake omdat ze niet slaan op het te behandelen thema.
De argumentatie van de CVP en het Vlaams Blok alsof de meerderheid geen debat wil aangaan, is niet houdbaar, als men de tussenkomsten hoort van de meerderheid, die unaniem open blijft staan voor andere initiatieven buiten de subcommissie, mocht blijken dat deze laatste onvoldoende klaarheid brengt.
Een lid heeft geluisterd naar alle argumenten tegen de instelling van een onderzoekscommissie. Zij kan niet anders dan vaststellen dat de dood van 58 personen een belangrijke gebeurtenis is. Tijdens de bezoeken ter plaatse heeft zij niet de indruk gekregen dat de regering met dit probleem echt begaan is. Zij heeft trouwens de aanwezigheid van de minister van Financiën als overdreven ervaren, alsof hij daar was om de ondergeschikte ambtenaren het zwijgen op te leggen. Zij vindt dat dergelijke pressiemiddelen overbodig zijn en zal zich dus onthouden wanneer er over het voorstel-Thijs gestemd wordt.
Zij herinnert eraan hoe de onderzoekscommissie Rwanda is ingesteld. Oorspronkelijk was er de dood van tien para's, maar men wist dat er achter dit incident een hele verziekte context schuilging. Door deze context te willen verbergen heeft de regering ervoor gezorgd dat men een onderzoekscommissie heeft willen oprichten. De huidige regering moet aan dit precedent herinnerd worden. Spreekster zal zich waarschijnlijk onthouden, omdat zij de houding van de regering en vooral van de minister van Financiën onaanvaardbaar vindt. De kwaliteit van het werk van de commissie is van hoog niveau en men hoeft dus haar objectiviteit niet in twijfel te trekken door dergelijke manoeuvres.
Een ander lid trekt dit standpunt in twijfel. Zij vindt de houding van de minister van Financiën niet overdreven. Het was goed dat hij ter plaatse was en uit zijn aanwezigheid blijkt zijn interesse voor de gebeurtenissen in Zeebrugge.
Opschrift
Het amendement nr. 1 van de heer Vandenberghe, dat ertoe strekt het opschrift te wijzigen, wordt verworpen met 9 stemmen tegen 3 bij 2 onthoudingen.
Artikel 1
Het amendement nr. 2 van de heer Vandenberghe wordt verworpen met 9 stemmen tegen 3 bij 2 onthoudingen.
Het artikel wordt verworpen met 9 stemmen tegen 3 bij 2 onthoudingen.
Artikelen 2 tot 6
Aangezien het principe van de instelling van een bijzondere commissie of van een parlementaire onderzoekscommissie verworpen wordt, zijn de artikelen 2 tot 6 overbodig geworden.
Het wetsvoorstel in zijn geheel wordt verworpen met 8 stemmen tegen 3 bij 3 onthoudingen.
Dit verslag werd goedgekeurd met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.
De rapporteur, Chokri MAHASSINE. |
De voorzitter, Anne-Marie LIZIN. |