(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Uit meerdere bronnen heb ik vernomen dat het aantal chauffeurs dat wordt aangevallen door delinquenten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest exponentieel toeneemt.
Deze aanvallen, die tot doel hebben de wagen en/of de waardevolle bezittingen van het slachtoffer (juwelen, cash, blanco cheques, kredietkaarten) te stelen, worden steeds gewelddadiger en gaan geregeld gepaard met « nodeloze » doodsbedreigingen tegen het slachtoffer, voor wie de psychologische schok daardoor uiteraard des te groter is.
Het gedrag van de delinquenten wijst erop dat zij niet echt verwachten geïdentificeerd, gearresteerd of zwaar gestraft te zullen worden.
Daarom vraag ik de geachte minister welke maatregelen hij zal nemen om deze kwaal te bestrijden, enerzijds, ten aanzien van de politiediensten en, anderzijds, ten aanzien van de bevolking die maatregelen verwacht om haar gevoel van onveiligheid weg te nemen.
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen :
Hoewel we binnen onze landsgrenzen een toename kunnen vaststellen van het aantal car-jackings, gaat het statistisch gezien echter niet om een omvangrijk fenomeen, aangezien deze vorm van autodiefstal ongeveer 5 % uitmaakt van het totaal aantal gestolen wagens op jaarbasis.
Zelfs al blijft car-jacking in ons land min of meer een randverschijnsel, het feit dat de media er steeds meer aandacht aan schenken, heeft tot gevolg dat er onder de bevolking een eerder subjectief dan objectief onveiligheidsgevoel groeit. Een nevenverschijnsel hiervan is het ontstaan van « car-jackers door imitatie ».
Car-jacking (diefstal van een voertuig met geweld of dreiging tegenover de bestuurder en/of de passagiers) is een gelegenheidsdelict, dit wil zeggen dat de dader de inbreuk zal plegen als de gelegenheid zich ertoe leent.
Wegens de aard van dit misdrijf kan voor de preventie van car-jacking enkel de situationele preventie een rol spelen. Dit soort preventie wil de concrete situaties wijzigen die verondersteld worden misdrijven uit te lokken. Ze omvat dus meer bepaald technopreventieve maatregelen.
Dit is de reden waarom de politiediensten regelmatig preventieve adviezen geven om de bevolking voor deze problematiek te sensibiliseren.
Bovendien heeft op federaal niveau de technische groep van het Nationaal Overlegplatform « Autocriminaliteit », dat in 1997 werd opgericht op initiatief van het ministerie van Justitie en het ministerie van Binnenlandse Zaken, voorgesteld om een technisch lastenboek uit te werken betreffende de preventiesystemen van car-jacking en betreffende de « after-theft-systemen ». Dit lastenboek CJ1 (immobilisatiesystemen van het voertuig) werd uitgewerkt door een gespecialiseerde werkgroep samengesteld uit verzekeraars, vertegenwoordigers van de autosector, de producenten van « after-theft-systemen » en de Nationale Vereniging voor beveiliging tegen brand en binnendringing (NVBB). Dit lastenboek trad in werking op 1 januari 2000.
CJ1 slaat op systemen die een gestolen wagen vanop afstand doen vertragen, langzaam doen stilvallen of het heropstarten beletten na een stop. Een lijst van erkende systemen zal verschijnen van zodra de eerste systemen de nodige testen hebben doorstaan. Naast het lastenboek CJ1 is een ander lastenboek in de maak waarin lokalisatie- of trackingsystemen opgenomen zijn. Deze systemen moeten de recuperatie van een gestolen voertuig vergemakkelijken. De systemen die in het lastenboek CJ1 zijn opgenomen, moeten een minimale garantie bieden wat betreft de veiligheid van de bestuurder en de veiligheid van derden.
Tenslotte voert het Vast Secretariaat voor het preventiebeleid (VSP) samen met de politiediensten preventie-acties uit op de parkings en organiseert het samen met hen graveeracties voor voertuigen zodat de eigenaars van de gecontroleerde voertuigen kunnen geïdentificeerd worden.
Op repressief vlak kan er momenteel geen sprake zijn van een nationaal beleid tegen car-jacking gezien de geografische ongelijkheid qua concentratie en frequentie van het fenomeen. Deze problematiek wordt dus op lokaal niveau behandeld door de politiediensten in functie van de statistische gegevens waarover ze beschikken. Daarom worden de patrouilles op gevoelige plaatsen verhoogd en wordt er werk gemaakt van de identificatie van georganiseerde bendes van car-jackers, enz.
Teneinde de personen te helpen die slachtoffer werden van een poging tot car-jacking of een car-jacking, worden ze door de ordediensten doorverwezen naar hun bureau voor bejegening. Deze slachtofferopvang heeft reeds haar nut bewezen.
Het gevaar van een massaal en exclusief gebruik van technische beveiligingsmaatregelen van voertuigen bestaat in een toename van het geweld. De Verenigde Staten worden overigens momenteel geconfronteerd met deze toename. naast car-jacking en home-jacking heeft nu immers ook killjacking haar intrede gedaan.
Het preventiebeleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken bestaat dus in het aanmoedigen van de verspreiding van preventie-adviezen (teneinde diefstal te vermijden en correct te handelen bij een poging tot diefstal) en het aanmoeidigen van actievoorstellen die de burgers zouden kunnen nemen.
Op repressief vlak hebben de ordediensten acties opgezet die car-jacking zouden moeten tegenhouden. Aangezien dit fenomeen echter nog zeer recent is, is het momenteel niet mogelijk de efficiëntie van hun acties te bepalen.