Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-19

ZITTING 1999-2000

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 677 van mevrouw Nagy d.d. 25 mei 2000 (Fr.) :
Asielprocedure. ­ Gebruik van de talen. ­ Taalkaders.

Bij toepassing van artikel 51/4, § 2, derde lid, van de wet van 15 december 1980, is het, indien de vreemdeling als taal van het onderzoek noch het Nederlands, noch het Frans kiest of hij verklaard heeft de hulp van een tolk te verlangen, de administratie die de taal van het onderzoek bepaalt, « in functie van de noodwendigheden van de diensten en instanties ». Tegen deze beslissing kan geen afzonderlijk beroep worden ingesteld en ze bepaalt de taal waarin de documenten aan de aanvrager worden gestuurd, alsook de taal van de eventuele hierop volgende procedures.

Rekening houdend met de talen die in de wereld het meest gebruikt worden en de streken waarvan de meeste asielzoekers afkomstig zijn, mag men veronderstellen dat er zich aan onze grenzen meer aanvragers aanbieden die het Frans gebruiken dan personen die Nederlands spreken. Dit zou als gevolg moeten hebben dat er meer Franstalige dan Nederlandstalige ambtenaren worden ingezet.

Er wordt mij echter verteld dat de overheid, wanneer zij gebruik maakt van de hierboven vermelde bepaling, systematisch het Nederlands als proceduretaal kiest, om zo het werk beter te verdelen tussen de Franstalige en de Nederlandstalige ambtenaren.

Misschien heeft de wetsbepaling tot doel het werk in de diensten en instanties op een evenwichtige en efficiënte manier te verdelen. Toch lijkt het mij dat dit problemen kan opleveren voor het goede verloop van de procedure, enerzijds wat betreft de begrijpelijkheid van de procedure voor de aanvrager en anderzijds wat betreft de verdeling van de personeelsformatie over de taalkaders van de overheidsinstanties waar een vreemdeling zich als vluchteling kan aangeven.

Ik heb dus de volgende vragen :

1. Wordt er bij de toepassing van deze wetsbepaling rekening gehouden met het belang van de aanvrager, in het bijzonder wanneer deze verklaart de Franse taal te kennen of hier blijk van geeft, maar dit op een gebrekkige wijze zodat hij toch de hulp van een tolk nodig heeft ?

2. Welke maatregelen zijn er genomen om ervoor te zorgen dat de kennisgevingen die gestuurd worden aan de aanvragers die de hulp van een tolk hebben gevraagd, door de bestemmeling ook correct begrepen worden ? Zijn de teksten vertaald ?

3. Wat is voor de jaren 1990 tot 1999 het aantal aanvragen dat onderzocht is, respectievelijk in het Frans en in het Nederlands ?

4. Hoeveel van deze aanvragen zijn, voor dezelfde periode, in een van deze talen onderzocht met toepassing van artikel 51/4, § 2, derde lid, van de wet van 15 december 1980 ?

5. Wordt er rekening gehouden met deze aantallen bij het vaststellen van het taalkader van de overheidsdiensten waar de vreemdeling zich als vluchteling kan aangeven, met toepassing van artikel 43, § 3, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken ?

6. Wat is de huidige verdeling van de taalkaders van die diensten ?