2-481/1 | 2-481/1 |
21 JUNI 2000
1. In de nacht van zondag 18 op maandag 19 juni 2000 ontdekten de douanediensten van Dover (Verenigd Koninkrijk) in een Nederlandse vrachtwagen 58 dode migrantenlichamen. De vrachtwagen vertrok eerder per overzetboot vanuit de haven van Zeebrugge.
De tragische omstandigheden waarin deze 58 mensen de dood vonden en waarbij de controleverantwoordelijkheden te Dover, onder meer bij monde van de Britse Freight Transport Association, uitdrukkelijk stellen dat dit drama had kunnen worden vermeden indien de Belgische overheden hun controletaak hadden uitgevoerd, wettigen op zich reeds een verder onderzoek naar de concrete oorzaken en omstandigheden van de ramp.
2. Dit onderzoek kan niet louter beperkt blijven tot juridisch-gerechtelijke aspecten, maar moet kaderen binnen de vraag naar de transport-, migratie- en mensenhandelcontrole zowel administratief als politioneel die in België wordt uitgevoerd op de bekende gevarenroute Zeebrugge-Dover. Dit onderzoek naar de efficiëntie, inzetbaarheid, toepassing en criteria van deze controle moet daarom een antwoord geven op de beleidsvraag hoe de preventieve aanpak van mensenhandel dient te worden geconcipieerd.
Deze bestuurlijke aanpak werd reeds uitvoerig toegelicht in de verslagen, conclusies en aanbevelingen van de onderzoekscommissie naar de georganiseerde criminaliteit in België, de commissies mensenhandel en prostitutie 1995 en 2000, en het recente Senaatsrapport houdende aanbevelingen voor het regeringsbeleid met betrekking tot de immigratie.
Een onderzoek naar de dramatische feiten en de manier waarop die konden worden vermeden, kan resulteren in gerichte beleidsconclusies en aanbevelingen om de preventie van en controle op de mensenhandel op de meest optimale wijze te onderbouwen.
3. Meer dan 48 uur na de feiten vond in België geen enkele (interdepartementele) bestuurlijke crisiscoördinatie plaats, geen opdracht werd gegeven tot gecoördineerd onderzoek, noch werd nadere duiding verstrekt.
Omdat de regering de omvang van het drama niet ten volle heeft ingeschat, en elke vraag tot onderzoek afwimpelt met een verwijzing naar andere verantwoordelijkheden of bevoegden, dient het Parlement zijn taak op te nemen om tot waarheidsvinding te komen nopens de oorzaken van en de verantwoordelijkheden voor de feiten.
Uit de eerste beperkte informatie kan worden afgeleid dat er aanknopingspunten voorhanden zijn die een verder onderzoek naar de (niet) uitgevoerde controle wettigen.
4. Het Parlement kan niet onverschillig blijven tegenover de dramatische uitwassen van de mensenhandel en het manifeste onvermogen van de overheid om die handel te bestrijden en te vermijden.
Het recht van onderzoek waarover elke Kamer krachtens artikel 56 van de Grondwet beschikt, biedt de mogelijkheid de informatie die nodig is om een effectieve en efficiënte aanpak van de mensenhandel te kunnen verzekeren, in te winnen.
Om duidelijkheid te scheppen, niet alleen over de feiten en oorzaken, maar ook over gevolgen, implicaties en verantwoordelijkheden dient een onderzoekscommissie te worden ingesteld met als opdracht :
enerzijds de precieze feiten, omstandigheden en oorzaken na te gaan die tot de dood van 58 migranten, vertrokken per overzetboot te Zeebrugge naar Dover (Verenigd Koninkrijk) geleid hebben, de uitgevoerde administratieve en politionele controle te beschrijven en de verantwoordelijkheden ervoor aan te duiden;
anderzijds te onderzoeken op welke wijze de controle op transport, migratie en mensenhandel, onder meer via de gekende gevarenroutes over zee en land, in België wordt uitgevoerd, met aandacht voor de efficiëntie, inzetbaarheid, toepassing en gehandhaafde criteria voor deze controle en gebeurlijk voorstellen te formuleren over de wijze waarop de overheid de preventie en de controle op de mensenhandel kan verbeteren.
5. Op 27 oktober 1999 werd in de schoot van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden de subcommissie « Mensenhandel en prostitutie » opgericht. Het is wenselijk dat deze subcommissie wordt omgevormd tot een onderzoekscommissie met behoud van haar samenstelling en werkzaamheden.
6. Artikel 13, derde lid, van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, zoals gewijzigd bij de wet van 30 juni 1996, voorziet erin dat de werkzaamheden van een parlementaire onderzoekscommissie worden geschorst door de sluiting van de zitting, tenzij de Kamer anders beslist.
Gelet op de strikte en dringende noodzakelijkheid van het onderzoek, worden de werkzaamheden van de onderzoekscommissie niet geschorst tijdens de sluiting van de zitting van de Senaat.
De commissie dient binnen zes maanden na haar installatie verslag uit te brengen aan de Senaat.
Erika THIJS. |
Artikel 1
Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld met als opdracht :
1º een onderzoek te verrichten naar de feiten, omstandigheden en oorzaken die tot de dood van 58 migranten, vertrokken per overzetboot te Zeebrugge naar Dover (Verenigd Koninkrijk), geleid hebben, de uitgevoerde administratieve en politionele controle te beschrijven en de verantwoordelijkheden ervoor aan te duiden;
2º na te gaan op welke wijze de controle op transport, migratie en mensenhandel, onder meer via de gekende gevarenroutes over zee en land, in België wordt uitgevoerd, met aandacht voor de efficiëntie, inzetbaarheid, toepassing en gehandhaafde criteria voor deze controle;
3º voorstellen te formuleren over de wijze waarop de overheid de preventie en de controle op de mensenhandel kan verbeteren.
Art. 2
De commissie heeft alle rechten en bevoegdheden overeenkomstig artikel 56 van de Grondwet en de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek en oefent die uit volgens de noodwendigheden van haar opdracht.
De commissie hoort alle personen van wie zij het nuttig acht dat ze verschijnen.
De commissie legt de nodige nationale en internationale contacten die voor het vervullen van haar opdracht noodzakelijk zijn.
Art. 3
De commissie bestaat uit elf leden en elf plaatsvervangers, aangewezen volgens de regel van de evenredige vertegenwoordiging van de fracties.
Art. 4
De commissie kan, binnen de budgettaire beperkingen door het bureau van de Senaat gesteld, alle nodige maatregelen treffen teneinde haar opdracht op efficiënte wijze te vervullen. Ze kan daartoe, eventueel via een arbeidsovereenkomst, een beroep doen op specialisten.
Art. 5
Bij toepassing van artikel 13 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek, worden de werkzaamheden van de commissie niet geschorst door de sluiting van de zitting.
Art. 6
De commissie brengt binnen zes maanden na haar installatie aan de Senaat verslag uit.
Erika THIJS. Sabine DE BETHUNE. Mia DE SCHAMPHELAERE. Hugo VANDENBERGHE. |