2-408/1

2-408/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

10 APRIL 2000


Voorstel tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale handel en de sluikhandel in diamant en andere grondstoffen waarmee sedert 1995 de conflicten in de regio van de Grote Meren worden gefinancierd, alsook naar de rol van België als draaischijf voor die handel

(Ingediend door de heer Georges Dallemagne)


TOELICHTING


Centraal-Afrika wordt geteisterd door brutale conflicten die zich uitbreiden en blijven voortduren en waarvoor nu reeds een schrikwekkend hoge menselijke tol is betaald. Bij deze conflicten, waarvan het epicentrum verbazend goed overeenkomt met de zones voor diamantwinning in Congo en Angola, zijn meer dan een half dozijn landen rechtstreeks betrokken.

Men kan niet langer ontkennen dat de voortzetting van deze conflicten grotendeels gefinancierd wordt door de legale handel en de sluikhandel in edelgesteente afkomstig uit de grond en de ondergrond van Congo en Angola en daarbij gaat het vooral om de handel in diamant.

Een internationale studie die verschenen is in oktober 1999, schatte dat Unita van 1992 tot 1997, terwijl er 500 000 doden vielen in het Angolese conflict, voor ongeveer 3,7 miljard dollar winst binnenreef uit de illegale diamanthandel (1).

In een artikel dat op 16 maart 2000 is verschenen in « Le Soir » citeert Colette Braeckman de Angolese minister van Werkgelegenheid Pitra Neto die zegt dat het de Angolese diamanten zijn die in Antwerpen door ongeveer 5 000 tussenpersonen aan de man worden gebracht, die aan de bron liggen van de vreselijke lijdensweg van het Angolese volk. Colette Braeckman onderstreept bovendien dat de juweliers die in de « grijze zone » werken, er in de Antwerpse diamantkringen om bekend staan dat zij diamanten van willekeurige oorsprong kopen en dat zij die, na ze eerst te hebben uitgekozen, gesorteerd en geklasseerd, in het commerciële circuit brengen.

J. Peleman, directeur van de International Peace Information Service (IPIS), drukt het anders uit en zegt dat het smokkelen van edelstenen in Afrika geïnstitutionaliseerd is en dat deze sector zeer kwetsbaar en aantrekkelijk is voor de georganiseerde misdaad (2).

Het Antwerpse diamanthandelaarsmilieu speelt een zeer belangrijke rol in de handel in diamanten afkomstig uit Centraal-Afrika.

Volgens de Hoge Raad voor diamant (HRD) gaat immers 90 % van de wereldhandel in ruwe diamanten via Antwerpen (3). Diamanten maken 7 % uit van de totale Belgische export (4). De officiële importcijfers voor ongeslepen diamanten lagen de voorbije jaren rond 20 miljard frank. De helft daarvan is afkomstig van het kartel « De Beers », de andere helft komt uit landen als Angola, Congo, Zuid-Afrika, Liberia en Sierra Leone.

Er gaan zowel in ons land als in het buitenland steeds meer stemmen op om aan de kaak te stellen dat de Afrikaanse diamantsmokkel in het gebied ten zuiden van de Sahara nauw verband houdt met de wapensmokkel in die streek en de voedingsstof is voor de verschrikkelijke oorlogen in westelijk Afrika en in Congo.

Volgens het Partenariat Afrique-Canada (Pacres) zijn noch de Belgische regering, noch de Hoge Raad voor diamant in staat om de hoeveelheid en de oorsprong van de smokkeldiamanten te schatten. Het controleren van de diamantsmokkel wordt bovendien zelden als een beleidspunt gezien. Een van de factoren die de diamantsmokkel op grote schaal vergemakkelijkt en de opsporing ervan bemoeilijkt, is trouwens de manier waarop de Hoge Raad voor diamant de aankoop van diamanten staaft met documenten. De Hoge Raad voor diamant registreert een diamant namelijk als zijnde afkomstig uit het land waaruit de diamant geëxporteerd is (5).

Pacres vindt ook dat de Belgische regering en de Hoge Raad voor diamant zich dringend moeten laten voorlichten over de technologie van de « digitale vingerafdruk » van diamanten die door de Gendarmerie royale van Canada is ontwikkeld. Hoe sneller deze technologie wordt verspreid, hoe gemakkelijker de identificatieproblemen opgelost kunnen worden.

Als antwoord op deze publicatie heeft onze minister op 4 februari 2000 verklaard dat het gevaarlijk zou zijn legale en illegale diamanten met elkaar te verwarren. De diamanthandel is immers voor een aantal landen een belangrijke bron van inkomsten. Het is voor ons land en onze reputatie dus van essentieel belang dat wij in dit dossier het kaf van het koren scheiden en concrete oplossingen voorstellen.

De VN-Veiligheidsraad heeft overigens in zijn resolutie 1291 van 24 februari 2000 over het conflict in Congo, in punten 16 en 17 duidelijk verklaard dat :

­ 16. hij zeer bezorgd is over de illegale wapenstromen in de regio, alle betrokkenen vraagt om een einde aan die stromen te maken en het voornemen heeft om op deze kwestie terug te komen;

­ 17. hij uiterst bezorgd is omtrent de berichten dat de natuurlijke en andere rijkdommen van de Democratische Republiek Congo illegaal worden ontgind ­ wat meer bepaald strijdig is met de soevereiniteit van het land ­ en vraagt dat deze activiteiten worden stopgezet, het voornemen heeft deze zaak te blijven onderzoeken en de secretaris-generaal verzoekt om binnen 90 dagen verslag uit te brengen over de middelen die kunnen worden ingezet om dit doel te bereiken (6). »

In het verslag van 10 maart over de evaluatie van het VN-embargo op de diamanten die door Unita verkocht worden tenslotte, wordt België openlijk beschuldigd (7) :

« 87. Ease of access for smuggled diamonds into Antwerp. In tandem with access to safe locations, Unita and its transaction partners also depend upon the fact that Unita diamonds can ultimately be sold to diamond traders and polishers in Antwerp with relatively little difficulty. Antwerp's importance as a market for rough diamonds is due to the fact that it accounts for nearly 80 % of the world's rough diamond trade, with an estimated annual turnover for rough diamonds of approximately US$ 5 billion. In this context the Panel found that the extremely lax controls and regulations governing the Antwerp market facilitate and perhaps even encourage illegal trading activity.

88. In addition to the formal legal market for importing and exporting diamonds in Belgium ­ a market that is structured around the Hoge Raad voor diamant (HRD), otherwise known as the Diamond High Council ­ there also exists a significant « grey » market in Antwerp, involving an estimated 4,000 to 5,000 commercial diamond dealers, jewelers, manufacturers and brokers (compared with approximately 3,500 registered diamond traders). Registration with the HRD is voluntary, and operating outside of this regulatory framework is not in itself illegal. Once diamonds are brought into Antwerp, they are virtually impossible subsequently to trace. Diamonds sold directly to a jeweler or manufacturer can be polished (after which they can no longer be separately identified), or mixed with declared parcels to make them undetectable.

89. The lax regulatory environment that prevails in Antwerp would seem to be largely influenced by the often expressed fear that stricter regulation would simply cause traders to take their business elsewhere. To some extent also, the looseness of the Antwerp market is affected by things that are beyond the control of the Belgian authorities ­ namely, the large volume of diamond imports, the difficulties that sometimes arise in precisely identifying the origin of a parcel of diamonds (particular if stones from several areas have been mixed together), and the great ease with which diamonds as a commodity can be smuggled.

90. The Belgian authorities have failed to establish an effective import identification regime with respect to diamonds. Nor has any effective effort been made to monitor the activities of suspect brokers, dealers and traders ­ virtually all of whom appear to be able to travel freely and operate without hindrance. The Panel learned that the « diamond task force » established by the Belgian Government and the High Diamond Council in 1999 has never met. The Panel was informed of spot-checks made by the Belgian authorities on goods which could be suspected to include « Unita diamonds ». These spot-checks have, however, apparently not yet produced any results.

91. The unwillingness or inability of the diamond industry, particularly in Antwerp, to police its own ranks is a matter of special concern to the Panel. Persons known within the industry to be dealing in Unita diamonds have as a general rule neither been exposed by the industry, nor subjected to any sanction by the industry. Persons known within the diamond industry to deal in Unita diamonds include Jean « Johnny » Seber (a Turkish national who is known to be one of Unita's principal contacts in Antwerp), and David Zollman (a longstanding and ongoing Unita contact for the sale of illicit diamonds) neither of whom has been sanctioned or blacklisted by the diamond industry. It has also been reported to the Panel that Imad Kabir (a.k.a. Emad Bakir) may also be associated with a specific diamond company based in Antwerp. The Panel received this information too late to confirm or verify the specific name provided, but the information will be forwarded to the Sanctions Committee for further follow up action.

92. Lax controls within the broader diamond industry. While the laxity of formal and informal controls in Antwerp contributes significantly to the capacity of Unita to market its diamonds, the problem within the diamond industry is not limited to Antwerp. Lax controls in some producing countries may enable Unita diamonds to be passed off as diamonds of different origin, and a number of countries that do not produce any diamonds still export rough diamonds as originating from their territory. Moreover, diamonds on the open market have traditionally been handled without controls as to the origin, and it has been sufficient merely to record provenance, i.e. where the diamonds have been shipped from as they arrive at the markets. It can sometimes be difficult for the countries of destination to differentiate between the countries of provenance and origin. »

De aanbevelingen van het VN-verslag van 10 maart 2000 over de evaluatie van het VN-embargo op de diamanten die door Unita verkocht worden, veroordelen België en eisen dat er een strengere controle komt, meer bepaald door het invoeren van een identificatiesysteem (8).

De financiering van de « krijgsheren » in Centraal-Afrika is jammer genoeg niet alleen afkomstig uit diamant. Mevrouw C. Braeckman verklaarde in een analyse die in oktober 1999 is verschenen in « Le Monde diplomatique » dat het Oosten van Congo door Oeganda en nog meer door Rwanda beschouwd wordt als een achtertuin waarvan men de ondergrondse rijkdommen moet exploiteren. Niet alleen kan men met de aldus gemaakte winst de oorlog financieren, maar het stelt de leidinggevende elite ook in staat om er een geprivilegieerde levensstijl op na te houden. Zo zijn er in Kigali verkoopkantoren voor goud en diamant opgericht en wordt de koffie uit Noord-Kivu via Rwanda en Oeganda geëxporteerd. De hebzucht die door deze rijkdommen is ontstaan in Kisangani, Mongwalu en Kilo Moto verklaart ­ naast en minstens even goed als de politieke rivaliteit ­ de confrontaties tussen Rwandese en Oegandese militairen. In het Noorden van het vroegere Zaïre en in de Oostelijke Provincie zijn de Oegandezen intussen zo goed gevestigd dat de heer James Kazini, militair commandant ter plaatse, zelfs een nieuwe provincie heeft gesticht : Kibale-Ituri. Hij heeft bovendien de gouverneur benoemd en de grens met Oeganda opengesteld. De stad Kigali is op dezelfde manier verbonden met de provincie Zuid-Kivu en de grens tussen beide landen is slechts nog een theoretische afscheiding.

Het lijkt er ook op dat de economische ambities van Rwanda niet beperkt blijven tot het roven van de meest toegankelijke en verhandelbare rijkdommen zoals goud en diamant. De ondergrond van Kivu is rijk aan ertsen die in de spitstechnologie worden gebruik (elektronica, vliegtuigbouwkunde, nucleaire geneeskunde), zoals niobium (15 % van de wereldvoorraad bevindt zich in Afrika, waarvan 80 % in Congo), tantaal in verbinding met colombium, dat in de regio « coltan » wordt genoemd (80 % van de wereldvoorraad van tantaal bevindt zich in Afrika, waarvan 80 % in Congo). Deze zeldzame mineralen worden gekenmerkt door een uitzonderlijke weerstand tegen kou en hitte en worden gebruikt in zeer geleidende en resistente legeringen. Volgens vele getuigen in Kivu zijn de exploitatie en de commercialisering van deze ertsen in handen van de Rwandezen, die beschermd worden door de militairen, en zijn verscheidene internationale ondernemingen, waaronder Kenrow International Gaithersburg uit Maryland, in Kigali vertegenwoordigd.

Volgens de Tanzaniaanse « Daily Mail » van 14 januari 1999 zouden vice-president Kagame en commandant James Kabare ­ die tijdelijk chef-staf van het leger van president Kabila was, voor hij zich tegen hem keerde ­ belangen hebben in verschillende mijnbouwbedrijven (Littlerock Mining Ltd, Tenfields Holding Limited, Collier Ventures Ltd, Sapora Mining Ltd) en in een onderneming voor in- en uitvoer, Intermarket. Sinds het uitbreken van de eerste oorlog in Congo, die tot de val van maarschalk Mobutu leidde, zijn er verschillende mijnbouwondernemingen genoemd die militaire operaties gefinancierd zouden hebben in ruil voor voordelige contracten in het Oosten van de Democratische Republiek Congo : de Amerikaanse Barrick Gold Corporation (die onder haar aandeelhouders oud-president George Bush telt), de Australische Russel Resources (die geleid wordt door de Israëlische ex-generaal David Agmon), de Oostenrijkse Krall, de Canadese Banro American Resources.

In een eerste fase hadden een aantal van die ondernemingen overeenkomsten gesloten met Comiex, een import-exportbedrijf dat toebehoorde aan de heer Laurent-Désiré Kabila toen hij slechts rebellenleider was en dat hem in staat stelde zijn verzet te financieren. Daarna is te Goma een ander bedrijf opgericht, Sonex, dat tot taak had de bodemrijkdommen van Kivu te commercialiseren. Verschillende Rwandese banken hebben met de formule van revolving funds (voorschotten die terugbetaald worden in de vorm van grondstoffen) startkapitaal geleverd en een eerste voorschot van 10 miljoen dollar zou het bedrag zijn dat aan de oorsprong ligt van een rebellie die op het terrein nog steeds slachtoffers eist (9).

« Le Monde » van 6 april 2000 merkt op dat een van de oorlogvoerende partijen, namelijk Zimbabwe, voordeel heeft gehaald uit zijn toegang tot de diamantmijnen die onder de controle van de heer Kabila stonden (10).

De controle van de diamantsmokkel is een essentieel geopolitiek aspect geworden van de oorlog in Congo. « Hunger for looted diamonds is a major reason why six other countries have sent soldiers into Congo. Angola, Namibia and Zimbabwe have sent troops to protect the government of Laurent Kabila, while Burundi, Rwanda and Uganda have sent soldiers to assist rebels trying to overthrow him » (11). Deskundigen zijn van mening dat het een factor is die bijdraagt tot het voortzetten van de oorlog. « With their eyes on the prize at Mbuji Mayi, large numbers of Congolese rebels and supporting troops from Rwanda began massing about a year ago to the north and east of the city. If they take the diamond mines there, many military experts believe, Zimbabwe would lose its will to fight and Mr. Kabila's government would probably fall » (12).

De Belgische regering, die zich bewust is van het probleem van de diamantsmokkel, heeft het probleem vermeld in haar beleidsnota : « De proliferatie van lichte en kleine wapens in grote delen van Afrika bestendigt de instabiliteit, voedt de gewelddadige conflicten en vernietigt ontwikkelingskansen. In Centraal-Afrika en Angola is deze trafiek nauw verweven met de illegale transfer van hoofdzakelijk diamant. (...) » Ook heeft zij haar plannen uiteengezet : « Inzake trafiek van diamant werkt het departement van Buitenlandse Zaken samen met het departement van Economische Zaken voor de uitvoering van de VN-sancties tegen de Angolese rebellen van Unita. België voert bovendien een dialoog met geïnteresseerde landen en de VN om bij te dragen tot een ruimere controle op diamanttrafiek en tot een vermindering van de wapentrafiek in grote delen van Afrika. » De Belgische regering heeft dus, nog voor het verschijnen van de kritiek in het verslag over de evaluatie van het embargo tegen Unita, dat op 10 maart 2000 op de VN-Veiligheidsraad is voorgesteld, al in januari 2000 een task force inzake diamant opgericht en besloten de controlemaatregelen op te voeren. Ook de Hoge Raad heeft van zijn kant bijkomende controlemaatregelen aangekondigd.

Er blijven echter nog twee fundamentele problemen die opgelost moeten worden :

Wat de illegale handel betreft, namelijk de handel afkomstig uit gebieden of van partijen die in een conflict gewikkeld zijn en onder embargo staan, zoals de Angolese Unita, dient men zich ervan te vergewissen dat België niet bij deze handel betrokken is. Men moet dus een doeltreffend controlesysteem ontwikkelen dat de oorsprong van edelgesteente ­ en in de eerste plaats van diamant ­ kan natrekken.

Wat de voor het ogenblik legale handel betreft met landen die in Centraal-Africa bij conflicten betrokken zijn, dient men zich vragen te stellen over de invloed van die handel op de voortzetting van die conflicten en over de mogelijkheid om deze handel ­ om duidelijke morele redenen ­ te controleren, te verminderen of misschien zelfs te verbieden.

De diamanthandel, die hoofdzakelijk in Antwerpen plaatsvindt, is voor België een belangrijke economische sector. Economische overwegingen kunnen de sereniteit van de analyse van de legale handel en de sluikhandel in diamant beïnvloeden. Bij de discussie moet rekening worden gehouden met de concurrentie tussen de Antwerpse diamanthandelaars en die van andere plaatsen die in deze sector actief zijn.

Gelet op al deze informatie zijn wij ervan overtuigd dat het zeer belangrijk is klaarheid te scheppen omtrent de legale handel en de sluikhandel in diamant en ander edelgesteente die een mogelijke bron van financiering zijn voor de conflicten in Centraal-Afrika. Deze opheldering zal België in staat stellen om de verdenkingen die op ons land en op Antwerpen rusten als zouden zij de draaischijf voor deze sluikhandel zijn te weerleggen en met kennis van zaken de nodige maatregelen te treffen. Het is van belang dat het Parlement, aan de zijde van de regering, in deze zaak een constructieve, onderzoekende rol speelt.

Georges DALLEMAGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld belast met het onderzoek naar de sluikhandel in diamant en andere grondstoffen waarmee sedert 1995 de conflicten in de regio van de Grote Meren worden gefinancierd, naar de rol van België als draaischijf voor die sluikhandel en naar de rol die Belgische ondernemingen of filialen daarbij spelen.

De commissie krijgt als opdracht aanbevelingen te formuleren betreffende de te nemen maatregelen om deze sluikhandel een halt toe te roepen en betreffende de in te voeren hervormingen op nationaal en internationaal vlak om het ontstaan van dit soort sluikhandel in de toekomst te voorkomen.

Art. 2

De commissie bestaat uit 15 leden, aangewezen volgens de regel van de evenredige vertegenwoordiging van de fracties.

Art. 3

De commissie heeft alle bevoegdheden bepaald in artikel 56 van de Grondwet en de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek.

Art. 4

De commissie brengt binnen twaalf maanden na haar installatie verslag uit.

Art. 5

De commissievergaderingen zijn openbaar, tenzij de leden daar uitdrukkelijk anders over beslissen.

De niet-openbare vergaderingen van de commissie zijn geheim, overeenkomstig de artikelen 3 en 8 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek en artikel 70bis van het reglement van de Senaat.

Art. 6

De commissie kan, binnen de budgettaire beperkingen door het bureau van de Senaat gesteld, alle nodige maatregelen treffen teneinde haar opdracht op efficiënte wijze te vervullen. Ze kan daartoe een beroep doen op specialisten en hen eventueel met een arbeidsovereenkomst in dienst nemen.

Art. 7

De commissie stelt alle werkingsregels vast die niet in de bovenstaande artikelen bepaald zijn.

Georges DALLEMAGNE.

(1) Global Witness, Campaign launched to stop billion dollar diamond trade from funding conflict in Africa, 3 oktober 1999.

(2) Le Vif/L'express, 4 februari 2000.

(3) Belgian Diamond Statistics. Hoge Raad voor diamant VSW en J. Peleman, « Illegale trafiek van wapens naar conflicten », IPIS, augustus 1999.

(4) N.-O. Herman en P. Vermaerke, Een nieuw elan voor de Belgische politiek in Centraal-Afrika. 13 voorstellen aan de Belgische regering na de verkiezingen van 13 juni 1999, blz. 16.

(5) Ian Smillie, Lausana Gberie en Ralph Hazelton, Le coeur du problème : la Sierra Leone, les diamants et la sécurité humaine, Partenariat Afrique Canada, januari 2000.

(6) S/RES/1291 (2000), 24 februari 2000.

(7) Report of the Panel of experts on violations of Security Council sanctions against Unita, S/2000/203, 10 maart 2000.

(8) « 109. Recommendation 13. In order to discourage diamond smuggling and sanctions busting, forfeiture should be provided for where the legal origin of rough diamonds cannot be established by the possessor. Forfeiture penalties should include any collateral assets associated with the suspect diamonds.

110. Recommandation 14. In order to add credibility and seriousness to sanctions resolutions and restrict Unita's capacity to evade the sanctions, Member States of the United Nations should apply sanctions against individuals and enterprises discovered to be intentionally breaking United Nations sanctions relating to Unita diamonds. Traders and other individuals or companies found to be breaking the sanctions should lose their registration, be placed on an industry « blacklist » and barred from any involvement in the diamond industry worldwide, and be made subject to criminal sanctions in Member States. Additional measures might include denying entry to such individuals in countries hosting important diamond marketing centres.

111. Recommandation 15. In order to diminish the capacity of Unita to exploit the international diamond market in Antwerp, the responsible government and industry authorities should be invited to work with the Sanctions Committee to devise practical measures to limit Unita's access to legitimate diamond markets. To avoid traders simply taking their business to another market, periodic checks should be made in India, Israel, the United Kingdom and the United States.

112. Recommandation 16. Due to the unlimited opportunities it affords for diamond smuggling and other sanctions busting activities, the Panel recommends that dealing in undeclared rough diamonds be declared a criminal offence in countries hosting important diamond marketing centres.

113. Recommendation 17. It is recommended that a conference of experts convene for the purpose of determining a system of controls that would allow for increased transparency and accountability in the control of diamonds from the source or origin to the bourses. Of particular concern is the need to develop mechanisms for identifying within the diamond market, those diamonds that may have been brought into diamond centres without a customs declaration, including the establishment of a comprehensive database on diamonds characteristics and trends.

114. Recommendation 18. The Panel recommends that the diamond industry develop and implement more effective arrangements to ensure that its members worldwide abide by the relevant sanctions against Unita. »

(9) Colette Braeckman, La république démocratique du Congo dépecée par ses voisins, in Le Monde diplomatique, oktober 1999.

(10) Sylvette Gleize, New York Times, vertaald in Le Monde van 6 april 2000, blz. 13.

(11) Blaine Harden, « Africa's gems : Warfare's Best Friend », New York Times, 6 april 2000.

(12) Idem