2-419/1 | 2-419/1 |
28 APRIL 2000
Miljoenen werknemers worden dagelijks geconfronteerd met geweld op de werkvloer. Fysiek en mentaal geweld lijkt zich steeds meer te verspreiden. Het woekert in alle beroepscategorieën.
In een recent verslag stelt het Internationaal Arbeidsbureau (IAB) vast dat bepaalde arbeidsplaatsen en beroepen gevaarlijk zijn geworden en dat vooral vrouwen worden geviseerd.
Geweld op de werkplek kan worden gedefinieerd als opzettelijk destructief gedrag van personen buiten de onderneming of van personeelsleden, gericht tegen een of meer werknemers. In bepaalde omstandigheden kan dat gedrag het welzijn van deze personen schaden (gezondheid en veiligheid).
Van de verschillende vormen van geweld op de werkplek gaat de aandacht steeds meer naar het zogenaamde « mobbing ». Met « mobbing » wordt bedoeld het meute-effect (van het Engels mob = menigte). In België en in andere landen wordt het woord « mobbing » meestal gebruikt voor alle vormen van psychologische intimidatie op de werkvloer, zelfs als die niet worden veroorzaakt door het meute-effect.
In de jaren 80 gaf Leymann een eerste definitie van « mobbing », die vooral de nefaste gevolgen daarvan onderstreept : « vijandig gedrag op de werkvloer dat leidt tot de systematische stigmatisering van één individu, het negeren van diens rechten, tot en met zijn volledige verwijdering van de arbeidsmarkt. Deze houding heeft tot doel het slachtoffer al zijn sociale en beroepsmogelijkheden af te nemen ».
Een tweede definitie betreft vooral de verschillende gedragingen die bij « mobbing » voorkomen : « elke vorm van onrechtmatig gedrag dat zich uit door handelingen, woorden, daden, gebaren, eenzijdige geschriften, die de persoonlijkheid, de waardigheid of de mentale integriteit van een persoon kunnen schaden, zijn baan in gevaar kunnen brengen of de werksfeer kunnen verzieken ».
Het fenomeen is niet nieuw, maar er wordt nu steeds meer over gesproken. Het boek van Marie-France Hirigoyen en een aantal dossiers in de pers zijn uiteraard niet vreemd aan de verhoogde aandacht voor dit fenomeen.
Een enquête die de Internationale Arbeidsorganisatie in 1996 heeft gehouden bij 15 800 personen uit de lidstaten van de Europese Unie, toonde aan dat 4 % van de werknemers (6 miljoen) in de loop van dat jaar slachtoffer waren van fysiek geweld, 2 % (3 miljoen) van ongewenst seksueel gedrag en 8 % (12 miljoen) van psychologische intimidatie en pesterijen.
Onlangs kwam een bekend Frans tijdschrift met een dossier over psychologische intimidatie op de werkvloer. Enkele schrijvers, sociologen en filmmakers toonden aan hoe de omwentelingen van de laatste jaren in de arbeidsomstandigheden geleid hebben tot de verziekte situaties die men voorheen als onvermijdelijk leek te aanvaarden.
Het bestaan van het fenomeen « psychologische intimidatie op de werkvloer » wordt niet langer ontkend. Sommige magistraten gebruiken de uitdrukking al in hun uitspraken.
In Frankrijk heeft het gerecht het concept psychologische intimidatie op de werkvloer al toegepast in extreme situaties. De sociale zekerheid werd zo verplicht om de zelfmoordpoging van een werkneemster in de Vogezen, die het slachtoffer was van psychologische intimidatie, te beschouwen als een arbeidsongeval. Na aanhoudende druk van haar afdelingshoofd was het slachtoffer in augustus 1996 uit het raam van de derde verdieping van een privé-school gesprongen, waardoor ze volledig verlamd bleef.
Nog in Frankrijk heeft volksvertegenwoordiger Georges Hage op 15 december 1999 een wetsvoorstel over deze kwestie ingediend in de Assemblée nationale.
Dat voorstel is een reactie op de onweerlegbare vaststelling dat steeds meer arbeidsgeneesheren attesten afleveren voor « arbeidsongeschiktheid wegens intimidatie ».
De adviescommissie voor de rechten van de mens zou zich overigens eerlang uitspreken over deze kwestie.
Het Franse voorbeeld is niet uniek. De situatie in Zweden wordt goed beschreven in een dossier over psychologische intimidatie dat de Nouvel Observateur onlangs publiceerde en waarin te lezen stond dat het begrip psychologische intimidatie in Zweden al in 1977 opgenomen was in een wet op de arbeidsomstandigheden. Voor de eerste keer werd rekening gehouden met psychologische « kwetsuren ». Die tekst, die nog altijd van kracht is, bevat echter een aantal beperkingen. Zo zijn onder meer uitgesloten de psychische of psychosomatische klachten die het gevolg zijn van een bedrijfssluiting, een beroepsgeschil, het onderschatten van het werk dat de verzekerde moet verrichten, ongemakken die verband houden met de beroepstaak of met de collega's.
In 1994 is die wet aangevuld met een specifiek decreet waarin een omschrijving staat van de psychologische intimidatie : daaronder wordt verstaan herhaalde en laakbare of duidelijk negatieve handelingen die gericht zijn tegen werknemers en een kwetsend karakter hebben en kunnen leiden tot het uitsluiten van die werknemers op de werkvloer.
In Zweden ligt de nadruk op preventie en de wetgeving voorziet in alarmsystemen, namelijk als er aanwijzingen zijn dat een werknemer het slachtoffer is van intimidatie of op het punt staat het slachtoffer daarvan te worden. In dat geval moet de betrokkene « snel hulp krijgen » en moet de werkgever zo snel mogelijk maatregelen nemen. Dat gebeurt onder de controle van de arbeidsinspectie, die na een waarschuwing zware boeten kan opleggen. Het slachtoffer kan zijn werkgever ook voor het gerecht dagen om schadevergoeding te verkrijgen ...
Het fenomeen neemt de meeste diverse vormen aan houdingen, plagerijen, uitoefenen van druk, beledigingen, doodzwijgen een heel arsenaal van handelingen die op het eerste gezicht onbelangrijk lijken, maar die vanwege hun ongerechtvaardigde herhaling de menselijke waardigheid aantasten.
Men mag dit fenomeen niet banaliseren. Het slachtoffer kan uiteindelijk uiteenlopende ziektebeelden gaan vertonen. Uit angst om ontslagen te worden, zal een werknemer vaak gedurende lange tijd ellendige situaties blijven verdragen, wat tot zelfmoord kan leiden.
Deze verwerpelijke praktijk wordt door sommigen gebruikt als een perfide alternatief voor ontslag : door de werknemer te dwingen ontslag te nemen, omzeilt de werkgever de vaak dure en zware ontslagprocedure.
Ons land heeft weinig rechtsinstrumenten om intimidatie te bestrijden. De enige bruikbare wetsbepaling is artikel 442bis van het Strafwetboek (wet van 30 oktober 1998 Belgisch Staatsblad van 17 december 1998). Dat artikel kan worden gebruikt tegen de dader van intimidatie op de werkvloer. Het gaat weliswaar om gemeen strafrecht en met dat artikel kan alleen de rechtstreekse dader worden aangepakt en niet de passief toekijkende werkgever. Deze bepaling kan nuttig zijn als de feiten, die hun oorsprong vinden in de arbeidsrelaties, buiten de onderneming worden gepleegd.
Omdat geweld een nefaste invloed heeft op het functioneren van de werknemers, moeten de maatregelen om het te bestrijden volwaardig deel uitmaken van de organisatie van een gezond bedrijf. Daarom moeten in de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, bepalingen worden opgenomen die werkgevers ertoe moeten aanzetten gevallen van psychologische intimidatie te voorkomen.
Om het concept psychologische intimidatie op de werkvloer af te bakenen, nemen wij de definitie over uit het onlangs in de Franse Assemblée nationale ingediende voorstel : « intimidatie door het opzettelijk verzieken van de arbeidsomstandigheden ».
Het accent ligt op preventie : de werkgever moet alle nodige maatregelen nemen om psychologische intimidatie in zijn bedrijf te voorkomen.
Daarom kan eenieder die een belang kan aantonen een vordering instellen bij de arbeidsgerechten om de wet te doen toepassen. Bijzondere regeling : als de aangehaalde feiten een vermoeden van psychologische intimidatie doen rijzen, moet de werkgever bewijzen dat de wetsbepalingen zijn nageleefd.
Anderzijds zijn de strafbepalingen uit de wet van 4 augustus 1996 van toepassing wanneer de regels met betrekking tot het voorkomen van psychologische intimidatie niet zijn nageleefd.
Ten slotte dient het arbeidsreglement de maatregelen te vermelden ter voorkoming van psychologische intimidatie.
Philippe MAHOUX. Myriam VANLERBERGHE. |
Toelichting bij de artikelen
Artikel 2
Artikel 4 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk machtigt de Koning maatregelen op te leggen die nodig zijn voor het welzijn van de werknemers. Het artikel geeft aan op welke terreinen die maatregelen genomen kunnen worden.
Artikel 2 vult de lijst van de actieterreinen aan met de strijd tegen psychologische intimidatie en machtigt dus de Koning op dit terrein maatregelen te nemen.
Artikel 3
Artikel 5 van de wet van 4 augustus 1996 verplicht de werkgever tot het nemen van de nodige maatregelen om het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk te bevorderen en legt hem algemene preventiebeginselen op.
Dit artikel voegt de strijd tegen psychologische intimidatie toe aan die algemene beginselen.
Artikel 4
De wet van 4 augustus 1996 bepaalt dat bij de arbeidsgerechten een vordering kan worden ingesteld tot beslechting van alle geschillen in verband met deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
Dit artikel stelt de rechter in staat zich uit te spreken over de naleving van de nieuwe bepalingen die door het voorstel worden ingevoegd. Het voorziet in de omkering van de bewijslast. Indien iemand feiten aanvoert op grond waarvan vermoed kan worden dat er in de onderneming sprake is van psychologische intimidatie, moet de werkgever bewijzen dat de wet niet is overtreden.
Dit is een mechanisme dat wordt overgenomen uit artikel 19 van de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid.
Artikel 5
Dit artikel brengt in de wet van 1996 een precisering aan die rekening houdt met de invoeging in het Strafwetboek in 1998 van het misdrijf « belaging » (artikel 442bis). Verduidelijkt wordt dus dat de strafbepalingen die gelden bij niet-naleving van de wet van 1996, van toepassing zijn onverminderd deze nieuwe bepaling met een algemene strekking.
Artikel 6
Dit artikel bepaalt dat de werkgevers die een arbeidsreglement moeten opstellen overeenkomstig artikel 4 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, verplicht zijn om in dat reglement alle maatregelen te vermelden die de onderneming genomen heeft om elke vorm van psychologische intimidatie te voorkomen. Het gaat hier om het voorschrift dat ook wordt opgelegd door het koninklijk besluit van 18 september 1992 ter bescherming van de werknemers tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk. Wij stellen overigens voor om de verplichting vervat in het koninklijk besluit in een wet op te nemen.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wordt aangevuld als volgt :
« 8º de maatregelen van de onderneming om elke vorm van psychologische intimidatie door het opzettelijk verzieken van de arbeidsomstandigheden te voorkomen.
Onder psychologische intimidatie moet worden verstaan elke vorm van onrechtmatig en terugkerend gedrag dat zich onder meer uit door handelingen, woorden, daden, gebaren, eenzijdige geschriften, die de persoonlijkheid, de waardigheid of de mentale integriteit van een persoon opzettelijk schaden, zijn baan in gevaar brengen of de werksfeer verzieken. »
Art. 3
Artikel 5, § 1, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
« 1) alle noodzakelijke maatregelen nemen ter voorkoming van elke vorm van psychologische intimidatie door het opzettelijk verzieken van de arbeidsomstandigheden, als bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid, 8º. »
Art. 4
In dezelfde wet wordt een artikel 79bis ingevoegd, luidende :
« Art. 79bis. Eenieder die van een belang doet blijken, kan bij de arbeidsrechtbanken een vordering instellen om artikel 5, § 1, tweede lid, 1), van deze wet te doen toepassen.
Wanneer de betrokkene voor die rechtbank het bestaan van feiten aantoont op grond waarvan kan worden vermoed dat er sprake is van psychologische intimidatie door het opzettelijk verzieken van de arbeidsomstandigheden, als bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid, 8º, moet de tegenpartij bewijzen dat die bepaling niet werd geschonden.
Het vorige lid is niet van toepassing op de strafrechtspleging en staat de toepassing van andere gunstigere wetsbepalingen inzake bewijslast niet in de weg. »
Art. 5
In artikel 81, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « van deze wet en van artikel 442bis van het Strafwetboek » ingevoegd tussen de woorden « 82 tot 87 » en de woorden « worden gestraft ».
Art. 6
Artikel 6 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen wordt aangevuld als volgt :
« 16º de maatregelen genomen ter bescherming van de werknemers tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk;
17º de maatregelen genomen ter voorkoming van elke vorm van psychologische intimidatie in de onderneming. »
Philippe MAHOUX. Myriam VANLERBERGHE. |