Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-11

ZITTING 1999-2000

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Landsverdediging

Vraag nr. 370 van de heer Kelchtermans d.d. 20 januari 2000 (N.) :
Militaire Beneluxsamenwerking. ­ Doorlichting. ­ Evaluatie.

Zeer recent spaarde de Nederlandse Rekenkamer haar kritiek niet op de sinds 1948 bestaande samenwerking tussen de Belgische Zeemacht en de Nederlandse Koninklijke Marine. Zo uitte zij onder meer kritiek op het feit dat :

­ verschillen in materieel er bijvoorbeeld voor zorgen dat Belgische helikopters niet in het samenwerkingsverband kunnen worden ingezet;

­ de investeringen in de modernisering van Belgische fregatten met tien jaar is uitgesteld;

­ er geen actuele beschrijving van de taken en de bevoegdheden van België en Nederland blijkt te bestaan;

­ de transparentie verhinderd wordt aangezien de admiraal Benelux tegelijkertijd ook de commandant van de Nederlandse Zeemacht is;

­ er geen duidelijkheid is of er gebruik wordt gemaakt van het leren uit ervaringen.

Graag vernam ik van de geachte minister of en in voorkomend geval in welke mate hij akkoord kan gaan met ieder van de voornoemde kritieken.

Volgens de media was hij « verbaasd » over dit rapport van de Nederlandse Rekenkamer. Dient hieruit geconcludeerd dat langs Belgische zijde een dergelijke doorlichting niet gebeurd is ? Indien dit toch het geval is, welke waren hiervan de voornaamste conclusies ?

Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

1. Algemeen

Het is inderdaad correct dat ik verbaasd werd door de conclusies van het rapport van de Nederlandse Rekenkamer over de samenwerking tussen onze beide marines. Nochtans kan gesteld worden dat het ABNL-akkoord het gevolg is van de wens van beide landen om hun beide vloten meer kost effectief in te zetten.

De bestaande samenwerking tussen de Belgische Marine en de Koninklijke Marine wordt door beide marines als zeer positief ervaren! Daarnaast ben ik van mening dat de bestaande samenwerking niet alleen op militair maar ook op politiek vlak belangrijk is.

Het is een duidelijk signaal naar transversaliteit tussen de beide landen en beide marines, met de veiligheid en de defensie van Europa aan de horizon.

2. Specifiek

­ Standaardisatie van de Belgische Marine-helikopters met de Koninklijke Marine wordt beoogd bij de vervanging van de helikopters.

De huidige Belgische Marine-helikopters opereren wel vanaf Nederlandse schepen maar zijn enkel uitgerust voor het uitvoeren van liaison-opdrachten.

­ De consolidatie van de fregatten werd voor het eerst eind van de jaren 80 voorgesteld doch werd voor budgettaire redenen niet weerhouden. Het is dus wel met tien jaar vertraging dat er dringend wordt geïnvesteerd in de modernisering van de Belgische fregatten.

Waar mogelijk wordt er gezocht naar samenwerking met de marine van de buurlanden onder anderen met de Koninklijk Marine v.w.b. de volgende bouwprojecten (wordt bevestigd op Benelux ministeriële in juni).

­ De taken en bevoegdheden en in het bijzonder deze voor de admiraal Benelux (ABNL) zijn vastgelegd in de overeenkomst tot regeling van de samenwerking tussen de Belgische Marine en de Koninklijke Marine en zijn verder uitgewerkt in uitvoeringsakkoorden voor operaties en opleiding.

Daarnaast bestaat de overeenkomst betreffende de opleiding in de BE-NL Mijnen-bestrijdingsschool te Oostende en de overeenkomst tot regeling van de samenwerking op het gebied van logistiek. Daarenboven werd in 1999 het document « Bedrijfsvoering ABNL » opgesteld, dat nu bij beide marines ter goedkeuring voorligt.

­ Het cumuleren van de functie ABNL met commandant Zeemacht Nederland (CZM NED) leidt slechts schijnbaar tot minder transparantie. Het is namelijk zo dat enkel de twee topfuncties aan Belgische en Nederlandse zijde dubbele functies zijn. De rest van de staf is geïntegreerd. Dit vertegenwoordigt een aanzienlijke verbetering van de efficaciteit en de efficiëntie. Het werk wordt dus uitgevoerd door een binationale staf waardoor de nationale exclusieve activiteiten kunnen worden uitgevoerd onder het gezag van ABNL mits goedkeuring van beide nationale regeringen. Men is hier duidelijk de operationaliteit van de toekomstige Europese strijdkrachten aan het voorbereiden.

Het feit dat beide staven volledig werden geïntegreerd brengt met zich mede dat de inspanning die geleverd wordt door het personeel voor de ene of andere vloot niet meer apart in aanmerking kan genomen worden.

­ Er wordt wel degelijk gebruik gemaakt van het leren uit ervaringen. In de « Bedrijfsvoering ABNL » wordt een evaluatiefunctie voorzien. Binnen de organisatie van de scholen bestaan er raden van advies waartussen de ervaringen worden uitgewisseld. Het gaat hier om een continu proces in de deelgebieden zoals operaties, logistieke ondersteuning, instructie en paraatstelling.