2-103/1

2-103/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 1999

10 OKTOBER 1999


Voorstel van resolutie betreffende schuldkwijtschelding voor de armste landen

(Ingediend door de dames Erika Thijs en Mia De Schamphelaere)


TOELICHTING


De internationale campagne, « Jubilee 2000 », bracht de schuldproblematiek van de armste landen terug in de belangstelling. De campagne ijvert intensief voor de kwijtschelding van de buitenlandse schuldenlast van de armste landen in het jaar 2000. Ze wordt gedragen door een brede beweging die midden de jaren 90 ontstond en groeide uit tot een breed platform van christelijke en niet-confessionele groepen. Intussen is ze actief in tientallen landen. Over heel de wereld verzamelde de beweging 22 miljoen handtekeningen die ze op de G-7 + Rusland top in Keulen in juni 1999 overhandigde aan de regeringsleiders. Onder druk van die campagne kondigden de regeringsleiders nieuwe initiatieven aan. Recent werd er aangedrongen op een snellere kwijtschelding. President Clinton engageerde zich eind september voor een 100 % kwijtschelding van de Amerikaanse vorderingen op de armste landen met een hoge schuldenlast.

1. Overheidsschuld is niet abnormaal

Ieder land moet investeren in infrastructuur en gaat voor die investeringen leningen aan. De kapitaalaflossingen en de intresten mogen echter de ontwikkeling van een land niet hypothekeren. Het overheidsbudget mag niet zodanig worden belast dat belangrijke uitgaven in onderwijs, het overheidsapparaat, gezondheidszorg, enzovoort, in het gedrang komen. De schuldenlast mag evenmin de toekomstige privé-investeringen hypothekeren doordat de geldschieters hun vertrouwen verliezen in het omgevingsklimaat en de overheid.

2. Sociale gevolgen van hoge schuld

De internationale drukkingsgroepen onderstrepen dat aan schuld niet alleen economische kosten verbonden zijn zoals de terugloop van investeringen en de instabiliteit van de betalingsbalans. Er zijn ook menselijke kosten. Ze meten dat in termen van verloren kansen, voor de volksgezondheid, scholing en tewerkstelling, toegenomen kwetsbaarheid voor ziekte, ongeletterdheid en armoede.

Volgens één van die groepen, Oxfam (1), zou kwijtschelding van schuld tegen het jaar 2000 sociale investeringen mogelijk maken die 21 miljoen Afrikaanse kinderen het leven zouden redden en die 90 miljoen Afrikaanse meisjes toegang tot onderwijs verstrekken. Oxfam geeft nog andere voorbeelden : Zambia gaf tussen 1990 en 1993 37 miljoen US$ uit aan lager onderwijs tegen 1,3 miljard aan terugbetaling van schuld; Uganda spendeert per persoon 3 US$ aan gezondheidszorg tegen 17 US$ aan terugbetaling van schuld; Tanzania geeft tweemaal meer uit aan schuldendienst dan aan watervoorziening; nochtans hebben meer dan 14 miljoen mensen er geen toegang tot zuiver water, wat hen blootstelt aan ziektes die de hoofdoorzaak zijn voor handicaps en vroegtijdige dood; enzovoort.

De aangehaalde voorbeelden zijn veelvuldig maar de meeste van die problemen hebben natuurlijk ook andere oorzaken. Bijgevolg zal de schuldkwijtschelding die problemen ook niet automatisch oplossen. Ontwikkeling vergt meer dan alleen de input van geld of het vermijden dat geld wegvloeit. Niettemin duiden de cijfers op een zeker verband tussen schuld, armoede en ontwikkeling en sporen ze aan tot nadenken.

3. Kwijtschelding is gerechtvaardigd

Schuld wordt normaal gezien terugbetaald. Dat is niet meer dan billijk tegenover de schuldeiser en tegenover andere schuldenaars die hun schuld ook afbetalen. Bij wanbetaling riskeert een schuldenaar bovendien geen nieuwe leningen meer te krijgen. In heel wat arme landen oefent de overheidsschuld echter een enorme druk uit op de bevolking. Die is meestal niet rechtstreeks verantwoordelijk waardoor internationaal de roep groot is die schuld kwijt te schelden. Wanneer de overheidsschuld in arme landen een zware hypotheek legt op de sociaal-economische perspectieven van de bevolking is schuldverlichting of -kwijtschelding gerechtvaardigd. Er moet wel aan voorwaarden voldaan zijn opdat verlichting of kwijtschelding ook effectief tot sociaal-economische heropleving kan leiden.

4. Belgische schuldvorderingen

De Belgische overheid en aanverwante instellingen zoals de Delcrederedienst zijn zeer karig met gegevens over hun schuldvorderingen op de armste landen met zware schuldenlast. Er is geen algemeen overzicht en een schatting van de reële waarde ervan is, voor zover die al wordt gemaakt, niet publiek beschikbaar. Ten dele is dat logisch omdat een bekendmaking de onderhandelingspositie van de overheid zou verzwakken. Tegelijkertijd hypothekeert het gebrek aan cijfermateriaal de discussie.

Volgens EURODAD (2) had België in 1994 bilaterale claims op een 60-tal ontwikkelingslanden voor een bedrag van 4,043 miljard US$. Daarvan zouden 989 miljoen US$ (ongeveer 33 miljard frank) leningen zijn tegen zeer voordelige voorwaarden. Dat is iets meer dan België datzelfde jaar uitgaf aan ontwikkelingssamenwerking (726 miljoen US$ of 0,32 % van het BNP). Nog steeds volgens EURODAD was België in 1994 een belangrijk schuldeiser voor de Seychellen (14 %), Zaïre (9 %), Bolivië (9 %), Gabon (7 %), Sierre Leone (5 %).

Het is niet duidelijk of de cijfers van EURODAD juist zijn. De vorige Belgische regering gaf in een nota, opgemaakt naar aanleiding van Jubilee 2000, enkele partiële cijfers. België had in 1998 9,483 miljard frank vorderingen voortspruitend uit leningen van staat tot staat op landen die in aanmerking komen voor het HIPC initiatief (3). Dit zijn boekhoudkundige bedragen die geen indicatie geven over de reële waarde van de betreffende schuldvorderingen. De bilaterale vorderingen op Congo/Zaïre voortkomend uit leningen van staat tot staat bedragen volgens de regeringsnota 5,443 miljard frank. EURODAD spreekt van 0,566 miljard US$ of 3 à 4 keer meer.

De uitstaande kredieten van de Belgische banksector aan de HIPC's bedroegen 0,6 miljard US$ en vertegenwoordigen 0,22 % van de totale portefeuille internationale bankkredieten. Congo neemt daarvan ongeveer 40 % voor zijn rekening, Angola 18 % (4). Die uitstaande kredieten vertegenwoordigen ongeveer 5 % van het eigen vermogen van de Belgische banken. Een substantieel deel daarvan is geprovisioneerd.

5. Belgische initiatieven

Reeds op het einde van de jaren 80 en in het begin van de jaren 90 nam de Belgische overheid deel aan schuldverlichtingsoperaties via het departement Financiën, het ABOS en de Delcrederedienst. (Kwijtschelding leningen van staat tot staat : in 1990 en 1994 samen voor 3,2 miljard frank; ABOS-schuldoperaties : tussen 1988 en 1995 verlichtten voor 6,6 miljard frank de nominale schuld, waarvan 5,7 miljard in het kader van de gezondmaking van de Delcrederedienst). Meestal werden tegenwaardefondsen opgericht in lokale munt waarmee dan lokaal ontwikkelingsinitiatieven werden gefinancierd.

De afgelopen jaren deed België voorstellen voor een soepeler HIPC-initiatief die zeker niet moeten onderdoen voor de Duitse, Amerikaanse, Britse en Franse voorstellen van begin dit jaar. Enekele voorbeelden : kortere periodes voor de aanpassingsprogramma's, 90 % kwijtschelding van bilaterale schuld, lagere criteria voor betaalbaarheid van schulden (sustainability) zodat meer HIPC-landen in aanmerking komen.

Naar aanleiding van Jubilee 2000 kondigde de vorige Belgische regering eind april 1999 nieuwe initiatieven aan :

­ Gedurende 40 jaar een moratorium op de schuldendienst (afbetalingen en intresten) op leningen van staat tot staat van landen die in aanmerking komen voor het HIPC-initiatief. Dit komt neer op een herschikking aan zeer zachte voorwaarden. Het betreft een nominaal bedrag van 9 miljard frank. Voorwaarde zijn goed bestuur en respect voor de rechtstaat.

­ Pleidooi voor de versoepeling van het HIPC Debt Initiative :

· Inkorting van 6 tot 3 jaar.

· Versoepeling criteria om in aanmerking te komen.

· Meer dan 80 %-kwijtschelding in de Club van Parijs voor landen die het nodig hebben. (Deze maatregel zou aan de Nationale Delcrederedienst tussen 1999 en 2001 nominaal 93 à 290 miljoen kosten maar reëel rond de 100 miljoen. Sinds 1997 is hiervoor 100 miljoen extra voorzien op de begroting van Financiën.

· Voor postconflict landen een regeling om van de internationale instellingen bij de achterstallige betalingen toch nieuwe leningen te krijgen. Dat kan nu niet.

· Bijzondere regeling voor landen getroffen door een natuurramp (bijvoorbeeld Nicaragua en Honduras door de orkaan Mitch).

· Voorwaardelijkheid : schuldvermindering in ruil voor vermindering van de militaire uitgaven, meer geld voor sociale ontwikkeling, goed bestuur en respect voor de rechtsstaat.

· Alle schuldeisers moeten een evenredig grote inspanning leveren.

­ Financiering van multilaterale HIPC-kwijtschelding.

· 44 miljoen Speciale Trekkingsrechten (2,26 miljard frank) toekennen aan het IMF voor goedkope IMF-leningen.

· 300 miljoen voor schuldverlichting door de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.

· voorwaarde is dat het IMF 10 % van zijn goudvoorraad verkoopt en met de jaarlijkse intresten op de opbrengsten schulden verlicht. De meeste lidstaten pleiten op dit ogenblik voor 5 %.

­ Lening aan het IMF van 200 miljoen Speciale Trekkingsrechten (10,3 miljard frank) voor de financiering van goedkope leningen bestemd voor duurzame ontwikkeling van de armste landen.

6. Schuldverlichting is een noodzakelijke voorwaarde, geen garantie

De verlichting van de schuldenberg is voor arme landen met zware schuldenlast één van de factoren die kunnen bijdragen tot economische en sociale vooruitgang. Het is een factor die in ontwikkelingsstrategieën op een geïntegreerde manier aan bod moet komen. Hij moet deel uitmaken van een gezond macro- en micro-economisch beleid en zijn plaats hebben naast de bevordering van menselijke ontwikkelingsfactoren (zoals mensenrechten, cultuur, gezondheid, onderwijs, enz.), de bevordering van fysieke factoren (zoals transportinfrastructuur en communicatie) of de bevordering van andere specifieke aandachtspunten (zoals stedelijke en plattelandsontwikkeling). Schuldverlichting is dus een vorm van internationale samenwerking naast de andere. De schuldverlichtingsinitiatieven van donorlanden moeten daarom in het ruime kader van de internationale samenwerking worden geplaatst.

Schuldkwijtschelding moet steeds gepaard gaan met structurele aanpassingsprogramma's die leiden tot een gezonde macro- en micro-economische situatie. Dat moet er onder meer toe leiden dat de privé-sector terug gaat investeren in de arme landen met hoge schuldenlast. De aanpassingsprogramma's moeten niet alleen kwantitatieve, macro-economische doelstellingen nastreven. Zij moeten ook de sociale dimensies van ontwikkeling bewerkstelligen. Bovendien moeten de aanpassingsprogramma's een lokaal draagvlak hebben. Zonder « local ownership » heeft een aanpassingsprogramma weinig kans op slagen.

Erika THIJS.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

­ Verwijzende naar de internationale campagne « Jubilee 2000 », gedragen door zowel christelijke als niet-confessionele groepen;

­ Rekening houdende met de beloften die de G-7 en Rusland aangegaan zijn op de Top van Keulen eind juni 1999;

­ Gelet op de gezamenlijke bijeenkomst van het Interim-comité van het IMF en het Ontwikkelingscomité van het IMF-Wereldbank op 27 september 1999 te Washington waar de ministers van Financiën beloofd hebben « een ruimere, snellere en meer diepgaande schuldenverlichting » voor de armste landen te ondersteunen;

­ Verwijzende naar de toespraak van president Clinton op de gezamenlijke jaarlijkse vergadering van het IMF en de Wereldbank op 29 september 1999, waar hij zich engageerde voor een 100 % kwijtschelding van de Amerikaanse vorderingen op de armste landen met een hoge schuldenlast;

­ Verwijzende naar het akkoord tussen het IMF en de Wereldbank over een gezamenlijke strategie gericht op het terugdringen van de armoede, die samen met de regeringen van de lidstaten uitgewerkt is, en waarbij de programma's van beide instellingen voortaan zullen gebaseerd zijn op een « evenwichtige benadering die macro-economische en financiële parameters verbindt met de menselijke, structurele en sociale aspecten »;

­ Rekening houdende met de vooruitstrevende Belgische standpunten en de initiatieven die ons land de voorbije jaren op dit vlak heeft genomen;

­ Zich bewust dat het schuldenprobleem een vicieuze cirkel van toenemende armoede, economische stagnatie en toenemende sociale spanningen voedt, en zo bijdraagt tot processen die dreigen te culmineren in de ineenstorting van staten en economische desintegratie;

­ Overwegende dat een verlichting van de schuldenlast één van de factoren is die kunnen bijdragen tot economische en sociale vooruitgang van de armste landen;

­ Menende dat kwijtschelding van schulden verbonden moet zijn aan de voorwaarde dat de armste landen het vrijgekomen geld aan sociale ontwikkeling en armoedebestrijding besteden;

verzoekt de federale regering,

­ Haar vooruitstrevende standpunten inzake schuldverlichting ten overstaan van landen met een zware schuldenlast te actualiseren met name 100 % kwijtschelding van de bilaterale vorderingen zonder dat deze ten koste gaat van andere initiatieven inzake internationale samenwerking;

­ Een transparante en volledige inventaris van de schuldvorderingen van de overheid en van aanverwante instellingen op de landen met een zware schuldenlast op te maken met een inschatting van hun reële waarde;

­ De opkoop van Delcredereschuld door het DGIS transparanter te maken en, indien blijkt dat de opkoopprijs te hoog is, de in 2001 voorziene onderhandelingen over de bijdrage van internationale samenwerking in de gezondmaking van Delcrederedienst te vervroegen;

­ Een oproep te doen aan de commerciële banksector om hun vorderingen op arme landen met hoge schuld kwijt te schelden;

­ Ervoor te zorgen dat de middelen die door maatregelen van schuldkwijtschelding vrijkomen, reëel geïnvesteerd worden in de bestrijding van armoede en in duurzame ontwikkeling;

­ Deze resolutie over te zenden aan het IMF en de Wereldbank.

Erika THIJS.
Mia DE SCHAMPHELAERE.

(1) Oxfam International Position Paper, Multilateral Debt : the human costs.

(2) EURODAD : European network on Debt and Development, is een netwerk van 16 niet-gouvernementele organisaties uit verschillende landen en met medefinanciering van de EU.

(3) HIPC : Heavily Indebted Poor Countries.

(4) Commissie Bank- en Financiewezen-statistieken, 1996, 1997.