1-260

1-260

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 1er AVRIL 1999

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 1 APRIL 1999

(Vervolg-Suite)

PROJET DE LOI MODIFIANT LA LOI DU 10 AVRIL 1990 SUR LES ENTREPRISES DE GARDIENNAGE, SUR LES ENTREPRISES DE SÉCURITÉ ET SUR LES SERVICES INTERNES DE GARDIENNAGE (ÉVOCATION)

Discussion générale

(Article 60 du Règlement)

De voorzitter. ­ We vatten de bespreking aan van het wetsontwerp.

Nous abordons l'examen du projet de loi.

Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1330/1 van de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1330/1 de la commission de l'Intérieur et des Affaires administratives du Sénat. Session 1998/1999.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur voor een mondeling verslag.

De heer Pinoie (SP), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, ik lees u eerst en vooral de inleidende uiteenzetting voor van de heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Het ontwerp beoogt de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, kortweg de bewakingswet genoemd, aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen in deze sector. Deze wet werd reeds een eerste maal gewijzigd op 18 juli 1997.

Ten eerste moet de bewakingswet in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van het Verdrag van Rome.

Op 29 oktober 1998 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat de Spaanse bewakingswet, geïnspireerd door de Belgische reglementering terzake, bepalingen bevatte die strijdig zijn met de principes van vrije vestiging en vrij verkeer van diensten, vervat in het Verdrag van Rome. Ook België werd om analoge redenen door de Europese Commissie voor het Europees Hof van Justitie gedaagd. De regering heeft het opportuun geacht de betwiste bepalingen te herzien, teneinde een veroordeling door het Europees Hof te voorkomen.

In het voorliggend ontwerp werd een regeling uitgewerkt die enerzijds het recht van vrije vestiging van onderneming en anderzijds efficiënte controlemogelijkheden op de uitgevoerde activiteiten garandeert.

Ten tweede wordt de security in de evenementensector gereglementeerd.

De enge omschrijving van de door de wet van 10 april 1990 geviseerde activiteiten heeft ertoe geleid dat bepaalde activiteiten die onmiskenbaar betrekking hebben op privé-veiligheidszorg, buiten het toepassingsgebied van deze wet vielen. Dat was ook het geval met de activiteiten van portiers- en andere securitydiensten in de evenementensector die zich vooral toeleggen op sociale controle of op het toezicht op het gedrag van personen, met het oog op het behoud van de veiligheid.

Naar aanleiding van een aantal recente, ernstige incidenten in het portiers- en buitenwippersmilieu oordeelde de regering de sanering en regulering van deze sectoren dringend noodzakelijk. Niet alle securitydiensten in de evenementensector kunnen echter over dezelfde kam worden geschoren. Een aantal bonafide verenigingen organiseert vandaag reeds op een doordachte en efficiënte manier soortgelijke activiteiten, meestal in samenspraak met de ordediensten. De nieuwe reglementering is ook voor deze organisaties nuttig omdat ze nu over een duidelijk bevoegdheids- en referentiekader kunnen beschikken en dankzij de vergunning een officiële erkenning en valorisatie van hun werkzaamheden zullen kunnen bekomen.

De regering meent haar objectieven te kunnen realiseren door de activiteiten van sociale controle op te nemen in het toepassingsgebied van de bewakingswet. Enerzijds heeft dit tot gevolg dat dergelijke activiteiten nog enkel zullen mogen worden uitgeoefend wanneer een aantal strikte vergunnings- en uitoefeningsvoorwaarden wordt gerespecteerd. Anderzijds verleent het ontwerp de uitvoerders van deze activeteiten de bevoegdheid om, eveneens onder bepaalde voorwaarden, een oppervlakkige controle van kleding en handbagage uit te voeren. De wetgever heeft vroeger reeds een analoge regeling in de voetbalwet ingeschreven. Het verlenen van dergelijke beperkte controlebevoegdheid aan particulieren, altijd met de toestemming van de gecontroleerde, betekent geenszins dat aan burgers politiebevoegdheden worden overgedragen, noch dat de grenzen tussen de politie en de private bewakingssector worden verlegd. Met deze maatregel beoogt de regering de toegangscontrole die vandaag gebeurt in alle illegaliteit, zonder kader of begrenzingen, met strikte afbakeningen en beperkingen wettelijk te regelen. Op deze manier wordt aan organisatoren van evenementen de mogelijkheid geboden om alle nodige maatregelen te nemen teneinde het gebeuren op een veilige manier te laten verlopen.

Er dient opgemerkt te worden dat het ontwerp voldoende soepel is opgesteld, zodat het vele vrijwilligerswerk dat in ons land naar aanleiding van sporadische evenementen plaatsvindt, mogelijk blijft. De bewakingswet regelt alleen het statuut van de personen die security-taken uitoefenen naar aanleiding van evenementen. Als ze worden ingezet bij evenementen die het voorwerp uitmaken van een aparte regelgeving, zullen ze zich functioneel dienen te schikken naar deze aparte regelgeving, onafgezien de minimale regeling in de bewakingswet.

Ten derde beoogt dit ontwerp de wet van 10 april 1990 in bepaalde opzichten uit te diepen, te verfijnen en aan te passen aan de realiteit. Ik denk aan het verbod tot het voeren van publiciteit zonder ministeriële vergunning, de inlassing van moraliteitsvoorwaarden voor bepaalde personeelsleden in delicate functies zoals het personeel voor waardenvervoer, het verfijnen van de meldingsplicht ten aanzien van bestuurlijke en gerechtelijke overheden, een doeltreffende controle op de in de handel gebrachte beveiligingssystemen, een betere responsabilisering van de werkgever en een beperkte herziening van het sanctiesysteem met een verdere depenalisering van de inbreuken onder meer met betrekking tot het beveiligd waardenvervoer.

Met betrekking tot de bespreking in de commissie, verduidelijk ik een voorafgaand procedure-incident. In de telex van 24 februari 1999, gericht aan de Senaat, weigert de Europese Commissie de urgentie te erkennen die door de regering was ingeroepen om de door de richtlijn nummer 98/34 opgelegde standstill -periode niet na te leven. Deze richtlijn legt de lidstaten een informatieprocedure op inzake technische voorschriften, waardoor deze verplicht worden de ontwerpen aan de Commissie te melden en vanaf dat ogenblik drie maanden te wachten om het ontwerp goed te keuren. Een doelgerichte interpretatie van het begrip « goedkeuring » zou ertoe leiden dat de stemming niet kan plaatshebben omdat de tekst niet meer kan worden aangepast aan eventuele opmerkingen van de Europese Commissie. Het gevolg daarvan is dat in afwachting van het beëindigen van de termijn, artikel 12 uit de wet zou moeten worden gelicht. De minister verklaart de publicatie van de wet te zullen uitstellen tot na de standstill periode die op 18 mei 1999 verstrijkt. Hij beweert dat deze interpretatie voldoende waarborg biedt voor een conforme afwikkeling van deze procedure.

Tijdens de bespreking van het ontwerp zelf kloegen verschillende aanwezige senatoren over de te korte tijd die hen voor het onderzoek werd toebedeeld. De dames de Bethune, Thijs en Milquet en de heer Daras dienden vier amendementen in die ertoe strekken in artikel 5 en 6 een gelijkaardige aanpassing te verwezenlijken, waardoor elke cumulatie van het ambt van politieman met een functie in een bewakings- of security-onderneming wordt uitgesloten en het moraliteitsverslag eveneens voor de bodyguards verplicht wordt opgelegd.

Het amendement nummer 3 werd ingetrokken. De amendementen nummers 1, 2 en 4 werden aangenomen. Vóór de eindstemming drong een lid er nog op aan dat deze wetswijziging na verloop van tijd zou worden geëvalueerd zodat ze, daar waar nodig, zou kunnen worden bijgestuurd.

Het wetsontwerp werd door de tien aanwezige leden eenparig aangenomen. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, het verrast ons dat dit ontwerp zo snel wordt behandeld. Het werd twee weken geleden, mede door ons, geëvoceerd. Onze bedoeling was dat het ontwerp tijdens deze legislatuur niet meer zou worden behandeld.

We zijn nog volop bezig met de politiehervorming en nu moeten we ons plots uitspreken over een regeling voor de bewakingfirma's die uitgebreide bevoegdheden krijgen. Die zeer uitgebreide macht van deze diensten verontrust ons. Ze kunnen bijvoorbeeld fouilleren in voetbalstadia.

Ook baart het ons zorgen dat politiemensen, al dan niet met toestemming, kunnen zetelen in de beheersstructuren van deze privé-bewakingsdiensten. Dit leidt tot verwarring en dubbelzinnigheid, wat moet worden voorkomen.

De heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Daarvoor is een oplossing gevonden.

De heer Loones (VU). ­ Als dit niet het geval is, want dat was mij na het mondelinge verslag niet duidelijk, vinden we het een hele verbetering. Toch maken we ons nog zorgen over de te grote macht die aan de privé-sector op deze politiedomeinen wordt verleend. We vinden de veiligheid bij uitstek een zaak van de staat en van de officiële instanties en niet van de privé-beveiligingsondernemingen.

M. le président. ­ La parole est à M. Mahoux.

M. Mahoux (PS). ­ Monsieur le président, je me réjouis que les amendements permettant d'éviter la confusion entre les fonctions fondamentalement différentes de gardiennage privé et d'agents veillant à la sécurité publique, c'est-à-dire les agents de police, aient pu être adoptés.

Je félicite le rapporteur qui s'est livré à un brillant rapport oral dans des conditions extrêmement difficiles. En effet, nous avons appris aujourd'hui que la commission de l'Intérieur se réunissait pour examiner un problème important, le rapport devant être présenté de manière orale et le vote avoir lieu le même jour en séance plénière. Il s'agit d'un traitement quelque peu expéditif pour un projet de cette nature.

Je désire soulever deux types de problèmes que je n'ai pas entendu évoquer par le rapporteur et qui n'ont peut-être pas été abordés par les commissaires en commission de l'Intérieur.

Le premier porte, dans la même logique de non-confusion des fonctions, sur les uniformes que les uns et les autres devraient pouvoir porter et les différences significatives devant exister entre les uniformes des agents de sécurité privés et ceux des gendarmes ou des policiers par exemple.

En deuxième lieu, l'article 8, alinéa 7, stipule que les agents de gardiennage peuvent « retenir des personnes qui ne sont pas en possession d'un titre de transport valable à la condition qu'un service de police soit averti sur le champ et jusqu'à l'arrivée de celui-ci sur les lieux ».

Je souhaiterais que M. le vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur nous indique les moyens que peuvent utiliser ces personnes privées pour retenir des voyageurs qui ne seraient pas en possession d'un titre de transport jusqu'à l'arrivée d'un membre du service de police, lequel devrait être averti de façon immédiate. Que signifie cette « possibilité de retenir » qui leur est accordée?

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik kan nog enigszins de snelheid aanvaarden waarmee dit wetsontwerp ter goedkeuring wordt voorgelegd, omdat ik aanneem dat er nogal wat problemen zijn met de portierswereld en met de bendevorming daarin. Ik begrijp dat de vice-eerste minister erop aandringt dat daaraan iets gebeurt en ik juich dat eveneens toe. Ik zal mij dan ook niet verzetten tegen het wetsontwerp op zich. Wel heb ik bedenkingen bij de werkwijze van vandaag. De senatoren kunnen onmogelijk de teksten die ze nu ontvangen vergelijken met de oorspronkelijke wet die wordt gewijzigd. Wanneer we bijvoorbeeld lezen dat een onder het eerste lid vermelde voorwaarde wordt gewijzigd, dan weten we niet waarover het gaat. De vragen die nu worden gesteld maken van de plenaire vergadering dan ook een soort veredelde commissievergadering.

Mijns inziens is dat niet efficiënt. Ik heb het volste vertrouwen in het lid van onze fractie dat deel uitmaakt van de commissie, maar wil er wel op wijzen dat geregeld twee of drie commissies tegelijkertijd vergaderen. Het moet bovendien mogelijk zijn dat senatoren die geen deel uitmaken van de betrokken commissie vragen stellen en opmerkingen maken. Dat kan hier niet. De tekst wordt op de banken rondgedeeld, een mondeling verslag ­ waarvoor ik alle waardering heb ­ wordt uitgesproken, en op hetzelfde ogenblik wordt de agendawijziging rondgedeeld. Pas tijdens het mondeling verslag weten we dus eigenlijk over welk ontwerp het gaat. Dit is een chaotische manier van werken waartegen ik mij werkelijk verzet. Ik hoop dat een dergelijke werkwijze niet tot de gewoonten van het huis zal gaan behoren. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, het nadeel van een regering die haar termijn uitdoet is dat ze uiteraard tot het laatste kan wachten om een aantal zaken vlug vlug door het Parlement te loodsen. Dit is een bevestiging van de minachting die de uitvoerende macht vaak heeft voor de wetgevende macht, al is, zo hoop ik, die minachting niet tegen de leden persoonlijk gericht.

De kritiek die hier wordt geformuleerd, lijkt mij terecht, vooral omdat het gaat over een sector, de privé-beveiligingssector, waar op het ogenblik 16 000 mensen werken. Dat is bijna de helft van de reguliere politie. In de kranten zijn een aantal kritieken verschenen over de grijze zone tussen de reguliere en de privé-politie. In tegenstelling tot de heer Loones, denk ik dat privé-politie wel kan. Er zijn duidelijke argumenten om te besluiten dat bepaalde risico's die door privé-initiatieven worden gecreërd, inderdaad op kosten van de initiatiefnemers en door een privé-beveiliging moeten worden opgevangen. Daarom hebben we het ontwerp ook gesteund en blijven we dat doen.

Het risico bestaat echter dat we deze wet nu goedkeuren, maar dat we er nooit toe zullen komen de broodnodige discussie aan te gaan over de interactie tussen de reguliere en de privé-politie. Daarom ook hebben we, bij monde van collega Vergote, in de commissie aangedrongen op een evaluatie van deze wetgeving en ik dank de rapporteur dat hij dit ook in zijn verslag heeft vermeld. We zijn immers van oordeel dat we zo snel mogelijk de relatie tussen de verschillende vormen van politie moeten definiëren. De belangrijkste politie is uiteraard de reguliere, maar de relatie met de privé-politie moet wel worden vastgelegd. Misschien zal men over enige tijd moeten concluderen dat het een beetje te ver gaat en dat de mogelijkheden van de privé-politie moeten worden beperkt. Daarom betreuren we de manier waarop het ontwerp wordt behandeld, maar we zijn het er wel over eens dat er iets moet gebeuren. We hopen dat er inderdaad een evaluatie komt en dat de wettekst indien nodig met eenzelfde soepelheid wordt aangepast. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Caluwé.

De heer Caluwé (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats dank ik de rapporteur voor zijn uitstekend mondeling verslag.

We hebben inderdaad bijzonder snel moeten werken, maar zijn er toch in geslaagd het essentiële te doen wat diende te gebeuren. We hebben op een zinvolle manier gebruik gemaakt van de evocatieprocedure door het amendement goed te keuren dat bepaalt dat niemand de functie van portier kan uitoefen samen met een functie bij de politie en ook niet als hij dat korps pas heeft verlaten. Dat is het belangrijkste dat in dit ontwerp moest worden gewijzigd.

Indien we niet zo snel hadden moeten werken, zouden we zonder twijfel het geheel van het ontwerp grondig hebben onderzocht. Toch zijn we tevreden over het gepresteerde werk, omdat het ontwerp nog vóór het einde van deze regeerperiode kan worden goedgekeurd en omdat bepalingen die daar niet in thuis hoorden, eruit zijn gehaald.

M. le président. ­ La parole est à M. Lallemand.

M. Lallemand (PS). ­ Monsieur le président, je pense que l'interdiction de cumuler des fonctions de policier avec des fonctions d'employé dans des services de gardiennage est tout à fait souhaitable. Nous voterons par conséquent toute disposition qui ira dans ce sens. Je crois qu'il s'agit d'une garantie démocratique fondamentale. Il faut éviter que des policiers puissent être les employés d'entreprises privées dont les buts et les finalités ne sont pas aisément contrôlables et sont, dès lors susceptibles de conduire à des abus discutables.

M. le président. ­ La parole est à Mme Milquet.

Mme Milquet (PSC). ­ Monsieur le président, je voudrais simplement rappeler pour rassurer ceux qui auraient des craintes, que le projet avait bien été mis officiellement à l'ordre du jour de la réunion de mardi. Nous avons décidé de le postposer de façon à avoir le temps de l'analyser cet après-midi lors d'une séance de commission. Nous avons d'ailleurs travaillé de manière constructive avec certains partis de l'opposition pour finalement aboutir à des amendements auxquels le groupe PSC souscrit puisqu'il s'agit, en premier lieu, de renforcer les incompatibilités et de les étendre aux membres des conseils d'administration des sociétés de gardiennage et, en deuxième lieu, de renforcer les conditions de moralité, notamment par rapport aux personnes qui protègent elles-mêmes les personnes.

Nous pensons que la procédure s'est déroulée correctement. M. Pinoie a fait un excellent rapport que nous avons eu le temps de discuter démocratiquement. Par conséquent, nous soutenons le projet tel qu'amendé.

M. le président. ­ La parole est à M. Mahoux.

M. Mahoux (PS). ­ Monsieur le président, je voudrais revenir une fois encore sur ma question au vice-premier ministre en ce qui concerne l'article 8. En effet, je continue à m'interroger sur les moyens de contrainte que les personnes privées peuvent exercer pour retenir quelqu'un qui ne serait pas en possession d'un titre de transport...

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Van den Bossche.

De heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, de middelen hiertoe zijn uitermate beperkt, aangezien het hier niet gaat om mensen met een politionele bevoegdheid. Ze mogen bijgevolg nooit gebruik maken van geweld. Het enige wat ze kunnen doen is dat ze het rijtuig immobiliseren zonder de deuren ervan te openen, in afwachting van de komst van de politie.

De voorzitter . ­ We stemmen later over het geheel van het wetsontwerp.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble du projet de loi.