1-257

1-257

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 25 MARS 1999

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 25 MAART 1999

(Vervolg-Suite)

PROPOSITION DE LOI MODIFIANT LA LOI RELATIVE À L'ASSURANCE OBLIGATOIRE SOINS DE SANTÉ ET INDEMNITÉS COORDONNÉE LE 14 JUILLET 1994, EN CE QUI CONCERNE LE CONSEIL SCIENTIFIQUE INSTITUÉ AUPRÈS DU SERVICE DES SOINS DE SANTÉ

Discussion générale

Discussion des articles

De voorzitter. ­ We vatten de bespreking aan van het wetsvoorstel.

Nous abordons l'examen de la proposition de loi.

Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1201/5 van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1201/5 de la commission des Affaires sociales du Sénat. Session 1998/1999.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

Mevrouw Nelis-Van Liedekerke (VLD), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, de commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft aan de bespreking van dit voorstel drie vergaderingen gewijd.

De Wetenschappelijke Raad bij de Dienst voor Geneeskundige Verzorging, opgericht bij wet van 25 april 1997, kreeg tot nu toe slechts een beperkte concrete invulling. Van de afdelingen die werden gepland, is er op dit moment slechts één gedeeltelijk ingevuld, namelijk de afdeling voor de evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen. Het is de bedoeling van senator D'Hooghe om met dit wetsvoorstel te komen tot de oprichting van nog vier andere afdelingen, namelijk de afdeling voor de planning van de medische activiteit, de afdeling voor de medisch technologische evaluatie, de afdeling voor de herijking van de erelonen en de afdeling voor de zorgverlening ten aanzien van chronisch zieken en specifieke aandoeningen.

De afdelingen van de Wetenschappelijke Raad kunnen een nuttig instrument zijn voor onder andere het beheersen van het budget voor uitgaven in de gezondheidszorg en voor het vaststellen van nieuwe behoeften op het terrein. De afdelingen zijn belast met het onderzoek van elk wetenschappelijk aspect in verband met de verzekering voor geneeskundige verzorging en de kwaliteit van de dienstverlening. Met zijn opdrachten treedt de Wetenschappelijke Raad niet in de plaats van de bestaande adviesorganen bij het ministerie van Volksgezondheid, maar zal hij een complementaire rol vervullen. De Wetenschappelijke Raad wordt volgens het voorstel best ondergebracht bij het RIZIV, omdat de financiële stromen in de verzekering voor de geneeskundige verzorging daar duidelijk in beeld kunnen worden gebracht en er ook andere belangrijke instrumenten beschikbaar zijn voor de evaluatie van de zorgverstrekking.

De minister van Sociale Zaken gaf tijdens de algemene bespreking in de commissie te kennen dat ze het voorstel steunt om de verdere uitbouw van de Wetenschappelijke Raad in een stroomversnelling te brengen. Toch merkte ze op dat het oprichten van nieuwe afdelingen misschien beter aan de uitvoerende macht wordt overgelaten. Ook bij het dwingende karakter van de adviesverlening van de raad en bij de verplichte vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten, formuleerde ze enkele bedenkingen.

Een lid pleitte ervoor de Wetenschappelijke Raad onder te brengen bij het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en niet bij het RIZIV. Het bestuur bevoegd voor informatie en studie bij voornoemd ministerie lijkt immers een betere omgeving te zijn voor het voorbereiden van objectieve en wetenschappelijk onderbouwde adviezen. Een amendement in die zin bij artikel 2 werd verworpen.

Om tegemoet te komen aan de bedenkingen van de minister in verband met de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten in deze Wetenschappelijke Raad werd een amendement ingediend. Het houdt in dat er in elke afdeling van de Raad een plaats wordt voorbehouden voor de vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten. Op die manier krijgen ze de mogelijkheid om op vrijwillige basis aan de vergaderingen van de raad deel te nemen, met dien verstande dat hun afwezigheid de rechtsgeldigheid van de besluitvorming niet aantast.

Volgens de minister blijft op die manier het gevaar bestaan dat de raad door een volledige vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten tot een log geheel zou worden omgevormd.

Een nieuw amendement strekte ertoe de vertegenwoordigers van de gemeenschappen of de gewesten de mogelijkheid te bieden de vergaderingen van de afdeling « planning van de medische activiteit » met raadgevende stem bij te wonen. Aldus zou de toegang worden beperkt tot die afdeling waarvan de adviezen voor hen gevolgen zouden hebben. Er is dan geen sprake meer van enige vorm van verplichting. Dit amendement werd door de commissie aangenomen. Het vorige werd ingetrokken.

Een amendement dat het verplicht voorafgaand advies van de afdeling « planning van de medische activiteit » bindend wil maken opdat het effect zou hebben, werd eveneens aanvaard. De andere adviezen van de raad bezitten dit bindend karakter niet. Voorts werd een amendement ingediend en aangenonmen dat tegemoet komt aan de vraag van de minister om eventuele nieuwe afdelingen bij de raad bij koninklijk besluit op te richten.

Tot slot volgde de bespreking van artikel 3. Dit artikel bepaalt de samenstelling van de verschillende afdelingen van de Wetenschappelijke Raad. De amendementen die hierover werden ingediend, werden ofwel ingetrokken ofwel verworpen als gevolg van de opmerking van de minister dat het tot de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten behoort om de vertegenwoordiging in de raad te bepalen.

Het wetsvoorstel werd aangenomen met zeven stemmen tegen één stem, bij één onthouding.

Ik zal vervolgens het standpunt van de VLD-fractie verduidelijken. We hebben dit voorstel in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden niet gesteund. We zijn in principe niet gekant tegen de invulling van de afdelingen van de Wetenschappelijk Raad en keuren het werken met een wetenschappelijk onderbouwde visie goed.

We vragen ons echter af, en daarom hebben we het voorstel niet gesteund, of de oprichting van alle afdelingen van de Wetenschappelijke Raad nut heeft en of deze afdelingen zinvol werk kunnen verrichten. De vraag is of het risico niet reëel is dat bepaalde afdelingen dubbel werk verrichten of het werk van reeds bestaande commissies overlappen. Dit voorstel brengt hierover geen klaarheid.

We hebben fundamentele bedenkingen bij de wijze waarop de invulling van de afdelingen van de Wetenschappelijke Raad gebeurt. We betwijfelen of het RIZIV de meest geëigende instelling is om deze raad te herbergen. Het RIZIV krijgt door de bepalingen in dit wetsvoorstel taken toegewezen inzake gezondheidszorg die in de sociale zekerheid niet thuishoren. We vinden dat de raad beter thuishoort in de ministeries, van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, meer bepaald bij het bestuur dat bevoegd is voor informatie en studies. Dit bestuur zou een betere omgeving zijn voor de raad die toch objectieve, wetenschappelijke adviezen moet afleveren. In dit verband hebben we een amendement ingediend, dat werd verworpen.

Gelet op de concrete situatie op het terrein zelf, lijken ons de bepalingen in verband met de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten te vaag en te beperkt. We weten dat de samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschappen en de gewesten door de wetgever alleen op een vrijwillige basis kan worden georganiseerd. De wetgever kan hen niet verplichten in een orgaan zoals de Wetenschappelijke Raad, te zetelen.

Het wetsvoorstel bepaalt dat vertegenwoordigers van de gemeenschappen en gewesten enkel de vergadering van de afdeling voor de planning van de medische activiteit met raadgevende stem kunnen bijwonen. Volgens ons is het beter de gemeenschappen en gewesten de mogelijkheid te bieden in alle afdelingen een vertegenwoordiger te hebben, omdat de adviezen die andere afdelingen uitbrengen, ook voor de gemeenschappen en gewesten consequenties kunnen hebben. Zo zal de afdeling voor de zorgverstrekking aan chronische zieken en mensen met specifieke aandoeningen rekening moeten houden met het feit dat chronisch zieken en bejaarden in Vlaanderen vanaf 1 januari 2000 uitkeringen in het kader van een zorgverzekering zullen kunnen krijgen. Er is duidelijk nood aan voorafgaand overleg met de gemeenschappen, anders bestaat het risico dat de inbreng en de vragen om advies van de gemeenschappen dode letter zullen blijven.

Gezien de bedenkingen die de VLD-fractie bij het wetsvoorstel heeft, heeft ze het in de commissie niet goedgekeurd en zal ze ook in plenaire vergadering tegen het voorstel stemmen. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer D'Hooghe.

De heer D'Hooghe (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, allereerst dank ik mevrouw Nelis voor haar uitvoerig en correct verslag.

Ik wil toch nog even de bedoeling van het voorstel verduidelijken en antwoorden op een paar elementen die ze in het VLD-standpunt naar voren heeft gebracht.

We stellen vast dat de gezondheidszorg in België jaar na jaar beslag legt op een steeds groter deel van het BNP. Uit een studie blijkt dat tussen 1983 en 1996 het BNP jaarlijks gemiddeld en nominaal met 5,44 % is gestegen. In dezelfde periode zijn de uitgaven voor gezondheidszorg met 7,06 % gestegen. Het beslag dat de gezondheidszorg op de middelen legt, wordt dus steeds groter. Dit fenomeen beperkt zich niet tot België. In de afgelopen legislatuur hebben we de kans gehad het systeem van de gezondheidszorg in andere landen te gaan bekijken. Overal rijst dit probleem, of men nu in een staatssysteem zit, zoals in het Verenigd Koninkrijk, of in een eerder liberaal systeem, zoals in de Verenigde Staten of Nieuw-Zeeland. Overal zijn er problemen om het budget te beheersen, zeker indien men de toegang tot de gezondheidszorg voor de hele bevolking wil waarborgen.

Het doel van de Wetenschappelijke Raad is dan ook enerzijds de budgettaire evolutie strikter te volgen en te controleren en anderzijds de kwaliteit van de gezondheidszorg te waarborgen, nieuwe technologieën mogelijk te maken door onder andere de nomenclatuur op dat punt aan te passen. Daarom zijn de verschillende afdelingen noodzakelijk. De raad is een instrument dat moet zorgen voor een evenwicht tussen de beheersing van de uitgaven in de gezondheidszorg en het kwalitatief tegemoetkomen aan de reële behoeften. Bovendien moet hij deze behoeften bepalen, want not nu toe hadden we daarvoor niet echt een instrument.

De adviezen van de afdeling planning krijgen een bindend karakter. Mijns inziens is dit noodzakelijk, anders blijft dit instrument louter theoretisch. De adviezen van de andere afdelingen zijn niet bindend. Mevrouw Nelis wierp op dat deze raad wel eens kan overlappen met bestaande adviescomités of -raden. Die kans is bijzonder klein. Volgens de artikelen 19 en 20 van de ZIV-wetgeving mogen de afdelingen gezamenlijk vergaderen.

Mevrouw Nelis vroeg zich af waarom de planningscommissie niet wordt ondergebracht bij Volksgezondheid. Dat is een fundamentele vraag, want de doorstroming van gegevens uit Volksgezondheid naar het RIZIV en omgekeerd blijft een probleem. Het grootste deel van financiële gegevens en het statistisch materiaal bevinden zich in het RIZIV en niet in Volksgezondheid en precies daarom moet de planningscommissie, die de budgettaire toestand moet opvolgen, in het RIZIV worden ondergebracht. Er wordt reeds jarenlang geprobeerd de link te leggen tussen het RIZIV en Volksgezondheid. Maar dit blijft problemen opleveren. We meenden dat ons voorstel kan bijdragen tot de budgettaire beheersing van de uitgaven voor gezondheidszorg.

Ik deel de mening van mevrouw Nelis met betrekking tot de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten. Nu zullen de vertegenwoordigers een adviserende stem hebben in de planningscommissie, maar we hadden liever volwaardige vertegenwoordigers gehad. Al te vaak slaagt men er niet in protocollen te sluiten tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Het koninklijk besluit biedt dan een uitweg om die regels dwingend te maken. Met volwaardige vertegenwoordigers zou de planningscommissie een effectief overlegorgaan geweest zijn, maar aan Franstalige zijde was de argwaan blijkbaar te groot.

Het belang van de planningscommissie mag niet worden onderschat. Het gaat toch om een wetenschappelijk orgaan dat de nieuwe evoluties in de geneeskunde zal opvolgen.

In het wetsvoorstel is een strikte timing uitgewerkt. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet moeten de verschillende afdelingen van de Wetenschappelijke Raad opgericht zijn en op 1 oktober 1999 moet het huishoudelijk reglement zijn opgesteld. Wegens die strikte timing vond ik het niet aangewezen een communautaire discussie op gang te brengen, maar tenminste dit resultaat binnen te halen. Ik had, zoals mevrouw Nelis, veel verder willen gaan, maar ik had de keuze tussen de situatie te laten aanmodderen of een instrument te creëren met een, weliswaar onvolmaakte, vertegenwoordiging van de gemeenschappen. Het gaat hier echter om een bijzonder gevoelige materie. Het is alleszins positief dat de planningscommissie er komt en dat ze als bestuursorgaan kan fungeren.

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten we de artikelsgewijze bespreking aan.

Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles.

L'article premier est ainsi libellé :

Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 2. L'article 19 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités coordonnée le 14 juillet 1994 est remplacé par les dispositions suivantes :

« Art. 19. Il est institué auprès du service des soins de santé, un Conseil scientifique chargé d'examiner tout aspect scientifique en relation avec l'assurance soins de santé et la qualité de la dispensation des soins. Il fait toute suggestion susceptible de mettre le progrès scientifique à la portée des bénéficiaires de l'assurance soins de santé, dans les conditions les meilleures d'efficacité, d'économie et de qualité.

Le Conseil scientifique est composé de cinq sections :

­ la section de planification de l'activité médicale;

­ la section d'évaluation de la technologie médicale;

­ la section de réévaluation des honoraires;

­ la section d'évaluation des pratiques médicales en matière de médicaments et du comportement prescripteur;

­ la section de dispensation de soins pour les maladies chroniques et pour les pathologies spécifiques.

Le ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions détermine la composition de chaque section du Conseil scientifique. Des représentants des communautés ou régions peuvent assister aux réunions de la section de planification de l'activité médicale, avec voix consultative.

Chaque section choisit en son sein un président, docteur en médecine, et deux vice-présidents qui, en cas d'empêchement du président, dirigent les travaux de la section par ordre d'ancienneté, en qualité de membre du Conseil scientifique. L'un des vice-présidents est choisi parmi les membres de la section, qui sont présentés par les universités, et l'autre parmi les membres présentés par les organismes assureurs. Le président dirige les travaux de la section conformément aux dispositions du règlement d'ordre intérieur de la section. Il convoque la section. Il peut lui proposer de se réunir avec une ou plusieurs autres sections pour traiter de certains problèmes.

Les avis et recommandations des sections du Conseil scientifique sont formulés soit d'initiative, soit sur la demande des ministres qui ont les Affaires sociales ou la Santé publique dans leurs attributions, soit sur la demande des ministres de communauté qui ont la Santé publique dans leurs attributions, soit sur la demande du Conseil général ou du Comité de l'assurance.

Aucun agrément de services ou de dispensations de soins spéciaux dans le cadre d'une convention ne peut être accordé sans que l'avis contraignant de la section de planification de l'activité médicale ait été préalablement recueilli.

Des sections peuvent être ajoutées au Conseil scientifique par arrêté délibéré en Conseil des ministres.

Disposition transitoire

Dans les trois mois de l'entrée en vigueur de la présente loi, le ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions installe les diverses sections du Conseil scientifique et définit leurs missions. Chaque section rédige, avant le 1er octobre 1999, un règlement d'ordre intérieur à soumettre à l'approbation du Comité de l'assurance.

Le règlement d'ordre intérieur visé à l'alinéa précédent comporte en tout cas des règles relatives au mode de convocation, à la fréquence des réunions, à la façon dont les membres peuvent consulter les documents présentés à titre d'illustration des différents points de l'ordre du jour et aux modalités de la prise de décisions. Jusqu'à l'élection d'un président par la section, les travaux de celle-ci sont dirigés par le membre qui a la plus grande ancienneté en qualité de membre du Conseil scientifique. »

Art. 2. Artikel 19 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen als volgt :

« Art. 19. Bij de dienst voor geneeskundige verzorging wordt een Wetenschappelijke Raad opgericht, die belast is met het onderzoek van elk wetenschappelijk aspect in verband met de verzekering voor geneeskundige verzorging en de kwaliteit van de zorgverlening. Hij doet alle aanbevelingen die de wetenschappelijke vooruitgang onder de beste voorwaarden inzake doelmatigheid, economie en kwaliteit binnen het bereik van de rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging kunnen brengen.

De Wetenschappelijke Raad bestaat uit vijf afdelingen :

­ de afdeling voor de planning van de medische activiteit;

­ de afdeling voor medische technologische evaluatie;

­ de afdeling voor de herijking van de erelonen;

­ de afdeling voor de evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen en van het voorschrijfgedrag;

­ de afdeling voor de zorgverlening ten aanzien van de chronische ziekten en specifieke aandoeningen.

De minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt de samenstelling van elk van de afdelingen van de Wetenschappelijke Raad. Vertegenwoordigers van de gemeenschappen of gewesten kunnen de vergaderingen van de afdeling voor de planning van de medische activiteit bijwonen, met raadgevende stem.

Elke afdeling kiest in zijn midden een voorzitter, doctor in de geneeskunde, en twee ondervoorzitters die, in geval van verhindering van de voorzitter, naar orde van anciënniteit als lid van de Wetenschappelijke Raad, de werkzaamheden van de afdeling leiden. Eén ondervoorzitter wordt gekozen uit leden van de afdeling, die voorgedragen zijn door de universiteiten, en één uit leden, die voorgedragen zijn door de verzekeringsinstellingen. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de afdeling overeenkomstig het bepaalde in het huishoudelijk reglement van de afdeling. Hij roept de afdeling bijeen. Hij kan aan de afdeling voorstellen om voor bepaalde problemen tesamen met één of meer afdelingen te vergaderen.

De adviezen en aanbevelingen van de afdelingen van de Wetenschappelijke Raad worden uitgebracht, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de ministers die de Sociale Zaken of de Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, hetzij op vraag van de gemeenschapsministers die de Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, hetzij op vraag van de Algemene Raad, hetzij op vraag van het Verzekeringscomité.

Geen erkenning van diensten of bijzondere zorgverlening via een conventie kan gebeuren, zonder dat het voorafgaand bindend advies van de afdeling voor de planning van de medische activiteit is verkregen.

Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit kunnen afdelingen worden toegevoegd aan de Wetenschappelijke Raad.

Overgangsbepaling

Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet, installeert de minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, de verschillende afdelingen van de Wetenschappelijke Raad en bepaalt hun opdrachten. Elke afdeling stelt vóór 1 oktober 1999 een huishoudelijk reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het Verzekeringscomité.

Het huishoudelijk reglement, bedoeld in het vorig lid, bevat in elk geval een regeling inzake de wijze van bijeenroeping, de frequentie van de vergaderingen, de wijze waarop de leden inzage kunnen nemen van de stukken die ter verklaring van de verschillende agendapunten worden voorgebracht en de wijze waarop beslissingen worden genomen. Totdat de afdeling een voorzitter heeft gekozen, worden de werkzaamheden van de afdeling geleid door het lid met de grootste anciënniteit als lid van de Wetenschappelijke Raad. »

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 3. L'article 20 de la même loi est remplacé par les dispositions suivantes :

« Art. 20. Les membres des diverses sections sont nommés par le Roi sur présentation du ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions, parmi les candidats présentés qui sont deux fois plus nombreux que les mandats à conférer. Le mandat a une durée de six ans et est renouvelable.

Pour chaque membre, un membre suppléant est nommé, suivant les mêmes modalités que celles que prévoit l'alinéa précédent. En cas d'empêchement, le membre suppléant remplace le membre effectif, à la demande de ce dernier.

Le secrétariat des sections du Conseil scientifique est assuré par des membres du personnel du service des soins de santé, désignés par le fonctionnaire dirigeant de ce service. »

Art. 3. Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 20. De leden van de verschillende afdelingen worden door de Koning benoemd, op voordracht van de minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, onder de kandidaten die in dubbel aantal van dat der toe te wijzen mandaten voorgedragen worden. Het mandaat duurt zes jaar en is hernieuwbaar.

Voor ieder lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd, op dezelfde wijze als bepaald in het vorig lid. In geval van verhindering vervangt het plaatsvervangend lid het werkend lid, op diens verzoek.

Het secretariaat van de afdelingen van de Wetenschappelijke Raad wordt waargenomen door personeelsleden van de dienst voor geneeskundige verzorging, aangewezen door de leidend ambtenaar van deze dienst. »

­ Adopté.

Aangenomen.

De voorzitter. ­ We stemmen later over het geheel van het wetsvoorstel.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.