1-540/7

1-540/7

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

5 FEBRUARI 1999


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet


AMENDEMENT


Nr. 20 VAN DE HEER SANTKIN

De artikelen 1 tot 8 vervangen als volgt :

« Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Artikel 2

Artikel 1 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet wordt aangevuld met de volgende bepaling :

« 18º het kapitaal : de schuld in hoofdsom waarop de kredietovereenkomst betrekking heeft;

19º het verschuldigd blijvend saldo : het bedrag in hoofdsom dat moet worden gestort om het kapitaal af te lossen of terug te betalen;

20º de nalatigheidsintrestvoet : de actuariële intrestvoet toegepast op het verschuldigd saldo en uitgedrukt in een percentage op jaarbasis of op periodieke basis. »

Artikel 3

In artikel 14 van dezelfde wet wordt een § 4bis ingevoegd, luidende :

« § 4bis. Behalve voor de kredietopeningen moet het aanbod tevens een aflossingsplan bevatten dat voor elke periodieke betaling het bedrag van het afgeloste kapitaal en van de totale kosten van het krediet vermeldt, alsmede het verschuldigd blijvend saldo na iedere betaling. »

Artikel 4

In hoofdstuk III, afdeling 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet wordt een onderafdeling 4bis ingevoegd met het opschrift « Gevolgen van de niet-uitvoering van de kredietovereenkomst door de consument », bestaande uit een artikel 27bis, luidende :

« Artikel 27bis. § 1. Bij de ontbinding of bij het verval van de termijnbepaling van de kredietovereenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :

­ het verschuldigd blijvend saldo;

­ het totale bedrag van de kosten verbonden aan het vervallen en niet-betaalde krediet;

­ het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest;

­ de overeengekomen straffen of schadevergoedingen voor zover ze worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo en beperkt worden tot de volgende maximumbedragen :

­ ten hoogste 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvend saldo tussen 1 en 300 000 frank;

­ ten hoogste 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvend saldo boven 300 000 frank.

§ 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand die geen ontbinding van de overeenkomst met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :

­ het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest;

­ de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 300 frank, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dit forfaitaire bedrag aanpassen aan de index van de consumptieprijzen.

§ 3. De overeengekomen nalatigheidsintrestvoet mag voor de kredietopeningen niet hoger liggen dan de laatste toegepaste debetrentevoet en voor andere kredietovereenkomsten niet hoger dan het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 %.

Zo de laatste toegepaste debetrentevoet of het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage 0 % bedraagt, mag de overeengekomen nalatigheidsintrestvoet de wettelijke intrestvoet niet overschrijden.

De nalatigheidsintrestvoet mag alleen toegepast worden op het verschuldigde saldo en, in voorkomend geval, het bedrag van de vervallen en niet-betaalde intresten gekapitaliseerd overeenkomstig artikel 1154 van het Burgerlijk Wetboek.

§ 4. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.

De Koning kan bepalen welke vermeldingen het document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen.

§ 5. In afwijking van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek kan iedere betaling gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, pas toegerekend worden op het bedrag van de nalatigheidsintresten of andere straffen en schadevergoedingen na de terugbetaling van het verschuldigd blijvend saldo en de totale kosten van het krediet. »

Artikel 5

Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Artikel 28. Als verboden en niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, in geval van niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin deze wet niet voorziet. »

Artikel 6

De inleidende zin van artikel 29 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Elk beding dat voorziet in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, is verboden en wordt als niet geschreven beschouwd, tenzij : ... »

Artikel 7

Artikel 90 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« Indien de rechter oordeelt dat de overeengekomen schadevergoedingen en intresten, meer bepaald in de vorm van een strafbeding, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, kan hij deze, op verzoek van de consument, verminderen of de consument er geheel van ontslaan.

Hij kan eveneens aan de kredietgever een hogere vergoeding toekennen zo deze laatste aantoont dat het bedrag van de door hem opgelopen schade het maximumbedrag, toegelaten met toepassing van artikel 27bis, § 1, tweede lid, overschrijdt. »

Artikel 8

In dezelfde wet wordt een artikel 90bis ingevoegd, luidende :

« Wanneer van de consument straffen of schadevergoedingen worden gevraagd waarin deze wet niet voorziet, wordt hij van rechtswege ontslagen van het geheel van de gevraagde straffen of schadevergoedingen. »

Artikel 9

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Met uitzondering van artikel 3 is deze wet ook van toepassing op de vervallen en onbetaalde schuldvorderingen die voortvloeien uit kredietovereenkomsten gesloten vóór de inwerkingtreding ervan, wanneer de volgende omstandigheden zich na die inwerkingtreding voordoen :

­ hetzij de ontbinding van de overeenkomst of het verval van de termijnbepaling;

­ hetzij een eenvoudige betalingsachterstand.

In die gevallen moet het in artikel 3 bedoelde aflossingsplan gratis en overwijld aan de consument worden meegedeeld. »

Verantwoording

Door de besprekingen in de werkgroep en de vele amendementen die werden ingediend, is de oorspronkelijke tekst zo ingrijpend gewijzigd dat hij moeilijk leesbaar is geworden. Teneinde het werk van de commissie te vereenvoudigen lijkt het dus wenselijk als uitgangspunt een samenhangende tekst te gebruiken waarin de inhoud van de wijzigingen die reeds bij amendement zijn voorgesteld of die via nieuwe amendementen hadden moeten worden voorgesteld, verwerkt zijn.

Wij verwijzen dus voornamelijk naar de vorige verantwoordingen.

Daarbovenop werden nog enkele andere wijzigingen aangebracht.

1. Maankosten

Volgens de oorspronkelijke tekst mogen bij eenvoudige betalingsachterstand die noch de ontbinding van de overeenkomst, noch het verval van de termijnbepaling tot gevolg heeft, alleen de nalatigheidsintresten worden geëist.

De Belgische Vereniging van banken heeft aangetoond dat die nalatigheidsintresten in sommige gevallen onvoldoende zijn om de maankosten te dekken.

Het lijkt derhalve verstandig de kredietgevers toe te staan de maankosten in rekening te brengen in geval van betalingsachterstand. Er zij aan herinnerd dat het in dat geval verboden is de betaling van andere kosten wegens de niet-uitvoering van de overeenkomst of andere vergoedingen te eisen.

Die maankosten kunnen vanzelfsprekend niet geëist worden bij de ontbinding of bij het verval van de termijnbepaling van de kredietovereenkomst omdat in dat geval de kredietgever recht heeft op een vaste vergoeding.

Die vaste vergoeding dekt immers de kosten wegens niet-uitvoering, veroorzaakt door de maanbrieven.

2. Verrekeningsregels

De voorliggende tekst vormt een compromis tussen de stelling van de consumentenorganisaties en de stelling van de banken.

Het is strikt verboden de terugbetalingen van het krediet bij voorrang te verrekenen met de nalatigheidsintresten en de straffen.

3. Mogelijkheden voor de rechter om op te treden

De tekst die in amendement nr. 14 wordt voorgesteld zou tot verwarring kunnen leiden aangezien hij ­ net als de tekst van het oude artikel 90 ­ geen onderscheid maakt tussen de automatische straffen en het eventueel optreden van de rechter.

Het is beter dat de automatische straffen worden opgenomen in een afzonderlijk artikel, een nieuw artikel 90, dat dan niet zal handelen over het optreden van de rechter.

Voor het overige wordt verwezen naar de verantwoording van amendement nr. 14.

Er zij aan herinnerd dat de rechter in staat moet worden gesteld in laatste instantie de concrete situaties te beoordelen en, in voorkomend geval, de toegepaste straffen aan te passen door ze enigszins te verminderen of te verstrengen.

Het eerste lid neemt het tweede lid van de huidige versie van artikel 90 over. Het voorgestelde tweede lid is daarvan de natuurlijk tegenhanger.

Met het oog op het tot stand brengen van een evenwichtige toestand worden kredietgever en consument dus op voet van gelijkheid behandeld.

4. Straffen waarin niet is voorzien

De tekst van het voorgestelde artikel 90 voorziet in een onmiddellijke burgelijke sanctie in alle gevallen waarin straffen of schadevergoedingen geëist worden die niet in overeenstemming zijn met wat de wet bepaalt, wanneer artikel 28 niet kan worden toegepast.

Opgemerkt zij immers dat dit artikel 28 enkel van toepassing is op contractuele bedingen en dat er eisen tot schadevergoeding kunnen worden geformuleerd die niet steunen op dergelijke bedingen. De invoering van een echte burgelijke sanctie moet hier ontradend werken.

Het kan immers niet dat de kredietgever zich verschuilt achter zogenaamde « berekeningsfouten » die de consument zeer moeilijk kan achterhalen en betwisten, om straffen op te leggen.

Het is dus wenselijk dat de kredietgever zin voor verantwoordelijk wordt bijgebracht door middel van een radicale en automatische sanctie.

Dit artikel is dus de logische aanvulling van artikel 28.

Deze sanctie is van toepassing op alle geëiste straffen of schadevergoedingen die niet in overeenstemming zijn met de wet.

Dit geval moet duidelijk onderscheiden worden van de gevallen waarin, bij een strikte toepassing van de door de wet toegestane straffen, een onbillijke toestand ontstaat ten nadele van de consument of de kredietgever. In die gevallen kan de rechter optreden overeenkomstig het nieuwe artikel 90.

Jacques SANTKIN.