1-232

1-232

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU MERCREDI 16 DÉCEMBRE 1998

VERGADERINGEN VAN WOENSDAG 16 DECEMBER 1998

(Vervolg-Suite)

PROJET DE LOI MODIFIANT L'ARRÊTÉ ROYAL Nº 499 DU 31 DÉCEMBRE 1986 PORTANT RÉGLEMENTATION DE LA SÉCURITÉ SOCIALE DE CERTAINS JEUNES DÉFAVORISÉS (ÉVOCATION)

Discussion générale

(Article 60 du Règlement)

De voorzitter. ­ We vatten de bespreking aan van het wetsontwerp.

Nous abordons l'examen du projet de loi.

Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1051/5 van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1051/5 de la commission des Affaires sociales du Sénat. Session 1998/1999.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

Mevrouw Cantillon (CVP), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, het probleem waarop de tekst die de Kamer heeft overgezonden, een antwoord trachtte te geven, heeft betrekking op de sociale bijdragen die aan de RSZ zijn verschuldigd door sommige groepen van kansarme jongeren, tewerkgesteld in het kader van inschakelingsbedrijven. Het gaat meestal om jongeren die geen rechten in de werkloosheid opnemen, omdat ze de leeftijd van 18 jaar bereikten zonder de vereiste diploma's, of om jongeren die geen rechten doen gelden op het bestaansminimum en bijgevolg, om evidente redenen, zeer moeilijk toegang vinden tot de arbeidsmarkt. In de tekst die door de Kamer is overgezonden, werd een vrijstelling van de bijdrage voor de ziekteverzekering voor deze groep van jongeren bepleit, beperkt tot het bedrag van de vergoeding die door de diensten voor beroepsopleidingen aan werkzoekenden in opleiding wordt uitgekeerd.

Hiervoor werd een dubbel argument ingeroepen. Het eerste argument betreft de gelijke behandeling. De Kamer was van oordeel dat de jongeren die in deze inschakelbedrijven worden tewerkgesteld, op een gelijke basis moeten worden behandeld als degenen die een beroepsopleiding genieten. Het tweede argument is een argument ten gronde. De bijdragen in de sociale zekerheid geven deze jongeren immers toegang tot socialezekerheidsrechten. Ze zouden bijgevolg integratiebevorderend zijn.

Het probleem is zeer ingewikkeld en er werd lang over gediscussiëerd. De jongeren die een uitkering krijgen die lager is dan een derde van het gemiddeld gewaarborgd minimuminkomen, openen in feite geen rechten, alhoewel ze toch bijdragen betalen, althans in de sector van de gezinsbijslagen. Bovendien moeten zij een berg administratieve formaliteiten ondergaan. Uit de hoorzitting die we organiseerden en waarbij een aantal mensen uit het veld ­ dus werkgevers ­ werden gehoord, blijkt dat die administratieve formaliteiten bijzonder ingewikkeld zijn. Vandaar dat er een regeringsamendement werd geformuleerd dat bepaalt dat jongeren die in een inschakelingsbedrijf werken niet langer vallen onder de toepassing van de wet van 27 juni 1969 indien hun maandinkomsten niet ten minste gelijk zijn aan een derde van het gemiddeld gewaarborgd maandelijks minimumkomen. Dit heeft voor gevolg dat de betrokken werknemers niet langer gedekt zijn voor arbeidsongevallen. Dit euvel werd opgevangen door het nieuwe artikel 4bis , tweede tot vijfde lid, dat een regeling inhoudt tot dekking van arbeidsongevallen. Ze is volledig geïnspireerd op de regeling die nu reeds geldt voor de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen.

De heer Moens, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

Dit amendement werd door de commissie unaniem aanvaard. De commissie heeft ook genoteerd dat de regering niet alleen het probleem van de kansarme jongeren die vooral in Waalse projecten zijn tewerkgesteld, zal oplossen, maar ook het nodige zal doen om gelijkaardige problemen waarmee de « brugprojecten » in Vlaanderen worden geconfronteerd, weg te werken. Ze zal dit doen door een meer gestructureerde en geharmoniseerde regeling uit te werken via het algemene leerlingenwezen. Een harmonisering van de bijdrageplichten van laaggeschoolde jongeren en andere laaggeschoolden die moeilijk toegang krijgen tot de arbeidsmarkt is natuurlijk een zeer belangrijke aangelegenheid. We hebben vastgesteld dat de regelgevingen die vandaag van kracht zijn, bijzonder ingewikkeld zijn. Wie vandaag voor deze kansarme jongeren als werkgever optreedt, heeft het zeer moeilijk om zijn behartenswaardig werk voort te zetten.

Zoals ik reeds zei, werd het amendement unaniem goedgekeurd. Alle commissieleden verheugden zich erover dat de nieuwe regeling de zware en onnuttige administratieve lasten zal wegnemen van de instellingen die nu reeds in moeilijke omstandigheden moeten werken. (Applaus.)

M. le président. ­ La parole est à Mme Delcourt.

Mme Delcourt-Pêtre (PSC). ­ Monsieur le président, je remercie Mme Cantillon pour la qualité de son rapport relatif à l'arrêté royal numéroté visant à soumettre partiellement à la sécurité sociale des jeunes peu qualifiés qui tentent, dans des ASBL à caractère public et associatif, de se réinsérer socialement et professionnellement, à travers des formations et un accompagnement.

Certains de ces jeunes ne perçoivent qu'une indemnité dérisoire ­ elle ne représente que 40 francs par heure ­ et vivent leur réinsertion en étant parfois soutenus par des subsides supplémentaires de peu d'importance. Dès lors, si leur affiliation à la sécurité sociale participera certainement à une prise de conscience de leur intégration, nous estimions néanmoins qu'en-deça du seuil de 14 448 francs par mois, qui représente le tiers du salaire minimum garanti, ces cotisations ne devaient pas être perçues. C'est la raison pour laquelle j'ai demandé l'évocation de ce projet de loi.

La commission des Affaires sociales du Sénat, en accord avec les cabinets ministériels concernés et les parlementaires de la Chambre qui avaient déjà oeuvré dans ce dossier, a admis la nécessité de trouver une solution. Le texte soumis à notre vote reprend les principes que je vais vous énumérer.

Premièrement, les indemnités perçues par les jeunes, si elles ne complètent pas une allocation sociale et si elles sont inférieures, par trimestre, au revenu minimu mensuel moyen garanti, sont soustraites à l'application de la sécurité sociale.

Deuxièmement, ces mêmes jeunes voient leurs droits garantis, en matière d'accident de travail, par l'obligation, inscrite dans la loi et applicable aux ASBL qui les occupent, de souscrire une assurance-loi prévoyant des montants d'indemnité équivalents au revenu minimum mensuel moyen garanti en cas d'incapacité permanente ou de décès.

Troisièmement, l'entrée en vigueur de ce texte a un effet rétroactif très important puisqu'il remonte jusqu'en 1987, en raison de litiges qui perdurent depuis de nombreuses années entre l'ONSS et les ASBL, litiges que Mme la ministre des Affaires sociales, elle-même, ne souhaitait pas poursuivre.

Je tiens à remercier tous les membres de la commission des Affaires sociales du Sénat qui ont approuvé ce texte à l'unanimité et qui ont permis de trouver une solution pragmatique pour ces jeunes en voie de réinsertion sociale.

Je pense également qu'il sera primordial dans l'avenir de tenter l'uniformisation des différents statuts de ces jeunes pour arriver à plus de transparence et à une meilleure couverture en matière de sécurité sociale. Je remercie particulièrement Mme la ministre de l'Emploi et du Travail d'avoir compris le sens de notre démarche. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Smet.

Mevrouw Smet, minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. ­ Mijnheer de voorzitter, na heel wat over en weer geschuif tussen Kamer en Senaat en na veel overleg is er uiteindelijk een eervolle oplossing uit de bus gekomen, die echter nog voorlopig is omdat de zaak nog ten gronde moet worden bekeken. Het wetsontwerp wordt nu opnieuw naar de Kamer gezonden en ik zal er mij voor inzetten dat het daar zo vlug mogelijk wordt behandeld.

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt is de algemene bespreking gesloten.

Plus personne ne demandant la parole la discussion générale est close.

We stemmen later over het geheel van het wetsontwerp.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble du projet de loi.