1-1205/3

1-1205/3

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

19 JANUARI 1999


Wetsontwerp betreffende de mogelijke overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER WEYTS


1. UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

De minister verwijst naar zijn uiteenzetting in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Hij voegt eraan toe dat het om een ongelukkig dossier gaat. Het CBHK is immers altijd een buitenbeentje geweest in het klassieke systeem van verstrekking van hypothecaire kredieten.

Voor ondernemingen die hypothecaire kredieten verstrekken, gold immers altijd als regel dat ze zich tegen variabele rentevoeten financieren wanneer ze leningen tegen vaste rentevoeten verstrekken, dit om voordeel te halen uit de dalende tendensen in de renteontwikkeling.

Het CBHK heeft een andere techniek gebruikt die erin bestaat financiering te zoeken tegen vaste rente op lange termijn, en bovendien voor een deel in vreemde munten die in waarde toegenomen zijn tegenover de Belgische frank. Anderzijds heeft het een zeer agressieve politiek bij de verkoop van hypothecaire kredieten gevolgd. Zijn marktaandeel is dus gestegen maar uit economisch oogpunt stemde dit niet overeen met de wijze waarop dit soort bedrijven normaal gezien moet functioneren.

De financiële moeilijkheden zijn niet uitgebleven, te meer omdat de leningen tegen zeer hoge tarieven aangegaan werden en de terugbetalingen en wederbeleggingen in relatief moeilijke omstandigheden verliepen.

Het CBHK is dus geleidelijk van zijn oorspronkelijke taak afgeweken en is dus in het verstrekken van rechtstreekse kredieten ruim tekortgeschoten.

Hoewel dit de Staat duur te staan is gekomen, is het gelukkig niet catastrofaal afgelopen maar een zeer drastische saneringsoperatie is onafwendbaar geworden. Deze operatie werd doorgevoerd door het management van het CBHK, dat voor een stuk gehinderd werd door de toentertijd pijlsnelle daling van de rentevoeten, waardoor een aantal leners hun hypothecaire lening teruggekocht hebben of tegen andere veel gunstiger voorwaarden een nieuwe lening gesloten hebben.

Tijdens een van de saneringsoperaties is het CBHK omgevormd tot een publiekrechtelijke naamloze vennootschap en is een einde gemaakt aan het aantrekken van spaargelden door het CBHK.

Daar de oorspronkelijke opdracht van het CBHK is weggevallen, heeft men het CBHK willen privatiseren.

De eerste poging die voornamelijk gesteund was op de effectisering van de hypothecaire kredieten, is mislukt.

Men mag er thans van uitgaan dat het CBHK, op de Belgische en zelfs op de Europese markt, deuren kan openen voor dit soort investeerders van buiten de Europese Unie.

Men stelt immers vast dat de enige mogelijke kandidaten zich buiten de eurozone vinden.

Het CBHK zou dus aantrekkelijk zijn voor die investeerders. Vooral de portefeuille van het CBHK is interessant. Bankinstellingen die heel wat marktervaring en -kennis hebben, wedijveren met elkaar om ze te bemachtigen.

Opgemerkt zij ook dat het CBHK werk verschaft aan 376 mensen. Wij staan daar voor een omschakelings- en herstructureringsprobleem. Ten opzichte van de portefeuille is dit aantal werknemers immers reusachtig.

De minister bevestigt dat de instelling de grootste moeilijkheden overwonnen heeft. Zij wordt thans goed beheerd. Haar actieterrein is vrij specifiek en een aantal investeerders zou dus voor het Bureau belangstelling moeten kunnen hebben.

In dit kader heeft het wetsontwerp zoveel mogelijk het voortbestaan van de onderneming willen waarborgen. In de portefeuille van het Bureau bevinden zich nog een aantal kredieten met staatswaarborg en wel tot 2011.

De Staat heeft er belang bij dat op die waarborg geen beroep wordt gedaan. Dat zal zeker nu niet gebeuren, gelet op het huidige beheer. Het is evenwel noodzakelijk dat een privé-partner de expansie ondersteunt en de continuïteit van de onderneming kan waarborgen zodat geen beroep moet worden gedaan op de staatswaarborg.

Vervolgens behoort het tot de mogelijkheden dat deze onderneming, in het kader van de privatisering ervan, een activiteit blijft ontwikkelen waarmee zij reeds eerder gestart was : servicing in de branche van de hypothecaire kredieten.

Dit is een interessante activiteit. De liquiditeit op de hypothecaire markt is een belangrijk gegeven (cf. de Verenigde Staten).

De minister loopt niet bepaald over van enthousiasme. Dit gaat de Staat geen tientallen miljarden opbrengen; het is een activiteit die geprivatiseerd moet worden gezien het algemeen belang van de markt.

Regulering door de Staat is voortaan uit den boze, de markt zorgt daar wel voor.

Het is trouwens erg wenselijk dat deze onderneming zo snel mogelijk een nieuwe start neemt dankzij investeerders die, volgens de minister, uit het buitenland zullen komen en zelfs van buiten de eurozone.

2. BESPREKING

Een lid dankt de minister voor zijn uiteenzetting. De commissieleden hebben alvast iets vernomen dat niet in het Kamerverslag staat : het CBHK heeft erg veel personeelsleden. Wat is hun statuut ?

De minister verduidelijkt dat de personeelsleden van het CBHK een specifiek statuut hebben, dat niets uit te staan heeft met het paritair comité van de openbare kredietinstellingen of de bankinstellingen.

Hetzelfde lid meent dat men zich niet al te veel illusies moet maken over mogelijke winst. Hij wil de pret niet bederven, maar hij vreest toch dat de overnemer wel eens geld zou kunnen vragen voor de schulden van deze instelling.

De minister is het hier niet mee eens : een eerste rondvraag leert dat sommigen wel degelijk belangstelling hebben voor een uitvalsbasis in het hart van Europa.

Hetzelfde lid herinnert eraan dat bij een vroegere poging de twee kandidaten onderling een akkoord hadden bereikt, maar zich uiteindelijk hebben teruggetrokken omdat de instelling te zwak is.

De minister onderstreept dat het toen om Belgische kandidaten ging, voor wie de zaak inderdaad niet haalbaar is. Buitenlandse kandidaten daarentegen, die de Belgische en de Europese markt niet goed kennen, zijn er echt wel op uit hier voet aan de grond te krijgen.

Een lid is van mening dat een instelling als het CBHK geen enkele toegevoegde waarde biedt voor welke Belgische onderneming ook. De belangstelling voor de overdracht zal dus uit het buitenland moeten komen. Eerder toevallig heeft spreker vorige week vernomen dat de laatste buitenlandse instellingen die belangstelling hadden getoond, zich nu ook hebben teruggetrokken en niet langer geïnteresseerd zijn. Wat zal de Belgische overheid doen indien de overdracht niet gerealiseerd kan worden ?

Een tweede vraag betreft het artikel 4 van het wetsontwerp dat een delegatiebevoegdheid geeft aan de Koning om alle mogelijke nuttige maatregelen te nemen. Welke nuttige maatregelen heeft de regering hier voor ogen ? Dit wetsontwerp werd ingediend op 1 oktober 1998, op een ogenblik dat er nog voldoende kandidaten waren, terwijl de huidige situatie volkomen anders is aangezien niemand nog interesse toont. De datum van 31 maart 1999 werd echter behouden in het wetsontwerp. Indien de overdracht niet gerealiseerd wordt voor die datum, dan heeft het wetsontwerp in feite maar één zin, namelijk de afschaffing van de 50 % grens van aandeelhouderschap van de overheid. Welke opties bestaan er in feite nog nu ook vanuit het buitenland geen enkele belangstelling meer wordt getoond voor het CBHK. Zoals de eerste spreker heeft opgemerkt, zou het wel eens kunnen dat de regering er eerder geld zal moeten bijgeven om er vanaf te geraken dan er iets voor op te strijken.

De minister is niet van oordeel dat het CBHK er zo slecht aan toe is. Het is in ieder geval uitgesloten dat er geld op tafel komt voor de overname van deze instelling; bij vorige pogingen is daar ook nooit aan gedacht. Het laagste bod was toen 1 frank, met waarborgen voor de continuïteit van de onderneming.

De minister onderstreept dat de procedure moeilijk is. Bij de tweede poging was er belangstelling van ondernemingen die hun zetel hebben buiten de eurozone, en die in deze sector willen werken. Deze ondernemingen zijn ook geïnteresseerd in de Belgische sector van beleggingen op lange termijn. Ongetwijfeld zien zij ons land hierbij als bruggenhoofd naar het buitenland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het eerste verkennende stadium veel meer werd geboden dan 1 frank.

In de huidige omstandigheden, met de blijvende daling van de rentevoeten en de achteruitgang van de mogelijkheden tot herfinanciering, is het voor investeerders erg moeilijk de portefeuille van het CBHK naar waarde te schatten, en dat deed zich de afgelopen weken ook voelen in de eerste onderhandelingen. De portefeuille is er wel, maar is erg vatbaar voor erosie. Oorspronkelijk waren vier investeerders geïnteresseerd, nu zijn er dat nog twee, maar in vergelijking met september 1998 is hun enthousiasme duidelijk bekoeld. Voor de Staat ziet de toekomst van deze portefeuille er sinds enkele weken wat gunstiger uit, voor eventuele investeerders is het net omgekeerd.

De minister blijft in het ongewisse wat de waarde van de investering betreft, en het is ook niet duidelijk wat nu precies het geschikte moment is. Het nut van de wet is volgens de minister dat de regering meer ruimte krijgt om het eigenlijke doel van het wetsontwerp te bereiken, namelijk de aandelen van het CBHK zo snel mogelijk overdragen.

Wat de procedure betreft, legt de minister uit dat de FPM belast is met de concrete uitvoering. ABN-Amro, in deze zaak de raadsman van de FPM, heeft nog enkele ideeën in petto om nieuwe kandidaat-overnemers aan te trekken. Als het wetsontwerp wordt aangenomen, kan er ook aan andere oplossingen worden gedacht, zoals servicing en effectisering die in ons land nog nauwelijks zijn uitgebouwd. Op de Belgische markt voor hypothecair krediet wordt erg weinig met liquide middelen gewerkt, maar in de toekomst zal er steeds meer met effectiseringen worden gewerkt, zoals dat op de Amerikaanse markt het geval is.

Een lid heeft vragen bij deze toekomstperspectieven. De minister heeft bijzondere bevoegdheden gevraagd tot 31 maart 1999, maar die datum is erg dichtbij, en het lid vraagt zich dan ook af of de minister deze termijn niet graag verlengd zag tot 31 december 1999. Als alle buitenlandse investeerders zich terugtrekken en de regering niets uit de brand sleept, gaat de minister dan in volle verkiezingsstrijd overgaan tot de vereffening van het CBHK ?

De minister onderstreept dat het CBHK kredietwaardig is en geen liquiditeitsproblemen heeft.

Een lid stelt een verlenging tot 30 juni 1999 voor, zo kan dezelfde regering de zaak regelen.

De voorzitter vindt ook deze suggestie ontoereikend en stelt voor de aan de Koning verleende bevoegdheden te verlengen tot 31 december 1999. Kan de minister een amendement in die zin aanvaarden ? In de Kamer heeft zijn fractie meegestemd met de regering, de VLD heeft zich onthouden. Het is dan ook verantwoord de regering bevoegdheden te geven tot 31 december 1999.

De minister is het hiermee eens. Toen het wetsontwerp werd ingediend, zag de situatie er helemaal anders uit; met een nieuwe deadline heeft het project meer kans op slagen. Een nieuwe mislukking brengt het CBHK niet in gevaar, maar is onaangenaam voor iedereen, vooral voor het personeel dat totaal gedemotiveerd zou raken.

Hetzelfde lid wijst erop dat een tweede mislukking uiteindelijk toch uitlekt en dat er voor de minister op dat moment misschien niets anders opzit dan te vereffenen.

De voorzitter vraagt dat een lid een amendement zou voorbereiden dat de commissieleden zouden ondertekenen zodat het wetsontwerp kan worden aangenomen in de plenaire vergadering van donderdag 21 januari 1999.

De commissie gaat hiermee akkoord.

De heer Coene c.s. dient amendement nr. 1 in :

« Art. 5

« In het eerste lid van § 2 van dit artikel worden de woorden « op 31 maart 1999 » vervangen door de woorden « op 31 december 1999 ».

Verantwoording

Gezien de moeilijkheden om goede partners te vinden lijkt het noodzakelijk de termijn tot het nemen van maatregelen te verlengen.

3. STEMMINGEN

Amendement nr. 1 en het aldus geamendeerde artikel worden door de 9 aanwezige leden eenparig aangenomen.

Het geamendeerde wetsontwerp in zijn geheel wordt met dezelfde eenparigheid aangenomen.

Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.

De rapporteur,
Johan WEYTS.
De voorzitter,
Paul HATRY.

TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN


Zie Stuk 1-1205/4