1-224

1-224

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 26 NOVEMBRE 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 26 NOVEMBER 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING OVER « HET DREIGENDE UITSTEL VAN HET PARLEMENTAIR DEBAT BETREFFENDE DE OPWERKING VAN KERNENERGIE »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE LA DÉFENSE NATIONALE SUR « LA MENACE DE REPORT DU DÉBAT PARLEMENTAIRE SUR LE TRAITEMENT DES DÉCHETS NUCLÉAIRES »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, het Parlement heeft de regering in 1993 gevraagd een rapport op te stellen over de opwerking van kernenergie, ter voorbereiding van een debat dat in 1998 zou worden gevoerd. Werd dit rapport opgesteld ? Welke diensten of bedrijven hebben eraan meegewerkt ? Waarom werd het nog niet aan het Parlement overhandigd ? Wanneer zal dit gebeuren ?

In het licht van de nieuwe gegevens betreffende de omvang van de radioactieve vervuiling van de zee en aangezien er geen technische noodzaak bestaat om op te werken, zou het wenselijk zijn de verdere transporten van bestraalde splijtstof vanuit Doel en de opwerking ervan op te schorten tot na het gevraagde parlementair debat. Bij die gelegenheid kunnen de gegevens in detail worden bestudeerd. Is de vice-eerste minister het hiermee eens ? Zoniet, waarom niet ? Is het correct dat het baseload-contract door Cogéma niet tot begin 2000, maar tot eind 2000 loopt ? Betekent zulks dan dat het opschorten van het contract geen schadevergoeding met zich brengt ? Indien dat wel het geval is, hoeveel zou deze dan bedragen ? Kan er over dat bedrag worden onderhandeld ? Hoeveel kost de opslag in La Hague van bestraalde splijtstof en kernafval van Synatom ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Poncelet.

De heer Poncelet, vice-eerste minister en minister van Landsverdediging, belast met Energie. ­ Mijnheer de voorzitter, de vraag van de heer Anciaux is precies dezelfde als deze die mij gisteren in de Kamer namens de Agalev-fractie door de heer Wauters werd gesteld.

Op 22 december 1993 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers een resolutie goedgekeurd waarin zij de regering opdraagt een aantal aanbevelingen uit te voeren. Op 24 december 1993 heeft de regering de resolutie van de Kamer bevestigd. Zij heeft zich er strikt aan gehouden.

In punt 4 van de resolutie verzoekt de Kamer de regering « ...haar binnen de vijf jaar elementen over te zenden voor een nieuwe globale evaluatie van de situatie... ». De bevoegde administraties leggen op het ogenblik de laatste hand aan het rapport. Het betreft het Bestuur Energie, de Dienst voor bescherming tegen ioniserende stralingen, de Dienst voor de technische veiligheid van de kerninstallaties, de Dienst wetenschappelijke en nucleaire vraagstukken en de Dienst nucleaire veiligheid van het ministerie van Justitie.

Het is de bedoeling een synthese en een evaluatie op te maken van de werkzaamheden van de betrokken instituten en ondernemingen sinds de goedkeuring van de resolutie van 22 december 1993. Hierbij baseert men zich op de synthesedocumenten van de Niras en van Synatom, waarin de resultaten worden beschreven van de onderzoeksactiviteiten die werden uitgevoerd. Voor het opstellen van het rapport wordt ook gebruik gemaakt van de rapporten van het CEN-SCK en van internationale organisaties.

Ik deel het geachte lid mee dat het mijn bedoeling is binnenkort een rapport voor te leggen aan de Ministerraad. Het Parlement zal vervolgens op de hoogte worden gebracht van de regeringsbeslissing.

Het transport van het afval van de nucleaire centrale van Doel naar La Hague gebeurt in het kader van het opwerkingscontract van 530 ton van 1978. Dit contract wordt tot aan de einddatum uitgevoerd conform de resolutie die het Parlement in 1993 heeft aangenomen en die door de regering werd goedgekeurd. Op deze beslissing moet dus niet worden teruggekomen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, op het ogenblik dat ik mijn vraag heb opgestuurd, wist ik niet dat in de Kamer dezelfde vraag zou worden gesteld. Het antwoord van de vice-eerste minister is identiek aan dat in de Kamer. Ik heb er volgende bedenkingen bij.

De vice-eerste minister heeft duidelijk vermeden op bepaalde vragen te antwoorden. Na 23 december 1998 ontstaat er een juridisch vacuum. Door de resolutie van 1993 is het opwerkingscontract opgeschort tot na het debat hierover in het Parlement. Dat debat heeft nog niet plaatsgehad. Strikt genomen kan de uitvoering van het contract worden hervat na 23 december. In het contract van 1990 staat een overmachtsclausule die de contractant, Synaton, indekt. Wat zal er nu gebeuren na 23 december ?

Kan de vice-eerste minister antwoorden op mijn vraag of het moratorium wordt verlengd tot na het parlementair debat ? Ik heb de indruk dat de vice-eerste minister hierop weigert te antwoorden en dat de opwerking zal worden hernomen zonder parlementair debat.

Ik ben ontgoocheld over het antwoord van de vice-eerste minister die zegt dat de zaak in de regering zal worden besproken en dat de regeringsbeslissing aan het Parlement zal worden meegedeeeld.

In 1993 heeft het Parlement zijn nek uitgestoken en een voorafgaand debat gevraagd. De regering zal echter weer zelf beslissen en het Parlement haar beslissing meedelen. Ik vind dit niet ernstig, of vergis ik mij ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Poncelet.

De heer Poncelet, vice-eerste minister en minister van Landsverdediging, belast met Energie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik wil er enkel op wijzen dat wij vandaag 26 november zijn en dat het einde van het jaar pas op 31 december valt.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.