1-1154/1

1-1154/1

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

17 NOVEMBER 1998


Wetsvoorstel ter bevordering van de evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen bij verkiezingen

(Ingediend door mevrouw Delcourt-Pêtre)


TOELICHTING


Ter gelegenheid van de 50e verjaardag van het stemrecht voor vrouwen is er nogmaals aan herinnerd : door de talloze obstakels die overwonnen moesten worden, hebben vrouwen uiteindelijk 27 jaar langer moeten wachten dan mannen om dit recht te kunnen uitoefenen.

Vandaag de dag zijn vrouwen steeds meer aanwezig in alle sectoren van het beroepsleven en van de maatschappij, al blijven er nog ongelijkheden.

De politiek hinkt echter duidelijk achterop : op alle beleidsniveaus zijn vrouwen nog altijd ondervertegenwoordigd.

Op dit ogenblik zijn er

­ 2 vrouwen op een totaal van 15 ministers (11,7 %);

­ 21 vrouwen op een totaal van 150 volksvertegenwoordigers (14 %);

­ 19 vrouwen op een totaal van 73 senatoren (26 %).

Op gemeentelijk niveau bekleden vrouwen 13,1 % van de ambten in het schepencollege, waaronder 5,4 % het ambt van burgemeester.

Om de deelname van vrouwen aan de politiek te stimuleren zijn reeds meerdere wetsvoorstellen ingediend.

De wet van 24 mei 1994 bepaalt onder meer dat op de voorgestelde lijsten niet meer dan 2/3 van de kandidaten van hetzelfde geslacht mag zijn, of het nu gaat om kandidaat-titularissen dan wel kandidaat-opvolgers, en dit vanaf 1 januari 1999.

Voor een beter en doeltreffender politiek engagement van vrouwen is er echter meer nodig dan een aantal parlementaire initiatieven ter bevordering van een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen op de lijsten.

Men moet eerst en vooral zichzelf en anderen ervan overtuigen dat onze instellingen maar democratisch kunnen functioneren wanneer er in de politiek sprake zal zijn van evenredige vertegenwoordiging.

Vrouwen en mannen vormen samen de mensheid en deze dualiteit doorkruist alle lagen van de bevolking; leeftijd, status, culturele of maatschappelijke achtergrond spelen hierbij geen enkele rol. Het bestaan van twee geslachten is nu eenmaal een wezenskenmerk van de mensheid en dit maakt de eis voor evenredige vertegenwoordiging in de politiek volstrekt legitiem.

Hier dient nog een lange weg afgelegd : er is nood aan permanente vorming, allerlei representatieve verenigingen moeten worden gemobiliseerd, en vrouwen moeten vooral voor zichzelf opkomen.

Toch kan men in een overgangsfase de regelgeving inzake het opstellen van de kandidatenlijsten voor verkiezingen dwingender maken. Zo kunnen vrouwen de plaats bekleden die hen toekomt en op alle beleidsniveaus mandaten uitoefenen.

Dit wetsvoorstel wil het principe invoeren dat de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger niet van hetzelfde geslacht mogen zijn.

Zowel voor kleine als voor grote partijen valt het gewicht van deze plaatsen op de kandidatenlijsten voor verkiezingen nauwelijks te onderschatten; hier kan daadwerkelijk invloed worden uitgeoefend op de politieke vertegenwoordiging. Door de hier voorgestelde regel op alle beleidsniveaus in te voeren hopen we bij te dragen tot een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek en een nieuwe stap te zetten in de richting van een paritaire democratie.

Andrée DELCOURT-PÊTRE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 23, § 3, van de op 4 augustus 1932 gecoördineerde gemeentekieswet, gewijzigd bij de wet van 10 april 1995, wordt het tweede lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Art. 3

In artikel 11, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, gewijzigd bij de wet van 24 mei 1994, wordt het derde laatste lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Art. 4

In artikel 21bis van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees parlement, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Art. 5

In artikel 117bis van het Kieswetboek van 12 augustus 1982, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Art. 6

In artikel 14bis van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Art. 7

In artikel 11bis van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt verkozen, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Art. 8

In artikel 22bis van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

« Op elke lijst moeten de eerste twee kandidaat-titularissen of de eerste kandidaat-titularis en de eerste kandidaat-opvolger van een verschillend geslacht zijn. Voor de andere plaatsen op elke lijst mag het aantal kandidaat-titularissen van hetzelfde geslacht niet meer bedragen dan 2/3 van het totaal aantal nog te begeven zetels. Dezelfde regel geldt voor de kandidaat-opvolgers. »

Andrée DELCOURT-PÊTRE.