1-1125/2 | 1-1125/2 |
24 NOVEMBER 1998
Dit wetsontwerp moet het mogelijk maken bij de verkiezingen van 1999 en 2000 bij wijze van proef het nieuwe stemopnemingssysteem met optische lezing te gebruiken.
De vraag hoe betrouwbaar het elektronisch stemmen is, werd vroeger reeds gesteld. Het gevaar dat met informaticaprogramma's wordt geknoeid zonder dat er sporen van overblijven, heeft het Parlement ertoe gebracht om een alternatief te vragen, dat bestaat in het samengaan van de klassieke stemmingswijze met de elektronische stemopneming. Zo kan men voorkomen dat men de materiële documenten waarop de stemmen zijn uitgebracht, laat verdwijnen.
Het gaat hier nog niet om een definitieve oplossing.
De experimenten met het elektronisch stemmen gaan terug tot meer dan vijf jaar geleden. Verkiezing na verkiezing verliepen de verrichtingen gemakkelijker.
Dit uitte zich door de mogelijkheid om langer te laten stemmen, door het invoeren van aanbevolen uren voor het elektronisch stemmen, dat zelfs werd gestimuleerd door de subsidiëring door bepaalde provincies van zulke toepassingen.
Door het verminderen van de duurtijd voor het tellen werd bijkomende tijd vrijgemaakt voor de stemverrichtingen.
Wat nu gebeurt, is van een andere aard : de zekerheid van de kiesverrichtingen wordt bewaard, vermits het klassiek systeem wordt gebruikt voor het uitbrengen van de stem, maar een nieuwe techniek wordt toegepast voor de telling, met dezelfde gunstige weerslag qua snelheid van de uitslagen.
De ontworpen wet laat slechts een experiment toe en legt het gebruik van deze nieuwe techniek niet op.
De invoering zal afhangen van de praktische mogelijkheden op technisch gebied. Dat dit niet van een leien dakje zal lopen, blijkt uit de eerste offertes die slechts een zekerheid garanderen van 85 %.
Een bijkomende moeilijkheid is dat het systeem onvermijdelijk distorsies zal geven tussen de manuele en de optische telling, waardoor zijn geloofwaardigheid nog meer in het gedrang zou kunnen komen.
De regering is dus sceptisch, maar wil het initiatief een kans geven.
Het argument dat men soms hoort dat het optisch tellen in het buitenland opgang maakt, is niet erg sluitend, want uit de studies blijkt dat zulke technieken eerder uitzonderlijk zijn. Andere landen evolueren meer en meer in de richting van het elektronisch stemmen.
Dit is begrijpelijk wanneer men het prijskaartje ziet. Hoe hoger de geëiste zekerheidsgraad, hoe hoger de prijs.
Een lid verklaart verheugd te zijn over het feit dat de invoering van het elektronisch stemmen de taak van de stemopnemers aanzienlijk heeft verlicht. Of men nu een beroep doet op dat systeem dan wel op optische lezing, het belangrijkste blijft volgens hem dat alles volstrekt in het geheim verloopt.
De eerste minister verklaart het daarmee eens te zijn en bevestigt opnieuw dat het om een essentiële vereiste gaat : de stemming moet geheim blijven. Om dat te garanderen heeft men overigens de stemming per briefwisseling verworpen in het kader van het wetsontwerp op het stemmen van Belgen in het buitenland.
In het thans voorgestelde systeem blijft het stemmen uiteraard geheim omdat men elektronisch per kanton de stemmen opneemt, terwijl dat bij manuele verrichtingen gebeurt per groep van drie stembureaus.
Een senator vraagt waarom de regering een systeem wil invoeren waarvan de eerste minister zelf beweert dat het niet volstrekt waterdicht is.
De eerste minister antwoordt dat de regering niet anders doet dan de wens van het Parlement inwilligen.
Dezelfde senator vraagt waarom men niet is ingegaan op het voorstel van Écolo om een aantal stembureaus zo uit te rusten dat er een printer geïnstalleerd kan worden en deze apparaten op volstrekt willekeurig gekozen plaatsen op te stellen.
De burgers zouden daardoor een outprint kunnen krijgen van hun zo-even uitgebrachte stem zodat ze zelf de betrouwbaarheid van het systeem kunnen nagaan.
Voor elke verkiezing zou men dan bovendien een andere plaats kiezen om het systeem uit te proberen teneinde de twijfelaars over de streep te trekken.
De eerste minister wijst de spreker erop dat de Kamer het amendement van de heer Reynders op artikel 8 heeft goedgekeurd zodat controle in elk stadium van de stemverrichtingen mogelijk blijft.
Zo houdt men in feite ten dele rekening met de bezorgdheid van spreker. Indien men daarentegen het plan van Écolo wil uitvoeren, zou men een beroep moeten doen op zowel ingewikkelde als dure hulpmiddelen. Een algeheel nazicht kost 200 miljoen frank.
Al bij al wil de eerste minister uiteindelijk liever redelijkerwijze zijn vertrouwen stellen in de nieuwe technische hulpmiddelen veeleer dan een dergelijk bedrag te moeten uitgeven om zich geen zorgen te hoeven maken.
Dezelfde senator verklaart dat hij geen graten vindt in het amendement van de heer Reynders, doch dringt er bovendien op aan dat de praktische uitvoering van zijn voorstel niet veel ingewikkelder is dan het gebruiken van optische lezing.
Daar komt nog bij dat het om niet meer dan ongeveer 1 % van de automatisch uitgebrachte stemmen gaat omdat men met steekproeven werkt. Dat komt neer op ongeveer 32 000 stemmen. Spreker verklaart er niet van overtuigd te zijn dat een dergelijk experiment 200 miljoen frank kan kosten.
De waarborg van de doelmatigheid van de controle ligt in het verrassingseffect : eerst de avond vóór de verkiezingen zou men immers vernemen waar de printers worden opgesteld.
De eerste minister verklaart er nog steeds van overtuigd te zijn dat een perfecte uitvoering van het voorgestelde systeem voldoende waarborgen te bieden heeft. Indien het tegengestelde blijkt, kan men zich daarover nog altijd beraden.
De eerste minister herinnert zich de tegenargumenten van dezelfde aard die hij tegengeworpen kreeg toen hij als minister van Sociale Zaken de elektronische behandeling invoerde van de sociale-verzekeringsgegevens. Dit werd ten onrechte beschouwd als een gevaar voor de bescherming van de privacy.
Integendeel is gebleken dat de manuele behandeling van bijvoorbeeld doktersattesten veel minder de privacy beschermt, vermits gelijk welke ingewijde bediende van een mutualiteit uit de codes kan opmaken welk ziektebeeld de cliënt vertoont die zich aan zijn loket komt aanbieden.
Zijn vertrouwen in de informatica is verder nooit geschonden, en hij ziet dan ook niet in waarom dit, wat dit experiment betreft, aan het wankelen zou moeten worden gebracht, nu het om soortgelijke toepassingen gaat.
Een lid vraagt of het wel degelijk zo is dat het elektronisch stemmen het uitbrengen van ongeldige stemmen onmogelijk maakt.
De eerste minister verklaart dat het gebruik van het systeem op zich zulks uitsluit. Er is echter nog steeds sprake van ongeldigheid indien de stemkaart gemerkt wordt.
Hetzelfde lid vraagt of deze principes ook gelden bij het optisch lezen van de stembrieven.
Hij verwijst naar de praktijk die erin bestaat de stemmen geldig te verklaren van kiezers die uit manifeste onachtzaamheid buiten het bolletje zijn gegaan met hun potlood.
De eerste minister antwoordt dat, net als bij manuele behandeling, de twijfelachtige biljetten worden geselecteerd. Al deze twijfelgevallen kunnen dus perfect door het opnemingsbureau worden nagezien. Het hoofdbureau blijft hierover beslissen.
Er worden geen opmerkingen geformuleerd. De artikelen 1 tot 22 worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Het geheel van het ontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.
De rapporteur,
Jean-François ISTASSE. |
De voorzitter,
Joëlle MILQUET. |