Vragen en Antwoorden


Bulletin 1-52

Belgische Senaat

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Justitie

Vraag nr. 333 van de heer Anciaux d.d. 11 juli 1997 (N.) :
Mensenhandel. ­ Optreden van het Brussels parket.

In het evaluatierapport over de evolutie en de resultaten van de bestrijding van de internationale mensenhandel van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding van maart 1997 tref ik onder hoofdstuk 5 een overzicht aan van de activiteiten en evaluaties van diverse NGO's, waaronder Pag-Asa in Brussel. Op bladzijde 97 tref ik in verband met de samenwerking van deze organisatie met de parketten het volgende aan : « Zo blijft de vaststelling geldig, die ook reeds op het einde van het eerste werkjaar 1995 werd gemaakt : het aantal aanmeldingen via het Brussels parket blijft opvallend laag. »

Verder wordt in verband met de samenwerking met de politiediensten aangestipt dat het al te vaak er nog op lijkt « dat rijkswacht en politie onvoldoende vertrouwd zijn met de mogelijkheden, die in de omzendbrief van 7 juli 1994 worden geboden ». Het besluit op bladzijde 99 is dan ook weinig hoopgevend : « Nog te veel slachtoffers, (...), worden niet echt recht gedaan. En allicht nog meer geraken niet uit het circuit van misbruik en uitbuiting, omdat hun situatie niet juist wordt ingeschat. » In De Morgen van 26 juni 1997 voegt Johnny De Mot van Pag-Asa hier nog aan toe dat het voornamelijk het Brusselse parket en de Brusselse politiediensten zijn die zich opvallend traag inwerken in de materie van de mensenhandel. In dit artikel wordt gesuggereerd dat zij bitter weinig ondernemen om de duidelijk aanwezige netwerken op te rollen. Ik herinner de minister aan de perconferentie van Albert Mahieu die recentelijk beweerde dat prostitutienetwerken vanuit het Brusselse justitiepaleis bescherming zouden krijgen. Johnny De Mot stelt echter dat een efficiënt optreden mogelijk zou zijn daar de wetgeving voorhanden is om dergelijke misbruiken te beteugelen : « Het is gewoon een kwestie om die toe te passen. De arbeidswetgeving biedt bijvoorbeeld veel mogelijkheden. Ook de speciale wet op de mensenhandel is concreet genoeg om de netwerken aan te pakken. Maar als de parketten niet mee willen, dan blijven we ter plaatse trappelen. » Het Gentse parket wijkt echter in gunstige zin af aldus nog de heer De Mot.

Van de geachte minister had ik graag op de volgende vragen een antwoord verkregen :

1. Is hij op de hoogte van het gegeven dat het Brusselse parket zich blijkbaar niet sterk inwerkt in dossiers die betrekking hebben op mensenhandel ?

2. Waarom wordt door personen en organisaties die dagelijks met deze problematiek worden geconfronteerd het verschil zo sterk aangevoeld tussen de werking van het Brusselse en bijvoorbeeld het Gentse parket ?

3. Wat is zijn reactie op de beschuldigingen van Albert Mahieu als zouden prostitutienetwerken bescherming krijgen vanwege het Brusselse parket ? Overweegt hij maatregelen opdat deze beschuldiging op zijn juistheid wordt gecontroleerd ?

4. Welke maatregelen zal hij ondernemen opdat de werking van het Brusselse parket inzake mensenhandel wordt verbeterd ?

5. Deelt hij de visie als zou de bestaande wetgeving om mensenhandel te bestrijden onvoldoende worden toegepast door een aantal parketten ? Wat zal hij hieraan doen ?