(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het koninklijk besluit van 24 december 1996 voorziet in een nieuw financieringssysteem voor de rusthuizen.
Het systeem is gebaseerd op de premisse dat de instellingen bij hun uitgaven voor het vierde trimester van 1996 en het eerste en tweede trimester van 1997, het voorlopig budget dat werd vastgesteld voor die periode in acht nemen.
Artikel 4, 4º, van hetzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de uitgaven worden berekend op basis van het gemiddelde aantal bewoners tijdens het vierde trimester van 1996 en het eerste trimester van 1997. Dat wil dus zeggen dat voor het tweede trimester van 1997 met een theoretisch bewonersaantal wordt gerekend. Dezelfde techniek wordt gebruikt voor de berekening van het definitieve budget, waarin ook het derde trimester van 1997 is opgenomen, waarvoor het bewonersaantal gelijk wordt gesteld met dan van het vierde trimester van 1996 en het eerste trimester van 1997.
Het stelsel van de facturering van de forfaitaire tegemoetkomingen, dat werd vastgesteld bij ministerieel besluit van 5 april 1995, is echter niet gewijzigd. Wat gebeurt er wanneer een instelling een reële berekening indient voor het tweede en/of het derde trimester van 1997, die de theoretische berekening op basis van het koninklijk besluit van 24 december 1996 overschrijdt ?