(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De wet van 13 april 1995 voegde onder andere de procedure van het verplichte uitkoopbod in in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (artikel 190quinquies).
Hierin wordt bepaald : « Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die, alleen of gezamenlijk, vijfennegentig procent van de stemrechtverlenende effecten van een naamloze vennootschap bezit, kan het geheel van de effecten van deze venootschap verkrijgen ». In deze bepaling wordt verder een uitzondering gemaakt voor gevallen waarbij het in het eerste lid bedoelde uitkoopbod betrekking heeft op effecten van een naamloze vennootschap die geen publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan. « In dat geval stelt de Koning de procedureregels vast. »
Artikel 190quinquies is op 1 juli 1996 in werking getreden, maar het uitvoeringsbesluit waarvan sprake in het derde lid van dit artikel is nog steeds niet goedgekeurd, zodat de uitkoopprocedure een dode letter blijft.
Bijna een jaar geleden heeft senator Hatry de geachte minister reeds op deze situatie gewezen en om een oplossing verzocht. In zijn antwoord van 10 juli 1996 beweerde de geachte minister dat de koninklijke uitvoeringsbesluiten bij het artikel 190quinquies zeer spoedig aan de Commissie voor het Bank-en Financiewezen zouden worden voorgelegd.
Kan de geachte minister meedelen hoe het staat met de goedkeuring van het koninklijk besluit bij artikel 190quinquies en welke maatregelen hij zal nemen om een zorgwekkende lacune in de wetgeving weg te werken ?