(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Op 5 februari 1996 stelde ik u onder nr. 27 (bulletin van Vragen en Antwoorden , Senaat, van 12 maart 1996, nr. 1-12, blz. 541) de volgende vraag betreffende het in rand vermelde onderwerp :
« Volgens het koninklijk besluit van 27 februari 1990 dient in elke overheidsdienst een gelijke-kansenplan te worden opgemaakt. Dit plan vermeldt de verschillende positieve acties die gevoerd worden om de feitelijke ongelijkheden die de kansen van de vrouwen nadelig beïnvloeden, op te heffen.
Ik zou aan de geachte minister verschillende vragen willen stellen :
1. Wat zijn de precieze voorwaarden om de nodige subsidies te krijgen om positieve acties te voeren in het kader van het gelijke-kansenbeleid ?
2. Wat wordt concreet verstaan onder « positieve actie » ? Het koninklijk besluit van 27 februari 1990 verwijst naar de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering voor de opsomming van de beoogde domeinen, namelijk de toegang tot het arbeidsproces, de gelegenheid tot promotiekansen of beroepskeuzevoorlichting, de beroepsopleiding, de voortgezette beroepsopleiding en de bij- en omscholing, de toegang tot een zelfstandig beroep evenals de arbeidsvoorwaarden, maar er wordt nergens een omschrijving gegeven van een « positieve actie ».
3. Waarom moet een « gelijke-kansencel » die een project opstart, haar acties realiseren via een vereniging zonder winstoogmerk indien ze subsidies wil krijgen ?
4. Welk bedrag wordt op de begroting uitgetrokken voor de « gelijke-kansencellen » en hoe wordt het verdeeld ? »
Tot op heden mocht ik dienaangaande nog geen antwoord ontvangen. Derhalve ben ik zo vrij deze vraag opnieuw aan u voor te leggen. Mag ik aandringen op een spoedige mededeling van uw standpunt ?